ben. Daarna werd de tocht weer voortgezet. En tegen het einde van de dag hebben we dezelfde gebouwen en plaatsen gezien vanuit de grachten. De tourgids deed haar best. Je merkte dat aan de hoofden der inzittenden van de boot. Nu eens naar links en dan weer naar rechts gekeerd, tegelijk en op commando van onze gids. Voor een Amsterdammer als Pak Rob was dit natuurlijk niets. Hij bleef kijken naar een bepaald punt dat hem interesseerde. Misschien keek hij niet eens en dacht aan wat anders. Maar als je dan naast hem zat en zoveel mogelijk de opmerkingen van de gids trachtte te volgen in zo'n guided tour, moest je telkens pal in zijn gezicht kijken als je in de ‘goede’ richting keek.
Na de tour was het tijd de auto te halen en thuis met de familie kennis te maken. En 's avonds werd ik weer getrakteerd. Samen met de hele familie gegeten bij de Spanjaard.
Later op de terugreis in de trein de belevenissen van de dag verwerkend, dacht ik opeens aan wat het al niet gekost moest hebben. Het lekkere eten, en vooral de waardevolle tijd zo royaal aan mij besteed, en dan nog als toerist je eigen stad te moeten bekijken. Ik voelde me schuldig omdat ik echt genoten had. Ik probeerde mijn geweten te sussen met de gedachte dat hij het zelf misschien ook wel leuk had gevonden.
‘Het is natuurlijk niet fair alleen Amsterdam te kennen’, zei hij bij de volgende ontmoeting in Leiden. Daarom moesten we later ook Rotterdam doen. Alweer een onvergetelijke dag. Deze keer geen oude stad. De gebouwen waren nieuw, zeer modern zelfs. Maar de oude plekjes waren er nog. Zoals de plaats vanwaar schepen vroeger vertrokken naar de Oost, vol met ambtenaren, ondernemingspersoneel, onderwijzers, en niet te vergeten de zendelingen. Een van hen kwam uit Schiedam en moet wel (bijna een eeuw geleden) vanuit Rotterdam vertrokken zijn. Hij werd een heel goede vriend van mijn grootvader, die een van zijn zoons naar hem noemde en zijn enige dochter (mijn moeder) naar zijn vrouw en van wie ik dus indirect mijn naam heb gekregen. Rare gedachten bij zo'n wandeling door een moderne stad.
Maar het bleef niet alleen bij Amsterdam en Rotterdam, er volgden nog meer tochten met Pak Rob: om het IJsselmeer, en enkele keren door Friesland vanuit zijn boerderijtje Pondok Baru. Ik wil hiermee twee dingen zeggen. Ten eerste, dat hij nooit de afspraken heeft vergeten. En ten tweede, misschien wel het belangrijkst: wordt hij door vele Nederlanders vaak geassocieerd met Indonesië en de Indische bellettrie, voor óns (want vóór en ná mij hebben vele landgenoten hetzelfde ondervonden) betekent hij juist Nederland. Herinneringen aan Pak Rob zijn nauw verbonden aan de polders en de plassen, aan kennismakingen zowel met de oude Schreierstoren en de Oudemanhuispoort in Amsterdam als met de schilderijen van Jeroen Bosch en Kees van Dongen in Boymans van Beuningen in Rotterdam. Een wandeling over een oud kerkhof met nog oudere bomen in Monnickendam, en een bezoek aan het ouderwetse planeta-