5 Stations en haltes
De trajectkaart vertoont verschillende namen van stopplaatsen langs de lijn. De meeste hadden een klein haltegebouwtje, vaak niet meer dan een dakje. Iedere dertig km moest er water worden ingenomen door de stoomlocomotieven en iedere tachtig kilometer stookhout. Er werd gebruik gemaakt van regenwater of van water uit een kreek of een rivier. Op sommige stopplaatsen was een watertank aanwezig. Het water werd dan met de hand overgepompt.
Laden van stookhout voor de stoomlocomotief (een Borsig), in Kwakoegron (1973)