Het paleis van Hendrik III, graaf van Nassau te Breda
(1999)–G.W.C. van Wezel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 320]
| |
Bordestrappenhuis, Dorisch bordes (foto RDMZ, G.Th. Delemarre, 1961).
| |
[pagina 321]
| |
BordestrappenhuisIn de eerste fase van de bouw van het paleis, in 1536-circa 1540, werden twee trappenhuizen gebouwd. Het eerste was de staatsietrap tegen de centrale vleugel, geplaatst tegenover de hoofdingang en symmetrisch in de lengteas van het paleis. Het tweede was het Italiaans-klassieke, T-vormige bordestrappenhuis in de noordoosthoek van het paleis (afb. 447A-D, 448). Bij de voltooiing in 1686-1695 werd aan de zuidzijde - in de noordoosthoek - wel de architecturale omlijsting van het trappenhuis gekopieerd maar geen trappenhuis gebouwd (afb. 449). Dit kan er op wijzen dat men toen wist - en misschien zelfs nog op grond van het oorspronkelijk ontwerp - dat het vanaf het begin af aan de bedoeling was om ook in de zuidoosthoek van het paleis eenzelfde bordestrappenhuis te maken. Doordat de appartementen in de zeventiende eeuw van functie veranderden, zal men het bouwen van een bordestrappenhuis op die plaats niet meer nodig hebben geacht. Of het de bedoeling was om ook aan de andere zijde van de centrale vleugel één of meer trappenhuizen te bouwen, is niet bekend. Het bordestrappenhuis in Breda is in zijn soort het vroegste in de Nederlanden. Twee jaar later, in 1538-1539, werd in opdracht van Maria van Hongarije in het Coudenbergpaleis te Brussel eenzelfde T-vormig trappenhuis gebouwd. Beide zullen ongeveer in dezelfde tijd zijn ontworpen, waarbij het trappenhuis in Breda monumentaler van opzet was en waarschijnlijk rijker was vormgegeven. In de periode 1538-1540 werd dit type trappenhuis ook in Breda nagevolgd, namelijk bij de bouw van de tweede vleugel van het huis Ocrum in de Sint Janstraat; de detaillering is echter minder klassiek dan bij het trappenhuis van het paleis (afb. 450).Ga naar eind1 | |
Plaats en hoofdvormHet midden van het trappenhuis ligt op de grens van de noord- en oostvleugel en is twee traveeën breed (afb. 451). De galerijen lopen voor het trappenhuis langs. De trap naar de hoofdverdieping ligt in het verlengde van de oostelijke galerij, welke galerij men, na door de poort te zijn gekomen, het eerste bereikt. Het geheel doet sterk denken aan een ontwerp voor het trappenhuis in het al meerdere malen genoemde Palazzo della Cancelleria (1487-1511) in Rome. Voor dit Romeinse paleis, waarvan de binnenhof net als in Breda door galerijen was omgeven, was een vergelijkbaar trappenhuis ontworpen op eenzelfde plaats (afb. 452A-452B). (Uiteindelijk werd de entree echter anders uitgevoerd).Ga naar eind2 Het bordestrappenhuis in Breda bestaat uit zes rechte steektrappen. Hiermee kon men alle niveaus van het paleis bereiken; de onderverdieping, de hoofdverdieping,
447 Bordestrappenhuis, details van de plattegronden van Schonck (zie afb. 314, 348, 395 en 433), 1768: A onderverdieping. B Begane grond. C Hoofdverdieping. D Zoldeverdieping.
| |
[pagina 322]
| |
448 Toegang tot het bordestrappenhuis (foto, RDMZ, G. Dukker, 1997).
449 De plaats van het in de zuidoosthoek van het paleis bedoelde trappenhuis aangegeven door middel van schijnarchitectuur (foto, RDMZ, G. Dukker, 1997).
450 Trappenhuis in het huis Ocrum in Breda, Sint Janstraat (foto RDMZ, 1994).
de zolderverdieping en de vliering. Deze situatie bestaat nog steeds, alleen is de toegang naar de onderverdieping dichtgemetseld, is de zolderverdieping verbouwd tot een volledige, tweede verdieping en bestaat de vliering (met uitzondering van de trap) niet meer. Waar de trap eindigde, lag de vliering op eenzelfde tussenniveau als de bordessen daaronder, waarvan er dus twee aanwezig zijn (afb. 453). Zowel de huidige natuurstenen bekleding van de trappen als de vloeren van de bordessen zijn niet meer origineel. Elk van de vier rechte steektrappen van de begane grond naar de zolderverdieping heeft vijftien optreden en dat zal, gelet op de architectonische detaillering van het trappenhuis, ook het oorspronkelijke aantal zijn geweest. In 1890 was een optrede 16 centimeter. De trappen zijn overwelfd met klimmende, segmentboogvormige tongewelven, rustend op een eenvoudig lijstprofiel. Een uitzondering hierop vormt de trap naar de onderverdieping, waarvan het klimmend tongewelf zich een aantal keren versnijdt. De twee bordessen zijn overwelfd met ribloze kruisgewelven (afb. 454), die onderling door gordelbogen worden gescheiden. Ook op de scheiding van de kruisgewelven met de klimmende tongewelven bevinden zich gordelbogen. Op de begane grond zijn de gordelbogen halfrond, maar daar waar onvoldoende hoogte aanwezig was - op het Ionisch bordes en op de zolderverdieping - werden ze ellipsboogvormig uitgevoerd. De geboorte van de klimmende tongewelven ligt hoger dan die van de gordelbogen, aangezien ze segmentboogvormig zijn. Hierdoor kon de aansluiting niet concentrisch zijn en ligt de lijst ter plaatse van de geboorte van het gewelf veel hoger dan de geboorte van de gordelbogen. Op alle niveaus waren vensters. De onderverdieping wordt verlicht door twee smalle lichtopeningen, die dezelfde vorm hebben als de lichtopeningen ter plaatse van de vertrekken (afb. 320, 330). Op de zolderverdieping werd het trappenhuis
451 De oostelijke galerij gezien vanuit de poortdoorgang, met in het verlengde de toegang tot het bordestrappenhuis (foto Nijgh & van Ditmar, Rotterdam).
| |
[pagina 323]
| |
452 Rome, Palazzo della Cancelleria: A Plattegrond bordestrappenhuis. B Toegang tot het bordestrappenhuis.
453 Doorsnede bordestrappenhuis: opmetingsschets door Tetar van Elven, 1890. RDMZ.
454 Bordestrappenhuis: overwelving Ionisch bordes (foto RDMZ, 1998).
verlicht door een dakvenster dat dezelfde vorm zal hebben gehad als de andere dakvensters. Ter hoogte van de bordessen daarentegen waren tweelichtsvensters (afb. 455 en 579B) aangebracht die nergens anders bij het paleis voorkomen. | |
Trap op de onderverdiepingOp de onderverdieping is de oostelijke galerij tot aan de noordgevel doorgetrokken waar ze een haakse bocht maakt. Het gedeelte langs de noordgevel is in feite even groot als de bordessen van het trappenhuis halverwege de verdiepingen daarboven. Het tongewelf van het gedeelte langs de noordgevel loopt daarmee parallel en de tongewelven in het verlengde van de trap en de galerij sluiten onder verstek haaks aan op het tongewelf langs de noordgevel (zoals in het vorige hoofdstuk al is vermeld). Het gewelf boven de trap is een klimmend tongewelf, dat een aantal malen versnijdt (afb. 456). De trap is van baksteen en de optreden zijn afgedekt | |
[pagina 324]
| |
455 Langsdoorsnede noordvleugel gezien vanuit het zuiden (tekening DGWT, 1948).
456 Bordestrappenhuis, onderverdieping: klimmend tongewelf (foto RDMZ, 1994/95).
457 Bordestrappenhuis, onderverdieping: de trap (foto RDMZ, 1994/95).
458 Bordestrappenhuis, begane grond: overwelving van de ruimte onder de trap (foto RDMZ, 1994/95).
met een rollaag van strekken. Nu zijn dertien aantreden van 20 centimeter in het zicht; de optrede bedraagt 26 centimeter. De trap zal echter nog twee treden hoger zijn geweest, aangezien het oorspronkelijke vloerniveau circa 40 centimeter lager lag. In de vorige eeuw werd de trap versmald tot de helft van de oorspronkelijk breedte door op de westelijke helft daarvan een éénsteens muur te metselen (afb. 457). Een plattegrond uit 1883 en de opmetingsschets uit 1890 (echter niet aangegeven op de tekening van de begane grond uit dat jaar) laten zien dat deze muur in de tussengelegen periode is aangebracht. De muur werd gemetseld om de ruimte onder het trappenhuis, op het niveau van de begane grond toegankelijk te maken vanaf de galerij. Op de onderverdieping werd de scheidingsmuur doorgetrokken tot aan de noordgevel; een deel van de westelijke lichtopening verloor daardoor zijn functie en werd daarom dichtgemetseld. Het onderaan niet meer te gebruiken deel van de trap werd dichtgemetseld en de ruimte op het niveau van de onderverdieping - in het verlengde van de scheidingsmuur - werd van een deur voorzien. Ook de open verbinding in de galerijwand op de begane grond werd toen dichtgemetseld en voorzien van twee deuren, de oostelijke voor de trap naar beneden en de andere naar de ruimte onder het trappenhuis op de begane grond. Waarschijnlijk werd ook op dat moment ter hoogte van de Dorische kapitelen een verlaagd plafond gemetseld, waardoor een deel van het klimmend tongewelf nu aan het oog is onttrokken. In 1968 werd aan de galerijzijde voor deze muur een klamplaag aangebracht en kwam de trap naar de onderverdieping te vervallen; in 1994 werd de trap ook aan de onderzijde dichtgemetseld. | |
‘Kelder onder de steene trap’In de inventaris van 1597/1603 wordt de overwelfde ruimte onder de trap naar de verdieping aangeduid als ‘'t kelderken’. Ook Schonck gaf de ruimte weer en vermeldde erbij: ‘kelder onder de steene trap’. De ruimte fungeerde waarschijnlijk als opslagruimte en vormde tevens een verbinding tussen de twee appartementen op de begane grond, maar zorgde er vooral voor dat het privaat bereikbaar was vanuit het appartement in de oostvleugel. | |
[pagina 325]
| |
459 Bordestrappenhuis, omlijsting van de toegang (foto's RDMZ, G. Dukker, 1997): A Middenpijler. B Schijnpijler aan de zuidzijde.
De ruimte is parallel aan de noordgevel overwelfd door een tongewelf, dat tot aan het eerste bordes van het trappenhuis reikt (afb. 458). De ruimte loopt verder nog als nis door tot onder de trap. De trap wordt gedragen door een steens, klimmend (mogelijk ook versnijdend) tongewelf, waarvan de onderzijde in de nis zichtbaar is; ter hoogte van de zuidelijke muur van de ruimte bevindt zich een halfsteens versnijding. Na deze versnijding sluit de overwelving aan op het gewelf van de ruimte (onder verstek en langs de oostmuur kwartrond doorgezet). Ook aan de westzijde sluit de muur kwartrond aan op het gewelf (alleen aan de zuidzijde voorzien van een verstek). Ter plaatse van de toegangen zijn in het gewelf delen uitgespaard, die hoger, segmentboogvormig zijn overwelfd. De ruimte wordt verlicht door een in het gewelf uitgespaard, segmentboogvormig venster dat op dezelfde wijze in het gewelf is uitgespaard als de vensters op het niveau daaronder. Het venster kan echter ook secundair zijn. De zware, houten onderdorpel bevindt zich ter hoogte van de geboorte van het gewelf (raam en diefijzers zijn nieuw). Aan het eind van de negentiende eeuw werd de ruimte vanuit de galerij toegankelijk gemaakt. In de zuidwesthoek, ter plaatse van de westelijke helft van de trap naar de onderverdieping, werd hiervoor een doorgang gehakt door het klimmend tongewelf boven genoemde trap. De doorgang is in delen, segmentboogvormig overwelfd met secundair gebruikte baksteen; in de zuidwesthoek is een segmentboogvormige nis aangebracht. | |
De Dorische ordeHalverwege de begane grondverdieping is het bordes volgens de Dorische orde gedetailleerd; het bordes daarboven volgens de Ionische orde. Ook alle gordelbogen tot aan de eerstvolgende gordelboog boven het vloerniveau van de daaropvolgende verdieping - de gordelboog die tevens de toegang tot het trappenhuis overspant - zijn geprofileerd en volgen de ordonnantie die voor het paleis is gekozen. De toegangen tot het trappenhuis worden gemarkeerd door pilasters, hoekpijlers en driekwartpijlers, en zijn overspannen door genoemde gordelbogen; alles is uitgevoerd in ledesteen. In tegenstelling tot de ongeprofileerde gordelbogen op de traveescheiding van de galerijen, zijn de gordelbogen ter plaatse van de toegangen wel geprofileerd, als een Dorisch architraaf, en is de profilering gelijk aan die van de gordelbogen van de arcaden. Het betreft een variant van de Dorische architraaf zoals bij de gevels aan de binnenhof en bijvoorbeeld ook de omlijsting bij de toegangen in de galerijen. In plaats van twee, door een astragaal gescheiden, banden (fasciae boven en geison onder) als bij de Dorische architraaf zijn drie banden aangebracht, waarvan de onderste twee (gescheiden door een astragaal) veel minder hoog zijn dan de bovenste. Waarschijnlijk hadden oorspronkelijk ook de Dorische gordelbogen, net als de Ionische en de Corinthische, aan de onderzijde een door een ojiefprofiel verdiept veld en is de onderste band smaller geworden doordat dit profiel in het vlak is weggehakt (het gehele oppervlak is nu ruw behakt). De gordelbogen van de toegangsomlijstingen en de brede, ongeprofileerde gordelboog in het verlengde van de oostelijke arcade, komen samen uit op een aan drie zijden vrijstaande pijler. Tegen de vierde zijde bevindt zich de scheidingswand van het trappenhuis. De pijler is even breed als de samengestelde hoekpijler van de binnenhof, uitgezonderd de halfzuilen. De hoekpijler die de westzijde van de toegang naar de onderverdieping markeert, is weer even breed als de enkele zuil daartegenover. De oostzijde van de toegang naar de hoofdverdieping wordt geflankeerd door een pilaster. Zowel de pijler, hoekpijler als de pilaster zijn voorzien van terugliggende velden, die verdiept zijn door middel van een ojiefprofiel. De pijler is ranker gemaakt door een uitsparing van een nog volledig vrijstaande, verticale strook in het midden van het verdiepte veld (afb. 459A-459B). De hardstenen basementen en kapitelen van de toegangsomlijsting zijn op dezelfde wijze geprofileerd als die van de arcade. Opmerkelijk is het dat op de hals van de kapitelen geen rozetten zijn aangebracht, terwijl dat op alle andere kapitelen wel het geval is. De pijlers en de pilaster zijn aan de zuidzijde gekornist; op de binnenhoeken daarvan ontspringen de ribben van het kruisgewelf. De toegangsomlijsting herhaalt zich ter hoogte van de bordessen. Hier wordt pas echt duidelijk hoe zuiver Italiaans-klassiek het ontwerp in de detaillering van de orde was (afb. t.o. dit hoofdstuk). Het trappenhuis is relatief ongeschonden | |
[pagina 326]
| |
460 Dorische kapitelen van de omlijsting ter hoogte van het bordes (foto's RDMZ, 1994/95): A Halfkapiteel. B Oostelijk pilasterkapiteel. C Detail met rozetten van B.
461 Dorische basementen van de omlijsting ter hoogte van het bordes: A Van de halfzuil. B Van de pilaster (foto's RDMZ, 1994/95). C Tekening RDMZ, L. Klein, schaal 1:10.
gebleven (men schroomde overigens niet om tijdens de renovatie in 1994-1995 een portaal aan te brengen op het Dorische bordes, in het hart van de halfzuil, wat sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het trappenhuis) (afb. 448). In tegenstelling tot de middenpijler op de begane grond is de pijler op het bordes voorzien van een halfzuil. De pijler is van ledesteen en de halfzuil is van hardsteen, een monoliet. Het Dorisch halfkapiteel en ongeveer tweederde van het kapiteel van de pijler zijn uit één stuk hardsteen gehakt (afb. 460A). Dit geldt ook voor het basement, maar dat is van ledesteen (afb. 461A). In tegenstelling tot de toegangsomlijsting tot het trappenhuis zijn hier de kapitelen weer wel met rozetten op de
462 Gordelboog van de omlijsting van het Ionische bordes (foto auteur, 1994).
hals gedecoreerd (geplaatst tussen rozen in zijaanzicht), en nergens anders in het paleis zijn ze zo fraai bewaard gebleven. Bij de pilasters aan de zijde van de muur zijn twee rozen in zijaanzicht geplaatst tussen drie rozetten (afb. 460B-C).Ga naar eind3 Op het vlak van de ertegenover staande pijler komen slechts twee rozetten voor en twee rozen in zijaanzicht. De motieven staan verder van elkaar af. De plaats van de motieven op de zijkanten van de pijler, aan weerszijden van de halfzuil, zal te maken hebben met de verdeling van deze motieven over het gehele kapiteel, waarbij in eerste instantie een rozet werd geplaatst in het hart van de halfzuil, op de vlakken van de pijler naast de halfzuil en op het eind van de zijvlakken van de pijler. Zowel de middenpijler met halfzuil, als de pilasters aan de muurzijde en de kapitelen en basementen zijn nog origineel. De pilasters en de basementen zijn van ledesteen en de kapitelen van hardsteen (afb. 461B-C). Niet meer aanwezig zijn de hoekconsoles en de console die, zoals bij het Ionische bordes, de gordelboog moet hebben ondersteund tussen de twee kruisgewelven boven het bordes. | |
De Ionische ordeDe gehele Ionische toegangsomlijsting is uitgevoerd in ledesteen. Het verdiepte veld van de Ionische pijler wordt net als die van de Dorische onderbroken door een niet weggehakte, verticale strook. De gordelbogen zijn geprofileerd als een architraaf, zij het anders dan de architraven van de eindgevels van de centrale vleugel en die van de colonnade van de gevels aan de binnenhof. Het architraafprofiel van de gordelbogen met drie fasciae onder het geojiefde cimatium (afb. 411, 462) komt overeen met het profiel van de Ionische architraaf volgens het | |
[pagina 327]
| |
463 Ionische basementen van de omlijsting ter hoogte van het bordes: A Van de pilaster. B Van de halfzuil (foto's RDMZ, 1994/95). C Tekening RDMZ, L. Klein, schaal 1:10.
voorschrift van Vitruvius en is identiek aan het profiel van de omlijsting van de toegangen in de galerijen. De onderkant van de gordelbogen zijn door middel van ojiefprofielen voorzien van verdiepte velden (afb. 462). Net als bij alle Dorische gordelbogen is bij een van de Ionische gordelbogen aan één zijde de profilering om onverklaarbare reden weggehakt (afb. 468B). De basementen zijn op dezelfde wijze en met dezelfde maatverhouding geprofileerd als die van de eindgevel van de centrale vleugel en van de colonnade rond de binnenhof: twee trochili geplaatst tussen twee torussen met in het midden
464 Bordestrappenhuis, hoofdverdieping: toegangsomlijsting (foto RDMZ, G.Th. Delemarre, 1961).
| |
[pagina 328]
| |
465 Toegangsomlijsting, hoofdverdieping: Ionische kapitelen: A Van de middenpijler (foto RDMZ, 1994/95). B Idem, gezien van opzij (foto RDMZ, L. Tangel, 1985). C Van de pilaster (foto RDMZ, 1994/95).
een dubbele astragaal (afb. 463A-463C). Het is het type basement dat vóór Serlio, die het als eerste onderbracht bij de Corinthische orde, meestal werd beschreven als een uitzondering op de Ionische orde. Alle Ionische basementen zijn van ledesteen. Bij de beschrijving van de eindgevels van de centrale vleugel is vermeld dat de Ionische kapitelen daar op een uitzonderlijke manier, namelijk overdwars, in de gevel zijn geplaatst. Aan de voorzijde is de eigenlijke zijkant te zien, die nog het meest lijkt op een horizontaal liggende baluster. Ook waar de Ionische kapitelen wel in het vooraanzicht zijn geplaatst, zoals bij de colonnade langs de binnenhof, is de zijkant op die manier vormgegeven. Dat geldt ook voor de kapitelen van de toegangsomlijsting op de hoofdverdieping (afb. 464). Een verklaring voor deze afwijking is niet te geven. Bij de kapitelen van de eindgevels van de centrale vleugel zou nog kunnen worden gedacht dat men ze op dezelfde manier oostwest, dus overdwars, heeft willen oriënteren als de kapitelen van de langsgevels (waaronder de belangrijke gevel met de staatsietrap). Maar bij de langsgevels van de binnenhof is dit al niet meer het geval, en evenmin bij het trappenhuis ter hoogte van het Ionische bordes. Het zou overigens wel een uitzonderlijke plaatsingswijze van het kapiteel zijn geweest. Pas in het derde kwart van de zestiende eeuw kwam deze sporadisch voor, bijvoorbeeld bij een van de kleine binnenhoven van het Certosa in Florence. Waarschijnlijk heeft de ontwerper slechts variatie willen aanbrengen. Dat hij daar op ingenieuze en speelse wijze in is geslaagd, blijkt uit het resultaat. De Ionische kapitelen van de toegangsomlijsting tot het trappenhuis zijn parallel geplaatst aan die van de noordelijke colonnade van de binnenhof. Door de grote breedte van de middenpijler is het kapiteel zeer langgerekt (afb. 465A-B). Ook bij de hoekpijler zijn twee zijden van het kapiteel zichtbaar. Dit in tegenstelling tot de rechterzijde van de toegangsomlijsting, die slechts bestaat uit een pilaster omdat het geheel zich in de hoek van de galerijen bevindt. Met uitzondering van het oog zijn de voluten geconstrueerd uit vier halve cirkels net als die van de kapitelen van de eindgevels. De laatste slag loopt horizontaal over de echinus. Ook hier zet zich het loof, dat ontspruit in het midden van de
466 Ionische voluten: A Omlijsting van de toegang: rechter voluut van de middenpijler. B Bordes: voluut van de halfzuil, van bovenaf (foto's RDMZ, 1994/95).
| |
[pagina 329]
| |
467 Ionisch bordes, gezien vanuit het noordwesten (foto RDMZ, G.Th. Delemarre, 1961).
468 Bordes, Ionische kapitelen (foto's RDMZ, 1994/95): A Van de oostelijke pilaster. B Van de halfzuil. C Console. D Console van opzij.
voluut, door over het horizontale deel van de op een na laatste slag van de voluut (afb. 466A-B). De halzen van de kapitelen zijn versierd met een oneven aantal omgekeerde-druppelvormige motieven, waarvan er vrijwel altijd één in het hart is geplaatst; bij de toegangsomlijsting zijn dit er zeven (afb. 465C), respectievelijk dertien (afb. 465B) en op het bordes vijf, respectievelijk zeven aan de zijde van de halfzuil (afb. 468B). De pilasterorde van de bogen op het Ionische bordes (afb. 467) is gelijk aan de (oostelijke) pilasterorde van de Ionische toegangsomlijsting daaronder (afb. 464). De kapitelen zijn dus in zijaanzicht in het muurvlak geplaatst. Een verschil met de pilaster daaronder is echter dat de kapitelen hier wel weer in hardsteen zijn uitgevoerd (afb. 468A). De middenpijler en het gehele basement daarvan zijn van ledesteen. De halfzuil is van hardsteen en in tegenstelling tot de Dorische halfzuil is het geen monoliet. Ook het kapiteel is van hardsteen en bestaat evenals het Dorische halfkapiteel uit twee delen, waarvan het voorste het grootst is. (Waarschijnlijk betekent dit dat de hardsteen alleen in zo'n formaat kon worden geleverd.) Het meest uitzonderlijke van alle Ionische kapitelen van het paleis is het samengestelde kapiteel van de pijler op het bordes. Het gedeelte boven de pijler is gelijk aan het kapiteel van de pijler van de toegangsomlijsting daaronder. De halfzuil is weer voorzien van een (half) kapiteel dat haaks daarop is geplaatst: een creatieve oplossing om het kapiteel van een halfzuil tegen een pijler vorm te geven (afb. 468B). De gordelboog die vanaf de halfzuil loopt wordt bij de noordgevel gedragen door een hardstenen console (afb. 468C-D). Net als de consoles van de Dorische galerijen is ook deze uitgevoerd in de vorm van het kapiteel waarmee de console | |
[pagina 330]
| |
469 Ionische bordes: overspanningsboog van het oorspronkelijke venster tijdens de renovatie van 1994-1995 (foto auteur).
correspondeert. De basis van de console is afgewerkt met loofwerk. De console bevindt zich in de noordgevel, ter hoogte van een ledestenen boog die het oorspronkelijke venster overspande (afb. 469). De gewelfribben worden in de hoeken van het bordes ondersteund door hardstenen consoles. Deze worden gevormd door een kwart van een Ionisch kapiteel en zijn aan de onderzijde voorzien van een hol uitgevoerde hals en astragaal (van het kapiteel zelf) met een knopvormige afwerking (afb. 470).
470 Bordes: Ionische hoekconsole (foto RDMZ, 1994/95).
471 Voormalige zolderverdieping: Corinthische omlijsting van de toegang (foto RDMZ, G.Th. Delemarre, 1961).
| |
[pagina 331]
| |
472 Voormalige zolderverdieping: Corinthische omlijsting van de toegang met rechts de trap naar de vliering (foto RDMZ, 1994/95).
473 Voormalige zolderverdieping: Corinthische omlijsting van de toegang (foto RDMZ, 1994/95).
| |
De Corinthische ordeOp de voormalige zolderverdieping, die volgens de Corinthische orde is gedetailleerd, staat alleen de trap naar beneden in open verbinding met de galerij. De trap naar de voormalige vliering was dit van meet af aan niet (afb. 471). De (gordel) boog van de toegangsomlijsting is geprofileerd als een Corinthische architraaf: onder de geojiefde taenia bevinden zich drie fasciae, met op elke versnijding een astragaal. Deze liggende ellipsboog is aan de binnenzijde voorzien van een verdiept veld gevormd door een ojiefprofiel (afb. 472-473). Dit laatste is ook het geval bij de zijden van de hoekpijler (afb. 474). Het op een verhoging
474 Corinthische omlijsting van de toegang: hoekpijler gezien vanuit het westen (foto RDMZ, 1994/95).
475 Corinthische omlijsting van de toegang: A Basement (foto RDMZ, 1994/95). B Tekening van het profiel van A (RDMZ, L. Klein, schaal 1:10).
| |
[pagina 332]
| |
476 Corinthische omlijsting van de toegang: A Westelijk kapiteel, vooraanzicht. B Idem, zijaanzicht. C Oostelijk kapiteel, vooraanzicht (foto auteur, 1994). D Idem, zijaanzicht. E Idem, van opzij (foto's RDMZ, 1994/95).
staande basement is Attisch (een hol tussen twee rondstaven) en is voorzien van een plint (afb. 475A-B). Alle delen van de omlijsting zijn uitgevoerd in ledesteen. De twee kapitelen van de omlijsting van de toegang tot het bordestrappenhuis zijn de enige Corinthische kapitelen van het paleis die zich nog op de oorspronkelijke plaats bevinden. Daarnaast is er slechts één, los Corinthisch kapiteel bewaard gebleven dat afkomstig is van een halfzuil van de Corinthische geleding aan de binnenhof. Het zal bij de beschrijving van deze hof worden besproken. Het acanthusblad van het kapiteel is fraai gestileerd. Bij de smalle voorzijde en de bredere zijkant komen aan de basis van het kapiteel drie, respectievelijk vier laag geplaatste bladeren voor, afgewisseld door twee, respectievelijk drie hoger doorlopende bladeren (afb. 476A-D). Hoger doorlopende bladeren bevinden zich voorts op de hoeken. Alle bladeren krullen op dezelfde hoogte aan de bovenzijde naar voren en de krullen zijn keurig in twee rijen geplaatst. In het hart van de buitenste, laag geplaatste bladeren ontspruiten de bloemen, waaruit weer de met loof afgedekte voluten ontspringen. Op de hoeken van het kapiteel zijn deze voluten met een bandje samengebonden (afb. 476E). De voluten die zich naar het hart van het kapiteel richten zijn kleiner en raken elkaar niet, wat ongebruikelijk is: meestal raken de binnenste voluten elkaar, of komen, net als de buitenste voluten, op dezelfde wijze samen. Ook is het gebruikelijker dat de bloemen al
477 Landshut, Stadtresidenz Landshut, binnenhof: Corinthisch kapiteel.
| |
[pagina 333]
| |
478 Trap naar de voormalige vliering (foto RDMZ, 1994/95).
479 Trap naar de voormalige vliering, gezien van bovenaf (foto RDMZ, 1994/95).
480 Het 19de-eeuwse cachot ter hoogte van de oorspronkelijke vliering en deels op het gewelf van de trap (foto RDMZ, 1994/95).
ontspruiten voordat zij de hoogste bladeren hebben bereikt (afb. 477). Op de voluten rust de ingezwenkte abacus. Bij alle kapitelen is op de abacus een middenmotief afgehakt; mogelijk was het een bloem, al is het afgehakte deel daar misschien wat te groot voor. | |
Trap naar de vlieringDe trap naar de vliering is niet de oorspronkelijke, maar een nieuwe die waarschijnlijk in 1827-1828 werd gebouwd. Schonck gaf aan dat de deur voor de trap tot de vliering naar binnendraaide en de trap begon dus niet, zoals nu het geval is, al direct achter de deur (afb. 478-479). Op het gewelf van de trap naar het Ionische bordes, dat aan de bovenzijde recht is afgemetseld, werd in de negentiende eeuw ook het nog bestaande cachot gebouwd (afb. 480). |
|