Het paleis van Hendrik III, graaf van Nassau te Breda
(1999)–G.W.C. van Wezel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
36 Robert Péril, Deel van de stoet - met Hendrik III te paard (direct achter het baldakijn) - na afloop van de kroningsplechtigheid van Karel V in Bologna op 24 februari 1530, 1530. Houtgravure gemaakt in opdracht van Margaretha van Oostenrijk en gedrukt in Antwerpen. Antwerpen, Museum Plantijn.
| |
[pagina 57]
| |
Hendrik III in dienst van de Habsburgers en zijn plan voor een appartementengebouwHendrik III als militair en diplomaatHendrik III (afb. 37) werd in 1511 benoemd tot kapitein-generaal van Brabant en in die functie belast met de strijd tegen Gelre. In datzelfde jaar werd hij in opdracht van Margaretha van Oostenrijk samen met Filips van Bourgondië (1465-1524) en Roland le Fèvre, heer van Thamise en thesaurier generaal, naar Utrecht gezonden om de mening van de Utrechters te horen over het beleg van IJsselstein door de Gelderse troepen, gesteund en bekostigd door de stad Utrecht en de Staten van het Nedersticht. Hendrik III en Filips van Bourgondië waren ook op 7 september 1511 in de Dom te Utrecht aanwezig bij de ondertekening van het uiteindelijke vredesverdrag met Gelre door zes hoge edelen van het Habsburgse hof in naam van keizer Maximiliaan I en aartshertog Karel V. In het najaar moest Hendrik III bij de belegering van Venlo wegens ziekte worden vervangen door Filips van Bourgondië in zijn functie van aanvoerder van de Habsburgse troepen.Ga naar eind1 Op 12 oktober 1511 werd Hendrik III te Den Bosch ontvangen ‘Als Overste Cappetyn van den volck van wapenen ende toirloighen voirts te dirigeren.’.Ga naar eind2 Op 29 februari 1513 ontving Hendrik III een delegatie uit Den Bosch, opnieuw in verband met de oorlog tegen Gelre. Hoewel hij zich enkele maanden tevoren door gebrek aan geld en aan manschappen had gedistantieerd van het krijgsbedrijf, had Hendrik III toch weer de leiding op zich genomen. Na de slag bij Guinegate op 16 augustus 1513, waar Maximiliaan I voor de tweede maal (nu samen met Hendrik VIII van Engeland) een overwinning behaalde op de Fransen en waar Hendrik III in functie was als kapitein-generaal, werd met Karel van Gelre een vierjarig bestand gesloten. Hendrik III was op 5 januari 1515 aanwezig in de Statenzaal van het Hof te Brussel toen daar de proclamatie werd voorgelezen waarin aartshertog Karel van Habsburg (1500-1558) meerderjarig werd verklaard. Op grond van bestaande verdragen werd Karel V in Castilië echter nog vertegenwoordigd door zijn grootvader Ferdinand II de Katholieke (1452-1516), koning van Aragón en regent sinds de dood van Filips de Schone in 1506. Maar een jaar later, op 25 januari 1516, overleed Ferdinand toen Karel V bijna zestien jaar oud was.Ga naar eind3 Onder Karel V begon het hof te Brussel weer een belangrijke politieke en culturele rol in Europa te spelen. ‘Men vierde feesten, hield tournooien en jachtpartijen. Hendrik van Nassau stuurde zijn vorstelijke uitnoodigingen rond [en Willem van Croy (1458-1521), heer van] Chièvres, inviteerde op jachtmaaltijden in zijn kasteel Heverle’, aldus typeerde Brandi het nieuwe hofleven.Ga naar eind4 Hendrik III had in 1515 de leiding over een afvaardiging van Karel V die gezonden werd naar het hof van Compiègne, onder wie Michel de Sempy en enkele andere edelen. Zij vertegenwoordigden daar Karel V bij de kroningsfeesten van de nieuwe koning Frans I (1494-1547) - nadat zijn schoonvader Lodewijk XII (1462-1515) op 1 januari was overleden - waarvoor Karel V als hertog van Bourgondië en voornaamste vazal was uitgenodigd. Brandi beschreef dat de afvaardiging onder leiding van Hendrik III ook de opdracht had gekregen de politieke betrekkingen te bespreken en de leeneed te doen voor ‘Vlaanderen en Artois; ook over Bourgondië en de daarmee verbonden rechten van Karel. Eveneens, [moest worden onderhandeld, zij het] voorzichtig, over een verbintenis van Karel met Renate, de tweede dochter van Lodewijk XII en dus de schoonzuster van Frans I. Als bruidschat had men zich (waarschijnlijk wel onder Maximiliaans invloed) vooral Milaan voorgesteld, behalve geldsommen | |
[pagina 58]
| |
en erfaanspraken. De deputatie kwam voor de kroning te laat en moest over huwelijksaanzoek en vriendschapsverdrag nog wekenlang moeizaam onderhandelen.’.Ga naar eind5
37 Jan Gossaert, Portret van Hendrik III, graaf van Nassau, ca. 1516-1517. Olieverf, 57,2 × 45,8 cm., het opschrift “DVX SAX”, hertog van Saksen, werd later ten onrechte aangebracht. Kimbell Art Museum, Fort Wordt, Texas, inv.nr. AP 79.30.
Een huwelijk met de pas vierjarige Renate kwam niet tot stand. Wat de afvaardiging wel had weten te bereiken was eigenlijk niet meer dan een wapenstilstand. Deze zogenaamde ‘Parijse vrede’ was volgens Meinardus ‘wesentlich das Verdienst des Grafen Heinrich’ geweest, ‘der das Vertrauen des Königs Franz erwarb und hauptsächlich durch dessen Vermittelung und mit der Zustimmung beider Fürsten bei dieser Gelegenheit zugleich eine neue Gemahlin gewann.’.Ga naar eind6
Hendriks eerste vrouw Françoise van Savoye was overleden op 17 september 1511 en omdat het huwelijk kinderloos was gebleven, behield Hendrik III de helft van haar goederen.Ga naar eind7 Zijn tweede vrouw die hij in Frankrijk ontmoette, was Claude de Chalon (1498-1521), dochter van Jean II de Chalon, prins van Oranje en Philiberte van Luxemburg-Charny. Het huwelijk van Hendrik III en Claude werd op 2 mei 1515 te La Fère-sur-Oise voltrokken. De bruiloft werd medio juli in Breda gevierd in aanwezigheid van Karel V. In opvolging van graaf Jan III van Egmond (1438-1516) werd Hendrik III op 30 september 1515 door Karel V benoemd tot stadhouder van Holland en Zeeland en van Franche-Comté. Hendrik III tekende in datzelfde jaar de akte van inhuldiging van Karel V als graaf van Holland.Ga naar eind8 In juni 1516 werd Hendrik III door Karel V naar Utrecht gestuurd om de Staten van het Nedersticht toestemming te vragen voor de benoeming van Filips van Bourgondië tot bisschop van Utrecht.Ga naar eind9 Samen met nog twee andere hoge edelen behorend tot de Orde van het Gulden Vlies bevond Hendrik III zich in het gezelschap van Filips van Bourgondië bij diens Blijde Imkomst in Utrecht in mei 1517. Toch bleven de Staten van het Nedersticht, aldus Sterk, achterdochtig tegenover het Centraal Bestuur. Op 13 augustus moest Filips zelfs uitleg geven over zijn gastvrij onthaal op Duurstede (waarvan hij begin jaren negentig reeds tot slotvoogd benoemd was) van drie edellieden die net als hij uit de kringen van het Centraal Bestuur kwamen, namelijk Hendrik III, Maximiliaan van Horn en Floris van Egmond. Op 27 augustus 1517 startten te Utrecht de onderhandelingen tussen Gelre en Habsburg. Hieraan werd deelgenomen door een Gelders gezantschap en hoge Bourgondische edelen onder wie Hendrik III en Filips van Bourgondië; in september kwam het tot een bestand.Ga naar eind10 In datzelfde jaar werd Hendrik III benoemd tot kapitein-generaal. Voor de tweede maal ontving hij keizer Maximiliaan I als gast in Breda (de eerste maal was in 1508 geweest)Ga naar eind11: ‘Ao. 1517 Was Kijser Maximiliaan tot Breda met veel eedeldom en eenen cardinael op Palmsondach, alswanneer in dese kerck een schoon misse wirt gesongen door des Kijsers musiceens die met H. Dirick de passie songen. De Kijser bleef int Valkenbergh tot daeghs nae Paeschen. Op Paeschdach quamp eenen bisschop van Paus wege bij den Kijser, ende dede misse als voor.’.Ga naar eind12
Het huis in De Valkenberg was dus kennelijk groot en voornaam genoeg om de keizer onderdak te bieden. Na de dood van Maximiliaan van Oostenrijk in 1519 speelde Hendrik III een belangrijke rol bij de verkiezing op 18 juni 1519 van Karel V tot keizer van het Heilige Rooms-Duitse Rijk, doordat hij voorafgaand aan de Rijksdag te Frankfurt de keurvorsten wist te bewerken. De kroningsceremonie vond plaats op 23 oktober in de Dom te Aken. Op 24 februari 1530 ontving Karel V te Bologna de keizerskroon uit handen van paus (1523-1534) Clemens VII.Ga naar eind13 Op 5 februari 1519 werd te Breda Hendriks eerste en enige natuurlijke zoon René van Chalon geboren.Ga naar eind14 In 1530 erfde René van zijn kinderloos overleden oom Filibert het prinsdom Oranje. Hendriks tweede vrouw Claude de Chalon was op 31 mei 1521 te Diest overleden. Hendrik III voerde op dat moment strijd tegen Robert de la Marck en de Fransen aan de Vlaams-Franse grens, alwaar Mouzon werd genomen en Mézières belegerd. Op 16 december 1521 werd Doornik veroverd en voorgoed bij de Nederlanden ingelijfd.Ga naar eind15 Vanwege Hendrik III's vele verdiensten, waaronder belangrijke diplomatieke | |
[pagina 59]
| |
38 De plaatsen die Hendrik III op zijn route in de periode 1522-1530 bezocht.
missies, en met name wegens zijn grote inzet voor de benoeming van Karel V in 1519 tot keizer, ‘ehrte’, zoals Meinardus schreef, Karel ‘seinen treuen Diener dadurch, dass er ihn nach dem Tode Chièvres dessen Stelle, die höchste am Hofe und im Reiche neben dem Grosskanzler, übertrug, er machte ihn zum Grosskämmerer’.Ga naar eind16
Willem van Croy, heer van Chièvres, stierf op 28 mei 1521. Begin 1522 legde Hendrik III zijn waardigheid van Kapitein-Generaal neer en volgde Willem van Croy op in diens functie van opperkamerheer. Naast die van grootkanselier was dit de hoogste functie aan het hof, een functie die Hendrik III tot aan zijn dood in 1538 bekleedde.Ga naar eind17 Vanaf 1522 tot 1530 verbleef Hendrik III onafgebroken aan het hof. | |
Mencía de Mendoza, markiezin van CeneteOp 2 mei 1522 reisde Hendrik III in het gevolg van de keizer vanuit Brussel naar Mechelen en via Engeland naar Spanje. Op 16 juli 1522 kwam hij in Spanje aan en verbleef daar vervolgens zeven jaar tot de herfst van 1529.Ga naar eind18 Uit de dagtekening van zijn brieven kan worden opgemaakt dat Hendrik III ongeveer de eerste twee jaar voornamelijk in Noord-Spanje verbleef. Het eerste jaar woonde Hendrik III hoofdzakelijk te Valladolid (5 september 1522 - 15 augustus 1523). Daarna reisde hij naar Pamplona (31 oktober 1523) en vervolgens naar Burgos (8 april - 28 juni 1524) (afb. 38). In Burgos huwde hij, voor de tweede maal weduwnaar geworden, op 30 juni met Mencía de Mendoza y Fonseca (1508-1554), tweede markiezin van Cenette. Zij was de oudste dochter van Don Rodrigo de Mendoza (1464-1523) en Maria de Fonseca (?-1521).Ga naar eind19 Conform het Spaanse erfrecht had Mencía de Mendoza na het overlijden van haar vader als oudste erfdochter, bij gebrek aan zonen, alle bezittingen gekregen. Het bezit bestond uit een uitzonderlijk hoog vermogen aan inkomsten en een groot grondgebied dat voornamelijk lag in Oud-Castilië. | |
[pagina 60]
| |
Op 20 maart 1523 schreefGa naar eind20 Hendrik III uit Valladolid zijn broer Willem I de Rijke over Mencía de Mendoza: ‘Lieber bruder. Ich lass e[uer]. l[iebden]. wissen, innerhalb kurzverschiner zeit mit tod ist abgangen [de graaf van Cenete] und drei ehelicher dochter verlassen hat, wilcher die eldeste von 15 oder 16 jaren und als ich bericht bin fast schon ist. Dieselbige eldeste dochter erbt nach Hispanischem herkomen und gewonheit alle irs hern vatters seligen nachgelassen barschaft stete schlosse lantschaft bewegliche und unbewegliche guter, ausgescheiden allein etwas (doch wenig) barschaft und farender habe, darin die andern zwoe jungere schwestern zu etlichem teil mit zugelassen werden.’.
Over de omvangrijke erfenis vervolgde hij: ‘Deshalb ich nu gnugsam und glaublichen bericht bin, das solicher nachlas, so der berurten eldesten dochter angefallen, an barem gelde besunderlichen gross ist, und das sie auch sunder das noch hab fast die besten lantschaften und heuser in ganz Hispanien, desgleichen uber das alles 25000 oder 26000 ducaten jerlicher guter sicherer renten.’.Ga naar eind21
Karel V had zich gerealiseerd dat Mencía de Mendoza maar beter niet met een Spaanse edelman uit een rijke familie kon trouwen. Een verbintenis tussen twee machtige en ambitieuze families zou immers een te grote macht in Spanje kunnen vormen tegenover Karels eigen macht. Vanwege dit politieke belang had Karel V direct aan Mencía de Mendoza laten weten dat hij zich zelf met haar uithuwelijking zou bemoeien; het werd haar verboden om buiten zijn medeweten om te trouwen.Ga naar eind22 Om een te machtig huwelijk ‘zu furkomen’, zo schreef Hendrik III zijn broer, ‘hab ire m[ajestät]. fur nutzlich betrachtet, dieselbe dochter keinem Hispanischen mechtigen herren, sunder einem auslendischen irer m. guten getreuen diener, darauf sich ire m. trow und glaubens verlassen muge zu verhairaten, und sunderlich das ire m. einen von zweien, nemlich den printz von Oranien und mich darzu hab furgenomen.’.Ga naar eind23
Met de prins van Oranje doelde Hendrik III op zijn zwager Filibert van Chalon. Uit een brief van Martín de Salinas, ambassadeur aan het hof van Karels broer koning Ferdinand I (1503-1564), is bekend dat de hertog van Alva, markies van Villena, van plan was geweest om Mencía de Mendoza te laten huwen met zijn kleinzoon Don Fernando Alvarez de Toledo (1507-1582).Ga naar eind24 Deze kleinzoon kwam na de Beeldenstorm in 1566 als bevelhebber van de Spaanse troepen naar de Nederlanden en werd bekend als landvoogd, waartoe hij in het jaar daarna was benoemd. Desondanks viel de uiteindelijke keuze toch op Hendrik III. Diens trouwe diensten en vermogen zullen daarbij zeker een rol hebben gespeeld, al verliep de totstandkoming van het huwelijk lang niet vlekkeloos.Ga naar eind25 Over de keuze zelf schreef Hendrik III aan zijn broer, Willem I de Rijke, in de eerder aangehaalde brief van 20 maart 1523: ‘Doch so wult lieber ire m. umb meines getreuen verdienens willen und aus der gnedigen neigung, die sie sunderlich fur andern zu mir drage, das ich die het, dan mein schwager. Darauf ich irer m. unter anderm geantwurt, wo ire m. durch mich damit sunderlicher dienst gescheen und solichs irer m. zu gedeihen komen sult, das ich irer m. meins vermugens zu dienen begirig sei, und dabei doch ire m. gebeten, das ich mich mit meiner freundschaft darauf bedenken muge’.Ga naar eind26
In een brief van 10 mei 1523 kreeg Hendrik III van zijn broer, die verheugd was over het bericht, het advies dit huwelijk aan te gaan.Ga naar eind27 Het huwelijk en de daarbij behorende festiviteiten vonden plaats op 30 juni 1524 in het paleis te Burgos.Ga naar eind28 Voor Karel V betekende het huwelijk een consolidering van zijn eigen positie in Spanje; voor Hendrik III een groei van zijn rijkdom. Hendriks rijkdom was een van de dingen waar keizer Karel V van profiteerde. Voordien had hij al bij Hendrik III meermalen grote sommen geld geleend, voor het laatst nog 6000 dukaten in | |
[pagina 61]
| |
oktober 1523. Karel V schreef de landvoogdes Margaretha van Oostenrijk, dat zij ervoor moest zorgen Hendrik III op z'n minst een groot deel van de oude schuld uit de Nederlandse financiën terug te betalen. In maart 1524 verklaarde Margaretha daartoe echter niet in staat te zijn.Ga naar eind29 Ook in 1528 stonden blijkbaar nog steeds vele schulden uit. In het bewaard gebleven concept voor een brief van juli 1528 schrijft Karel V aan Margaretha dat ‘sie möge besser darauf bedacht sein [...] das er [Hendrik III] zu seinem Rechte käme; denn seine Verdienste seien so gross, dass er in allen seinen Angelegenheiten von ihm begüstigt und zufrieden gestelt werden solle’.Ga naar eind30 | |
Granada, La Calahorra, ValladolidVanuit Burgos reisde Hendrik III terug naar Valladolid waaruit hij ongeveer tien maanden eerder was vertrokken. Na een kort verblijf (14 augustus - 18 september 1524) vertrok hij naar Tordesillas (8 oktober 1524), daarna naar Madrid (23 februari 1525) en ten slotte naar Toledo (7 juni 1525 - 2 februari 1526). Tijdens zijn reis door Spanje zag Hendrik III verschillende nieuwe paleizen die in de voor die tijd moderne, Italiaans-klassieke stijl werden opgetrokken. Wat hij zelf slechts korte tijd later in Breda zou laten bouwen, moet dan ook worden beschouwd tegen het licht van wat Hendrik III in Spanje kan hebben gezien en van de discussies die hij daar kan hebben gehoord. Om die reden zal hier aandacht worden besteed aan wat er op het gebied van de architectuur in Spanje gaande was. In de loop van februari tot begin maart reisde Hendrik III dwars door Midden-Spanje in zuidelijke richting naar Sevilla (vóór 20 maart - 13 mei 1526). Daar zal hij het huwelijk van Karel V met Isabella van Portugal op 10 maart hebben bijgewoond. Hendrik III en Mencía volgden het keizerlijk paar op 25 juni 1526 naar het koelere Granada om de zomerhitte van Sevilla te ontlopen. Karel en Isabella brachten daar in het Alhambra hun wittebroodsweken door.Ga naar eind31 Karel V was zozeer onder de indruk van dit Moorse paleis, een van de koninklijke residenties sinds het in 1492 door Castilië werd veroverd, dat hij nog in december van datzelfde jaar het besluit nam om in Granada een paleis te laten bouwen dat niet alleen beter op zijn hofhouding zou zijn afgestemd, maar ook zijn keizerlijke status aan de meest zuidelijke grens van zijn rijk tot uiting moest brengen.Ga naar eind32 Op het moment dat de keizer en zijn gevolg in Granada verbleven, waren er ook enkele vooraanstaande personen uit Europa aanwezig, onder wie Baldassare Castiglione (1478-1529) die sinds 1524 de pauselijke nuntius was. Meermalen is verondersteld dat zij Karel V het advies zouden hebben gegeven om het paleis in Granada door een Italiaan te laten ontwerpen.Ga naar eind33 Men kan zich zo'n advies van iemand als Castiglione, de schrijver van Il Libro del Cortegiano, goed voorstellen: hij was bevriend geweest met Rafaël, was een kenner van de antieke architectuur, had in Italië opmetingen verricht en was ook zeer goed op de hoogte van de contemporaine bouwkunst. Het is overigens bekend dat Karel V grote bewondering voor hem had, want toen hij hoorde van zijn overlijden, zou hij hebben gezegd: ‘Ik zeg u, een van de beschaafdste mannen in de wereld is overleden.’.Ga naar eind34
Dat bij de vraag wie de ontwerper is geweest van het paleis in Granada in de eerste plaats aan een Italiaan en niet aan een Spanjaard wordt gedacht, heeft te maken met de moderne opzet en vormgeving ervan. De renaissancestijl van het paleis in Granada is voor het toenmalige Italië modern te noemen, te meer daar in Spanje de traditie om te bouwen in een renaissancestijl verhoudingsgewijs enkele decennia achter liep. Niet dat men in Spanje niet de wens had om in een zo zuiver mogelijk klassiek-Italiaanse stijl te bouwen. Zoals het paleis van La Calahorra (afb. 45-48) laat zien, was men rond 1510 echter bij gebrek aan eigen ontwerpers nog in sterke mate aangewezen op Italië. Voor dit kasteel werden te Genua in de werkplaats van Michele Carlone (werkzaam 1490-1519) en zijn familie onder meer complete galerijen, een open bordes-trappenhuisGa naar eind35, toegangsomlijstingen en schouwen gemaakt, die vervolgens in kant en klare vorm werden vervoerd naar de plaats van bestemming in Spanje.Ga naar eind36 Dat gebeurde ook voor de bouw van het kasteel te Vélez Blanco (nu Metropolitan Museum, New YorkGa naar eind37) en het paleis van Jerónimo Vich in Valencia. (In hoofstuk zes zal nog blijken dat deze werkwijze niet uniek was voor Spanje; ook bijvoorbeeld de galerij voor het kasteel van Floris van Egmond te Buren werd | |
[pagina 62]
| |
elders vervaardigd.) Wel werden al sinds het einde van de vijftiende eeuw in Spanje
39 Paleis van Karel V, Granada (foto rond 1900, Archief Alhambra, Granada).
Italiaans-klassieke vormen toegepast. Zo trad rond 1489 de in Segovia geboren en in Valladolid wonende Lorenzo Vázquez (werkzaam 1489-1512) in dienst van Mencía's grootvader kardinaal Pedro Gonzáles de Mendoza (1428-1495). Vázques die in de jaren tachtig in Italië, waarschijnlijk in Bologna, was geschoold, zou de eerste niet-Italiaan zijn die buiten Italië in renaissancestijl werkte.Ga naar eind38 Het moderne of originele karakter van het paleis in Granada zou, volgens bijvoorbeeld Tafuri, vooral de hoofdopzet of het concept betreffen. De uitwerking ervan zou daarentegen van onervarendheid en schoolsheid getuigen. Volgens Tafuri staat de ‘Originalität der Anlage [...] in auffallendem Gegensatz zu zahlreichen Beispielen von Unerfahrenheit in der Grundrißgestaltung und Akademismus im Detail.’.Ga naar eind39
Op grond daarvan concludeert Tafuri daarom dat het globale ontwerp of concept zou zijn geleverd door een kundig, Italiaans architect en dat de nadere uitwerking zou zijn overgelaten aan een minder kundig (Spaans) ontwerper. Burns en Tafuri zien een stilistische overeenkomst met het werk van Giulio Romano en daarom achten zij het aannemelijk dat Romano verantwoordelijk was voor het concept, ‘eine sehr allgemeine inventio’, en dat Baldassarre Castiglione er de bemiddelaar van is geweest.Ga naar eind40 Hoe dan ook Pedro Machuca (?-1550) werd uiteindelijk door Karel V met de opdracht belast en was verantwoordelijk voor de bewerking en uitvoering van wat dus mogelijk andermans ontwerp is geweest. Overigens was Machuca in zekere zin een Italiaans kunstenaar, want hij was in Italië opgeleid. Met deze Machuca, een schilder die in Toledo was geboren, sloot Karel V tijdens zijn verblijf in Granada een blijvende vriendschap. Machuca was in 1526 ook de ontwerper geweest van de triomfalia voor de Blijde Inkomst van Karel V in Granada. Hij stond in dienst van Luis Hurtado de Mendoza (?-1566), een ver familielid van Mencía de Mendoza, die volgens Rosenthal als gouverneur van het Alhambra een belangrijke rol speelde in de totstandkoming en stijlkeuze van het paleis voor Karel V.Ga naar eind41 De Machuca's waren reeds enkele generaties lang in dienst van de Mendoza's. Ook Pedro Machuca vestigde zich eind 1519 of begin 1520 weer in Granada na een verblijf in Rome waar hij in de leer geweest was bij Giuliano da Sangallo (circa 1445-1516), Michelangelo (1475-1564) en in de periode 1517-1519 onder Rafaël had meegewerkt aan de decoratie van de loggia in het Vaticaan.Ga naar eind42 Zoals nog zal blijken is er een frappante gelijkenis tussen de artistieke loopbaan van Pedro Machuca en de ontwerper van het nieuwe paleis in Breda, Tommaso Vincidor. Beiden kregen slechts éénmaal in hun leven te maken met de bouw van een Italiaans-klassiek paleis. Ook Tommaso Vincidor was in Rome onder Rafaël werkzaam geweest als schilder van de loggia in het Vaticaanse paleis en het is aannemelijk
40 Giulio Romano, Ontwerp voor een portaal met loggia. Krijt, pen in bruin en aquarel op papier, 40 × 27,3 cm. Albertina, Wenen, inv.nr. 341.
41 Loggetta van kardinaal Bibbiena, Vaticaans paleis, Rome.
| |
[pagina 63]
| |
42 Luis de Vega, Binnenplaats van het Palacio de los Dueñas te Medina del Campo, ca. 1527.
dat hij en Machuca elkaar in Rome hebben ontmoet. Het is precies in de periode 1517-1519, toen Machuca in het Vaticaan werkte dat ook Vincidor aan de loggiadecoraties meewerkte.Ga naar eind43 Een van de argumenten van Tafuri om het paleis te Granada in verband te brengen met Giulio Romano is dat het motief van de zogenaamde Serliana (met Syrische boog) er voorkomt (afb. 39). Dit aan de klassieke architectuur ontleende motief zou alleen in Romano's oeuvre voorkomen (afb. 40-41) en door hem voor het eerst zijn toegepast in een muurschildering van omstreeks 1520 in de Sala di Constantino in het Vaticaans paleis.Ga naar eind44 Het motief is echter ook te vinden in de fresco's die Rafael en zijn medewerkers al eerder in het Vaticaan hadden aangebracht en deze werd ook al door Bramante toegepast.Ga naar eind45 Het motief behoort met andere woorden niet alleen tot het idioom van Giulio Romano, maar met name tot dat van het atelier van Rafaël. Het is een van de resultaten van de intensieve bestudering van de klassieke voortbrengselen onder Rafaëls leiding in vooral de tweede helft van de jaren tien in Rome. Ook Machuca kan dus in Rome vertrouwd
43 Luis de Vega, Binnenplaats van het Palacio Real te Valladolid, ca. 1527.
zijn geraakt met de Syrische boog en die vervolgens zelf in het paleis van Granada hebben toegepast, zoals ook Tommaso Vincidor dat deed in het paleis van Breda. Het paleis kan wat dat betreft dus net zo goed door Machuca zijn ontworpen als door Giulio Romano. Het paleis te Granada dat pas in het midden van de twintigste eeuw van een kap werd voorzien, is nooit voltooid of bewoond, alhoewel er nog in de hele zestiende eeuw aan zou worden gewerkt. In 1533 was de bouw al aan de gang en waarschijnlijk startten het ontwerpproces en de bouw al in de periode 1527-1533.Ga naar eind46 Het paleis was het eerste gebouw buiten Italië dat in de hoog-renaissancestijl werd uitgevoerd. Eerder in 1509-1511 was weliswaar al onder meer de binnenhof van het genoemde kasteel in La Calahorra in hoog-renaissancestijl gebouwd, maar, zoals Rosenthal terecht beweert, ‘it was designed by an Italian and made in Italy, whereas the palace of Charles V was designed by a Spaniard and built by Spanisch masons.’.Ga naar eind47
Bij de totstandkoming van het ontwerp van het paleis te Granada speelden de steenhouwer Luís de Vega en zijn patroon Francisco de los Cobos, Karels secretaris, een belangrijke rol. De Vega (?-1562) werd in februari 1528 gevraagd het werk te komen bezoeken. Hij was de meest aangewezen persoon, want recent nog had hij de supervisie gehad over de bouw van een aantal grote paleizen, waaronder enkele voor De los Cobos en één voor Dr. Beltrán, een oude vriend van De los Cobos. Hoewel Karel V in december 1526 op zijn reis van Granada naar Castilië nog in het oude paleis van De los Cobos te Úbeda verbleef, zal hij wel al gehoord hebben van de plannen tot verbouwing en vergroting die in 1531-1532 zouden plaastvinden. Van dit paleis zijn slechts enkele fragmenten bewaard gebleven.Ga naar eind48 Rond 1527 bouwde De Vega het Palacio de los Dueñas te Medina del Campo van Dr. Beltrán (afb. 42), dat goed bewaard is gebleven. Zowel op de beganegrond als op de verdieping zijn galerijen gebouwd en in beide gevallen bevinden zich tussen de bogen, die beneden halfrond en boven segmentvormig zijn, medaillons met koppen van Spaanse koningen. Weer een ander paleis van De los Cobos, het Palacio Real, stond te Valladolid waar De Vega zijn atelier had. Op het moment dat Karel V en Hendrik III er in januari 1527 arriveerden, werd er al aan het dak gewerkt en was de bouw dus ver gevorderd. Nu rest van dit dit paleis nog slechts de binnenhof, die gebouwd werd in de periode 1525-1535 (afb. 43). Hendrik III kan De los Cobos al eerder hebben ontmoet toen deze Spaanse edelman na de dood van Ferdinand II de Katholieke in 1516 naar het hof van Karel V in Brussel was gekomen. Later zouden zij beiden Karels kroning te Bologna meemaken.Ga naar eind49 Hendrik III heeft de reis naar Granada in gezelschap van zijn vrouw en zijn eerste secretaris Alexander SchweisGa naar eind50 benut voor een bezoek aan de bezittingen van Mencía de Mendoza in het markiezaat Cenete, ofwel aan, zoals zijn secretaris in een brief van 9 juli 1526 aan Hendriks broer schreef, ‘iren g. marggrafschaft Cenete und sunderlich ein schones haus gnant Calahorra’ (afb. 44-45, 74).Ga naar eind51
Zo zag hij toen voor het eerst het kasteel La Calahorra van de Mendoza's met de mooie, al genoemde binnenplaats (afb. 46-47, 74-75). Het kasteel dat door | |
[pagina 64]
| |
44 Kasteel van de Mendoza's, La Calahorra (foto auteur, 1993).
Lorenzo Vázquez de Segovia (werkzaam 1487-1512) werd gebouwd in opdracht van Mencía's vader Rodrigo de Mendoza, is op de hoeken voorzien van vier ronde torens.Ga naar eind52 Uitwendig is het vrij sober, maar daarentegen is de binnenhof op zowel de begane grond als op de verdieping voorzien van een renaissancegalerij die, zoals gezegd, in 1509-1511 in Genua onder leiding van Michele Carlone werd gemaakt. In dezelfde brief aan Hendriks broer, graaf Willem van Nassau, verwoordde Alexander Schweis de indruk die dit kasteel op Hendrik III maakte als volgt: ‘Wand ich sag e.g. zu, das ich vil hubscher heuser in Hispanien gesehen, aber noch keins so lustig, auch reich von mermelsteynen, seulen, stiegen [het fraaie trappenhuis] und anderm und sunderlich von so guten ordonantien, als das auch mit seinen vier thurmen umbher und guten vestungen und geschutz nach dieser landart wol versehn und an allem nichts gespart ist.’. Schweis had gehoopt dat Hendrik III er tekeningen van zou laten maken en deze
45 Kasteel van de Mendoza's, La Calahorra (foto auteur, 1993).
aan zijn broer zou zenden, ‘Ich hett gern gehabt, das m.g. her e.g. das haus hett abryssen lassen und zugeschickt’, maar ‘so meint sein g., es wer nit wol muglich, das es wol verstanden mocht werden’.Ga naar eind53
Volgens Schweis zou alleen al een bezoek aan het huis de moeite waard zijn.Ga naar eind54 | |
De toren van Nispen en een nieuw oostelijk front: 1525-1529In de periode februari-april 1527 verbleef Hendrik III weer in Valladolid.Ga naar eind55 Gedurende de wintermaanden van 1527-1528 begaf het hof zich van Valladolid naar Burgos. In Valladolid had Hendrik III vernomen dat het oude kasteel te Breda zo bouwvallig was geworden dat voor instorting van de grote zaal moest worden gevreesd. In 1527 waren er pogingen ondernomen om de grote zaal te behouden. De vele missies en verblijven op zijn hoven te Brussel en Diest zullen Hendrik III ervan hebben weerhouden om zijn kasteel in Breda te restaureren of verder te moderniseren. Zoals gezegd waren de werkzaamheden in de jaren 1509-1510 beperkt gebleven tot de bouw van de toren met de molen, het gebouw bij de voorpoort - de Rekenkamer - en een galerij. Toen Hendrik III in Spanje echter over de bouwvalligheid van het kasteel werd ingelicht, liet hij op 4 april 1527 via Gabriel van BiestGa naar eind56 aan zijn dienaren te Breda weten (in een in het Frans geschreven instructie, die hier vertaald wordt weergegeven; zie bijlage Ia) ‘dat het de bedoeling van de graaf is om instorting te voorkomen, of dat men de zaal afbreekt om instorting te voorkomen, waarbij men de bouwmaterialen, zoals hout en steen, zou moeten bewaren. Maar als het fundament en een gedeelte van het muurwerk nog goed zijn, dat men die dan afgedekt moet houden, voor zover die nog goed zijn en dat men hem een geschreven bericht geeft van de situatie en van de omvang ervan.’.Ga naar eind57
In afwachting van nieuwe plannen liet Hendrik III zijn ‘dienaren berichten dat het waar is dat mijn heer hen heeft opgedragen geen onnodige herstelwerkzaamheden te verrichten, maar het is niet zijn bedoeling om iets te gronde te laten gaan, noch dat men niet genoeg herstelkosten besteedt om dit grotere huis [het oude kasteel] overeind te houden. Ook wil mijn heer dat hierin wordt voorzien. En wanneer er nog herstellingen te verrichten zijn, hoe klein en goedkoop ook maar, dan moeten de dienaren die laten uitvoeren. Als de herstelling groot en duur zou zijn, en als het gevaar bestaat dat het achterwege laten van ogenblikkelijk ingrijpen tot nog groter schade zou leiden, instorting en uitgaven, en van dien aard dat het niet mogelijk is mijn heer de graaf te waarschuwen ten einde zijn wens te vernemen, dan mogen ook de voornoemde dienaren een beslissing nemen, waarbij zij zo weinig mogelijk moeten uitgeven en zonder iets aan te brengen dat niet meer gemakkelijk te wijzigen is nadat zij de bedoeling van mijn heer hebben vernomen. Maar met die herstellingen moet niet zo'n haast worden gemaakt zodat ze niet meer uitgesteld kunnen worden om mijn heer te kunnen waarschuwen en zijn | |
[pagina 65]
| |
mening te vernemen, wanneer zij mijn heer goede raad geven en hem per brief en tekening laten weten wat hersteld moet worden, met opgave van de lengte, breedte, hoogte en de ligging ervan, zodat mijn heer een duidelijk antwoord kan geven en zijn wil kenbaar kan maken.
46 Kasteel van de Mendoza's, La Calahorra: binnenhof.
Uit deze instructie blijkt duidelijk hoe kostbaar ook oude bouwmaterialen waren en ook dat Hendrik III nog geen concrete plannen had met de ‘oude borch’. De brief vervolgt met: ‘Niettemin is het zijn [Hendrik III] bedoeling dat de toren van Nispen, die bij de kleine deur moet staan die toegang geeft tot De Valkenberg, voltooid dient te worden volgens hetgeen mijn heer heeft geschreven en hierbij laat optekenen door StrepenGa naar eind59 en dit werk moet goed en sterk zijn, zonder praal of teveel te besteden tenzij het werk dat met zich meebrengt.’.Ga naar eind60
In de periode 1525-1529 hield Hendrik III zich overigens niet alleen bezig met zijn eigen gebouwen. In 1526 wilde hij door zijn broer Willem van Nassau uitvoerig worden geïnformeerd over de bouw van een toren van de Dillenburg door middel van ‘entwerfen’ en beschrijvingen. Hendrik III schrijft, ‘Mir hat e.l. bot angezeigt, wie ir den thorn zu Dillenburg oben im schloss und fast anders habt abwerfen, abgraben, verendern, bessern und stark machen lassen und des noch teglich in werk seit. Dweil ich nu der vorigen gestalt und gelegenheit des schloss wol wissen hab, so bit ich e.l. wull mir das schloss, wie ir das nu gemacht habt und zu machen furhabt, mit den itzigen verenderungen und befestigungen sovil muglich thun entwerfen und zuschreiben, damit ich das auch sehen und versteen muge’.Ga naar eind61
47 Kasteel van de Mendoza's, La Calahorra: galerij op de verdieping, links het trapportaal (foto auteur, 1993).
Hendrik III had dus ook interesse voor het ontwerpproces en dat maakt het ook aannemelijk dat hij later bij zijn opdracht tot de bouw van het renaissance paleis nauw bij het ontwerpproces betrokken was.
Met zijn instructie in 1527 liep Hendrik III enigszins achter de feiten aan, omdat men al een jaar eerder, in 1526, ‘den thoren van Nispen’ (al) ‘met scalien gedect’ had.Ga naar eind62 Daarvoor vonden betalingen plaats voor ‘WitwerckGa naar eind63 gelevert opte borch totten thoren van Nispen’ en eveneens Lede of Gobertange ‘totte vensteren in den thoren van Nispen’ en voor ‘drije paer schoersteenen totten selven thoren.’Ga naar eind64 Men was met de bouw ervan in 1525 begonnen, tegelijk met die van een muur met galerij die van de voorpoort naar de molentoren liep. Dit alles maakte deel uit van een volledig nieuwe oostelijke flank. De toren van Nispen en de galerij werden eind zeventiende eeuw afgebroken. Van Broekhuysen schreef over de afbraak en over de veranderde situatie: ‘de wooningen en wagthuys die hetselve vande watermolen tot de gallery na de stad, dekten sijn afgebroken ende graft gevuld, en die plaats is voor het kasteel in een groot Buytenhof veranderd, de Lindeboomen die daar stonden synde beste uytgegraven, de kruynen afgesaagd en tot een halfrond voor het Hof geset, de wal tegen het Valkenberg is wynig verlaagd om een ruym gesigt te hebben’.Ga naar eind65
48 Frans Hogenberg, Straatgevechten bij de voorpoort in 1581, de zogenaamde Furie van Haultepenne. Gravure. Breda, Breda's Museum, cat.nr. 20.
Ze zijn echter nog te zien op een aantal topografische voorstellingen. Twee daarvan zijn het meest betrouwbaar; ook in dit geval zijn dit weer de Mauritsplattegrond (afb. kleur XV) en de schaal van Elias Marcus (afb. 131). Redelijk betrouwbaar ten aanzien van de hoofdvorm van de galerij is ook de vogelvluchtkaart van J. Blaeu uit 1625, al is deze op andere onderdelen weer zeer onnauwkeurig, bijvoorbeeld ten aanzien van het kasteel. Verder zijn galerij en toren zeer schematisch aangegeven op de prenten van de inname van Breda in 1581 van Frans Hogenberg (voor 1540-na 1590) (afb. 48) en de prent van Bartholomeus Dolendo van omstreeks 1600. Dolendo's prent toont als enige naast een aanzicht uit het zuiden ook een aanzicht uit het oosten (afb. 49).Ga naar eind66 | |
[pagina 66]
| |
Van Broekhuysen beschreef het complex als volgt: ‘buyten het hof is door hem gemaakt den Grooten watermoolen, waarvan een lang en smal gebouw quam [vanaf de molen] zuydwaars voor het hof [langs] met Graft en poort en wagthuijs om het hof te decken, was na de binnesyde een Gallerij, en voorborgd met wooningen voor besetting en dienaaren, was onderkelderd, waarvan den ingang nog te sien is niet verre van de Poort des Magasyns.’.Ga naar eind67
De muur met galerij liep vanaf de molen voor ongeveer de helft in zuidoostelijke richting. Daar maakte deze een knik in zuidwestelijke richting en verderop nog een, nu in meer zuidelijke richting, en sloot vermoedelijk aan op de voorpoort. Waarschijnlijk werd om strategische redenen voor dit verloop gekozen. Halverwege, ter hoogte van eerstgenoemde knik, stond de toren van Nispen. De toren is het best te zien op het oostelijk aanzicht van Dolendo (afb. 49) en op de schaal van Marcus (afb. 131) nog net achter het, waarschijnlijk later gebouwde wachthuis. De galerij bestond uit twee niveaus. Het onderste deel zal wel overwelfd zijn geweest, omdat Van Broekhuysen het ‘onderkelderd’ noemt. Het bovenste deel was de eigenlijke open galerij die afgedekt was met een schilddak.
49 Barthelomeus Dolendo, Vogelvluchtperspectief van het paleiscomplex vanuit het oosten, een van de vier medaillons op de gravure met De inname van het paleis in 1590. Breda, Breda's Museum.
De toren van Nispen lag halverwege de galerij. In het gedeelte vanaf de toren van Nispen naar de molen bevond zich een poort met toegang tot De Valkenberg. In 1525 vond een betaling plaats voor werkzaamheden aan de muur onder de overdekte houten galerij: ‘de muer, streckende van den thoren van Nispen op te maken, en van gelijcken van den molenthoren af ooc op te maken.’.
In 1526 werden weer metselaars betaald, ‘die opte borch gemetst hebben aenden muer van den thoren van Nispen na den molenthoren metter poorte staende in denselven muer.’. | |
[pagina 67]
| |
De werkzaamheden zouden echter pas in 1529 volledige gereed zijn: ‘In t'iaer 1529 was de borcht aent nieuw beneden aen twater alomme geschoeijt met witten arduijn.’.Ga naar eind68 | |
Overige werkzaamheden aan het oude kasteelcomplexIn 1525 had men ook nog aan een andere galerij gewerkt. Deze lag op het terrein van de oude burcht. Men betaalde voor het hout ‘Verbesich opten borcht aen de gaelderie, streckende vanden capelle na de schole’, voor zaagloon ‘aende nieuwe gaelderie of wandelinge opte borcht’ en voor metselaarsloon voor ‘den muur binnen de oude borch daer d'oude gaelderije plagen te staen, daer nu een nieuwe gaelderie ge[m]aect is’. Nog in datzelfde jaar kwam de galerij gereed en betaalde men voor het afnemen van ‘de tichelen van de oude gaelderien’, omdat ‘die geheel afgebroken wairt’. Ook werd er betaald voor ‘de nieuw gaelderie gedect met scaelien.’. In 1526 werd er timmerloon uitbetaald voor ‘Een nieu luijf inde gaelde[rie] om te caetsen.’. Ondanks het gegeven dat in het jaar daarvoor, de ‘honden camere opte borch’ verbouwd werd tot school voor René van Chalon en zijn pages, blijft de ligging van deze andere galerij onduidelijk.Ga naar eind69 In 1525 werden ook timmerlieden betaald om ‘het oude werck binnen in de oude borch af te breken’ en metselaars voor hun werk ‘opte borch so aende cleinen borchgracht te schoeyen alom aen twater.’. In datzelfde jaar werd ‘deckersloon’ betaald voor de bedekking van het dak van een bolwerk. Over welk bolwerk het hier gaat, is niet duidelijk. Er wordt slechts melding gemaakt van het feit dat men tot dan toe ‘onledich [was] geweest over het nieu bolwerck opte borch te decken.’.Ga naar eind70 Evenmin is bekend over welke (nieuwe?) toren het gaat als men in 1526 schrijft zaagloon te hebben betaald ‘tot plancken en deijlhout totter cappen vande nieuwen thoren’, alsook timmerloon voor ‘den solder, daer de gevanckenisse staet, te solderen en toe te maken.’. Niet duideijk is ook waar de in de rekeningen van 1526 genoemde ‘bottelrytoren’ lag. Men werkte aan deze toren van 16 april tot in augustus. Wellicht ging het om de in 1926 opgegraven toren die op de plaats stond waar mogelijk een oudere galerij liep, die de voorgangster van de hiervoor genoemde nieuwe galerij was. Het betrof een bestaande toren waarvan de kap ‘geheel vergaen was, so dat die mueren begonsten te verderven.’.Ga naar eind71 Verder werden door de kerk 27 duizend bakstenen ‘gelevert op die borch’.Ga naar eind72 In 1526 vond een betaling plaats voor ‘ijserwerck aenden borch te Breda, aen twee haeck om tapescerie aen te hangen.’. Tegelijk met de bouw van het in de rekening van 1529 genoemde ‘nieuw beneden’ werd een nieuwe brug aangelegd. Het betrof een deels gemetselde brug met daarin een houten valbrug, die in de plaats kwam van een geheel gemetselde voorganger; ‘een geheel nieu brugge in den wal, metten poorten over de Marcke oft veste in den plaetse vanden steenen brugge, die daer stont, die geheel gebroken is, en is geheel van houte gemaect, met eenen nieuwen gront, en eenre valbruggen.’.Ga naar eind73
Waarschijnlijk gaat het om de brug over de buitengracht, die in de richting van het Belcrumbos leidde. In De Valkenberg vonden in 1525-1527 bouwwerkzaamheden plaats. In 1525 ging het om werkzaamheden aan ‘'t somerhuys [en] aende muer die omgevalen was.’. In dat jaar werden turven geleverd ‘in de lozie, staende tusschen den toren van Nispen, en tsomerhuys van Valckenberge.’. In 1527 werd timmerloon betaald voor het werk ‘aen de fonteyne en put, stillen ende tuynen een lange gote daer twater dore passeert.’. Er werden toen metselaars uitbetaald voor een goot ‘streckende van den putte in Valckenberge bij sente Weyndelyns capelle tot aen de fontayne, daer de loode buysen in leggen, en putten gemetst, daer twater uyt der fontainen inloopen sal.’. Verder werd geld betaald voor het opnieuw plaveien van ‘den steenwech tussen beyde de poorten’ en betaalde men voor een plaveisel in het ‘Valckenberch’: ‘binnen in de plaetse den steenwech vernieut.’. De ‘concergier opte borcht’, Hans Ader, kreeg ‘2 g. 11 st. die hij gegeven hadde [aan] diverse luyden [die] in de hoven opte borch gewiet en gespaeit hadden.’. In 1527 betaalde men voor ijzeren ‘wyntbanden gelevert aende [...]boomem [en] Eenen greyndel aen de poorte, daer men in den wal gaet en twee greyndels aende achterpoorte.’. | |
[pagina 68]
| |
In 1528 werd betaald voor timmerwerk aan ‘Alle de bruggen achter de borch vore en achter beleir met tingelen.’. In datzelfde jaar werd ook loon uitbetaald aan metselaars voor werk aan de ‘loedsie achter de borch ontdect en afgeleit mits der quader tijdingen van den Gelderschen.’. Toen ‘de Geldersche den Haghe in Holland ingenomen hadden’ vond er een betaling plaats voor het ijzerwerk dat nodig was ‘Aen de bussen en aertelrie opte borch.’.Ga naar eind74 | |
Plan voor een appartementengebouwIn zijn genoemde instructie van 4 april 1527 droeg Hendrik III zijn dienaren op ‘de fundamenten van de kleine kamer in ogenschouw [te] nemen, namelijk die waaraan men al begonnen is en die liggen achter het huis van de kastelein om, die te herstellen en af te dekken.’.
Gabriel van Biest tekende in de marge van de instructie aan dat dit gebeurd was. Hendrik III liet vervolgen: ‘Men dient hem de lengte en de breedte ervan op te geven. Eveneens de lengte vanaf het einde van deze fundamenten tot aan de keuken, en alles nauwkeurig op te geven. Men moet ook een ontwerp [“patron”] raadplegen dat mijnheer de graaf van het huis heeft gemaakt voor zijn vertrek [in 1522], waarin was vastgelegd dat het een woongebouw van dezelfde hoogte zou moeten worden als dat wat reeds gebouwd is, en dat de kleine kamer in lengte en breedte de al aangelegde fundamenten daarbinnen moet volgen. Men kan er een goede zaal, kamer en kleedkamer van maken; dat wil zeggen zowel beneden, als op de verdieping en op de zolder, zodat er te zamen drie zalen, drie kamers en drie kleedkamers zijn, boven elkaar en dat zal tot nut strekken van de kleine kamer van het woongebouw.’.Ga naar eind75
Uit bovengeciteerde instructie meenden sommigen te kunnen opmaken, dat het hier om de vleugel van Jan IV ging. Deze zou dan in 1527 zijn gebouwd naar ontwerp van Rombout II Keldermans. Anderen waren het daar terecht, wat in hoofdstuk één is gebleken, niet mee eens.Ga naar eind76 Over de verdere plannen voor deze vleugel vermeldt de instructie het volgende: ‘De draai die het fundament naar de keuken maakt, zal moeten worden voorzien van een brede trap naar het woongebouw en men zal deuren kunnen maken naar deze keuken volgens het genoemde ontwerp, waarvan Lammekin, de meester metselaar, zal komen te spreken; en zoals de graaf hen bij dezen toezendt door tussenkomst van de genoemde Gabriel. En zij moeten schatten of deze woning evenveel kost als de voornoemde kleine kamer en de natuurstenen vensters ervan, waarvan zij het aantal zouden opgeven aan de graaf, want hij is van plan de vensters in dit woongebouw en in het andere werk in witte steen uit te laten voeren; het lijkt lelijk deze af te wisselen met vensters van blauwe steen, en in dit geval zou het beter zijn de blauwe vensters te verkopen. De dienaren of Lammekin zullen de graaf schattenderwijs opgave doen van de verkoopsom.’.Ga naar eind77
Of hier met ‘Lammekin’ meester Philips Lammekens (circa 1493-1548) wordt bedoeld, de Antwerpse steenhouwer of ‘cleystekere’ en (bouw-) ‘meester van der kercken’ van die stadGa naar eind78, of de Bredaase ‘metser’ Lambrecht MathijszoonGa naar eind79, valt niet met zekerheid te zeggen. De eerste veronderstelling lijkt waarschijnlijk gezien de reputatie die Philips Lammekens meer dan tien jaar later nog genoot in Breda, maar volgens de brief van Hendrik III was Lammekin van beroep ‘maistre machon’ en geen steenhouwer.Ga naar eind80 De locatie is niet geheel duidelijk, maar er lijkt hier sprake te zijn van een tussenvleugel, die de vleugel uit de tijd van Jan IV moest gaan verbinden met het oude kasteel, waarin zich - in de benedenruimte van de toren van Polanen - de keuken bevond.Ga naar eind81 ‘Het huis’ zou met andere woorden een ‘woongebouw’ moeten worden van gelijke hoogte als het bestaande ‘woongebouw’ (de vleugel van Jan IV?), waarin de ‘kleine kamer van de graaf’ lag. Gezien de opmerking in de instructie ‘Men moet ook een ontwerp [“patron”] raadplegen dat mijnheer de graaf van het huis heeft gemaakt voor zijn vertrek’ had Hendrik III dus al vóór zijn vertrek naar Spanje in 1522 een ontwerp gemaakt | |
[pagina 69]
| |
voor de bouw van een nieuwe vleugel. Doordat het verblijf in Spanje langer zal hebben geduurd dan was voorzien, heeft Hendrik III de bouw moeten staken. En hoewel het fundament reeds was gelegd, zou deze vleugel door ingrijpende planwijzigingen na 1527 nooit worden gebouwd. In dorso op de al vroeg gemaakte kopie van de hier besproken instructie van Hendrik III uit Spanje staat in dezelfde hand geschreven: ‘Instructies en patronen [“instructions et patroins”] volgens welke mijn heer zijn nieuwe werken wil laten maken; deze zijn naderhand verbeterd door meester Rombout Keldermans.’.Ga naar eind82
Men heeft altijd gedacht dat deze vermelding betekent dat zich bij de brief oorspronkelijk een ontwerptekening bevond, maar de term ‘patroins’ kan alleen op werktekeningen duiden. In het begin van de zestiende eeuw was het namelijk gebruikelijk om een ontwerp - zelfs als dit bestond uit meer bladen - in de enkelvoudsvorm te vermelden; gebruikte men de meervoudsvorm dan betrof het werktekeningen.Ga naar eind83 Dat de brief zelf geen melding maakt van ‘patroins’ - wel van een ‘patron’ die Hendrik III al veel eerder had gemaakt - wijst er waarschijnlijk op dat de vermelding op de achterzijde later, zij het nog voordat er een kopie van werd gemaakt, is aangebracht toen brief en losse werktekeningen ter archivering werden samengevoegd. De tekst in dorso zou dus met andere woorden slaan op een aantal, later gebundelde bescheiden die nu zijn zoekgeraakt. Dat Hendrik III daadwerkelijk zelf werktekeningen maakte, blijkt uit een post in de rekeningen van datzelfde jaar 1527. Men betaalde namelijk zaagloon voor ‘wageschot om diverse patronen af te maken van den nieuwen wercke opte borcht, daer mijn gen. h. af gescreven hadde’.Ga naar eind84
Ook werd er in 1527 onder de kop ‘Van reepen en zeelen’ betaald voor ‘veel sancband, die hij [Mr. Lambert] behoefde als men het patroon maecte van den nieuwen wercke om tselve mede te betrecken.’.
De laatste rekening met betrekking tot de ‘nieuwe werken’ betrof zaagloon voor ‘stellingplancken, die men behoeven sal aen tnieu werck opte borcht.’.Ga naar eind85 De posten wijzen erop dat men al wel bezig was met de voorbereidingen voor de ‘nieuwe werken’ maar nog niet met de eigenlijke bouw. Dit blijkt ook uit het verzoek aan Rombout II Keldermans in oktober 1527 om zijn visie op de nieuwe plannen te geven en om ter plekke de situatie in ogenschouw te gaan nemen: ‘Opten selven tyt [4 oktober 1527] werd gesonden een bode tot Antwerpen met eenen brief aen m[eeste]r Rombout Kelderman werckm[eeste]r vanden keyser, inhoudende dat hij tot Breda comen soude om te visiteren het werck dat mijn Gen[ade] h[eer] opte borch woude doen macken, daer van syn Genade een patroon gesonden hadde uyt Spaengien.’.Ga naar eind86
Uit dit verzoek en uit de mededeling op de achterzijde van de brief van 4 april 1527 - de ‘Instructies en patronen [...] zijn naderhand verbeterd door meester Rombout Keldermans’ - mogen we afleiden dat het werk nog niet was uitgevoerd. Dat men in dat jaar nog niet met het werk was gestart, kan ook worden opgemaakt uit de post van de aankoop in 1528 van 80.000 stenen ‘om te verbesigen aen het nieu werck, twelc mijn gen. heer in meyninge was te doen opte borch’.Ga naar eind87 | |
Verplaatsing van het begijnhofWaarschijnlijk was Hendrik III in 1528 reeds van plan om binnen niet al te lange tijd weer naar de Nederlanden terug te keren. Het kan zelfs zijn dat het moment toen al was vastgesteld op 1529, na de kroning van Karel V, die op dat moment nog in Rome was gepland. Het werk werd blijkbaar tot zijn terugkeer stilgelegd, omdat Hendrik III zelf nauw betrokken wilde zijn bij de geplande, omvangrijke werkzaamheden. Uit zijn instructie van begin 1527 bleek al dat hij nauwkeurig op de hoogte wilde blijven van verbouwingen en nieuwbouw aan zijn kasteel. Hoe omvangrijk | |
[pagina 70]
| |
deze werkzaamheden zouden zijn, kan ondermeer worden afgeleid uit de verplaatsing van het begijnhof, die reeds voor 1527 was gepland.Ga naar eind88 In Spanje vernam Hendrik III dat de begijnen ‘haar kerk willen overwelven, en een muur hebben gebouwd over de kasteelgracht, wat ten nadele is van de vesting.’.Ga naar eind89
Zoals we hiervoor zagen, grensde het begijnhof aan de zuidoostzijde van het kasteelterrein en stond de daarbij behorende kapel even zuidoostelijk van het later gebouwde bolwerk, nog net in de huidige gracht. Men had het werk reeds laten stilleggen en Hendrik III gaf zijn dienaren te kennen het werk inderdaad niet toelaatbaar te vinden aangezien zij ‘weten dat de graaf zijn tuin De Valkenberg tot daar toe wil voortzetten en aan de begijnen een andere, betere plaats wil geven, zoals hij nog steeds van plan is.’.Ga naar eind90
Hoewel hij wenste dat de begijnen elders in de stad een vestigingsplaats zouden accepteren, kon hij met de verhuizing naar de omgeving van de St.-Wendelinskapel accoord gaan als ze bereid waren die kapel te accepteren. Het gaat om de huidige Waalse Kerk die aan het zuidoostelijk deel van De Valkenberg grensde. Tevens zou Hendrik III in geval van acceptatie het huis kopen ‘van de brouwer dat achter het koor van de Sint Wandeling is gelegen, en verpacht hij hen een hoek van zijn tuin De Valkenberg die aan de Spanjaarden toebehoorde, maar tot zijn erfenis behoort, tot aan de stadsmuur. Daarna zal hij de muur afbreken die tussen De Valkenberg en het erf van de brouwer loopt en een terrein maken voor de begijnen, die daar haar huizen kunnen bouwen, zo groot als zij maar willen.’.Ga naar eind91
Voor de bouw van die huizen konden zij ‘de bakstenen, de natuursteen, het hout en ander materiaal [...] gebruiken die van de eveneens af te breken kerk’ zouden komen. ‘Zodra de dienaren tot overeenstemming zijn gekomen met de begijnen,’ vervolgde de instructie, ‘moeten zij voordat zij een definitief besluit nemen het terrein, dat de graaf hun zal geven voor een nieuw begijnhof, opmeten. Ook moeten zij het bestaande begijnhof opmeten, zowel de lengte ervan als de breedte. Deze gegevens moeten naar de graaf worden opgezonden, alsmede de toekomstige situatie van het nieuwe hof, opdat mijn heer hen vooraf kan instrueren.’.Ga naar eind92
50 Bologna: A Anoniem, Deel van de stoet (met Hendrik III) bij de Blijde Inkomst van Karel V in Bologna op 5 november 1529. Houtsnede, gedrukt te Venetië, juli 1530. B Jan Nicolaas Hogenberg (1500-1539), Deel van de stoet (met Hendrik III) na de kroningsplechtigheid van Karel V in Bologna, kopergravure (foto's Breda's Museum).
| |
Kroning van Karel V te Bologna in 1530Het duurde nog tot juli 1531 voordat de bouwwerkzaamheden te Breda daadwerkelijk zouden worden hervat. Op 1 juni 1529 vertrok Hendrik III vanuit Toledo naar Barcelona om vervolgens in het gezelschap van de keizer op 27 juli scheep te gaan naar Italië.Ga naar eind93 De reis voerde via Monaco en Savona, waar zij respectievelijk 6 en 9 augustus aankwamen. Op 12 augustus bereikte het gevolg Genua om vandaar over land via Tortona en Voghera verder te reizen naar Piacenza.Ga naar eind94 Vanuit Piacenza schreef Hendrik III op 14 oktober 1529 aan zijn broer, dat paus Clemens VII binnenkort naar Bologna zou komen en Karel V daar tot keizer zou kronen.Ga naar eind95 Op 24 oktober arriveerde inderdaad de paus, vergezeld van zijn hofhouding en vijfentwintig kardinalen. Op 5 november 1529 was Hendrik III aanwezig bij de Blijde Inkomst van Karel V in Bologna. Aanvankelijk zou de kroning in Rome plaatsvinden, maar toen Karel in Piacenza vernam dat de Turken Wenen hadden belegerd, verzocht hij de paus voor spoedberaad naar Bologna te komen. Gezien de berichten over Lutherse ketterijen in Duitsland en het belang van een spoedige Rijksdag over deze kwestie, werd besloten de kroning in Bologna te laten plaatsvinden.Ga naar eind96 Op een houtsnede van de Blijde Inkomst van Karel V door een onbekende kunstenaar (afb. 50A) is Hendrik III direct achter de onder een baldakijn rijdende keizer afgebeeld.Ga naar eind97 Boven hem staat een Italiaanse tekst, die in de Nederlandse vertaling van Houwing luidt: | |
[pagina 71]
| |
‘Onmiddellijk na Zijne Keizerlijke Majesteit kwam te paard de Opperkamerheer, de Graaf van Nassau, in volle wapenrusting, het paardetuig rijk met goud versierd, gevolgd door honderd goedgeordende wapenknechten.’.Ga naar eind98
In het naaste gevolg van de keizer reden ook Mercurio di Gattinara (1465-1530), Alessandro de'Medici en de markgraaf van Montferrat. De stad was, aldus Brandi, ‘getooid met tapijten en guirlandes, plastische kunstwerken en schijnarchitectuur, [en] had voor kijkgrage oogen aan haar eerepoorten heel de herleefde oudheid opgesteld als een historische interpretatie van land en volk.’.
En Mercurio de Gattinara, die sinds 1518 Karels grootkanselier was, zou volgens Brandi wel verheugd zijn geweest ‘toen hij hier nu werkelijk de beeltenissen van de Romeinsche keizers Caesar, Augustus, Titus en Trajanus naast het wapen van Zijne Keizerlijke Majesteit mocht opmerken.’.Ga naar eind99
Vanuit het aan het Piazza Maggiore gelegen Palazzo Pubblico, waar zowel de paus als de keizer logeerden, liep de keizer op de kroningsdag 24 februari naar de schuin ertegenover gelegen San Petronio. Hij werd gevolgd door Hendrik III die de sleep van de keizerlijke mantel droeg. Na de kroning reden paus en keizer onder één baldakijn door Bologna en ook toen reed Hendrik III vlak achter de keizer. Na de kroning en de optocht werd in de San Domenico een vergadering van het Kapittel van het Gulden Vlies gehouden.Ga naar eind100 De stoet is in die tijd door verschillende kunstenaars in beeld gebracht. Het fresco in de grote zaal van Palazzo Ridolfi te Verona van Dominico Ricci (1494-1567) met zijn levensgrote weergave van de figuren is de meest belangrijke (afb. kleur II). Verder is de stoet vastgelegd in een kopergravure door Jan Nicolaas Hogenberg (circa 1500-1544/1554) (afb. 50B).Ga naar eind101 De betrouwbaarste weergave van deze ‘Grande Cavalcata’ is echter een 9 meter lange en 68 centimeter hoge gravure die gedrukt werd op 24 vellen perkament. De gravure werd gemaakt door Robert Péril in opdracht van Margaretha van Oostenrijk en werd in 1530 in Antwerpen gedrukt (afb. 36). Hendrik III verliet Italië op 22 maart 1530 in het gevolg van Karel V; zijn verblijf daar had zo'n vier maanden geduurd. Het gezelschap reisde via Mantua, Peschiera, Rovereto, Trente en Innsbruck naar Duitsland. In Insbruck trof Karel zijn broer koning Ferdinand I. Daar overleed op 5 juni 1530 de eerder genoemde Mercurio de Gattinara. Als diens grootkanselier had Gattinara, sinds de dood van Hendriks voorganger Chièvres, de meeste invloed op Karel V gehad en na Gattinara's dood zou niemand meer zo'n grote invloed op de keizer uitoefenen. Al heeft Hendrik III een dergelijke invloed nooit gehad, hij genoot wel een groot vertrouwen. Dit bleek weer eens toen hij op 13 augustus 1530, na de Augsburger Reichstags (Confessie van Augsburg) van 25 juni 1530 door Karel V naar Margaretha werd gezonden met een vertrouwelijke memorie over de Rijksdag. Hij schreef haar, aldus Meinardus: ‘sie solle alles mit ihm besprechen, da dieser alle seine Angelegenheiten kenne und er zu ihm ganzes und volles Vertrauen hege. Jetzt, im Oktober solle sie mit ihm über die Religionsfrage und ein Schreiben des Papstes reden’.Ga naar eind102 |
|