De Rotterdamsche Hermes
(1980)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 401]
| |
No. 58
| |
[pagina 402]
| |
vochtel is dan een exter voor den reuk van buskruit, voorzichtig? Is de dappere Alexander niet een Waaghals, en de hontsche Diogenes een Wysgeer? Volgens Seneka is Glorie de hevigste hartstogt, en, indien Lipsius geloof verdient, de allernootzakelykste om zware ondernemingen uit te voeren. Groot en klein behaalt door glorie lof en eer. Doch doordien 'er aan een onvermogent schepzel sporten van de glorieladder ontbreken, kruipt het, als een slak, of zoetjes opwaarts (want een Wysgeer vliegt zelden hooger dan een Struisvogel) of het doet zyne Competiteurs over zyne schrale hontspooten struikelen, of duwt ze met zyne schurfde ellebogen achterwaarts. De Wysgeer Diogenes leefde met zyne glorie gelyk een Nachtlooper met het licht van zynen dievelantaren, die veeltyts met een langer kaers voorzien is dan die van een eerlyk Man, doch dezelve behendiger verbergt. Een Wysgeer is egaal met een' Struikroover, die de hoefyzers van zyn paert 't achterste voren zet, en van die plaats schynt te komen waar hy naar toe rydt. Een Wysgeer slagt de Jagers van de Hiena, die altoos roepen en schreeuwen, om dat Dier te abuzeeren: Wy zoeken, wy willen u niet. Een Wysgeer is als een Lynslager, die altoos achterwaarts gaat om in de loopbaan van 't Geluk te avanceeren. Hy is als een Veenboerinnetje, dat, moede en afgemat van turf te treden, naar heur' Veenhaan roept om op hare tourbeurt getreden te worden, en kwanswys den Puit niet zien wil voor datze 'er na by is. De Wysgeeren versmaden de glorie om dat ze, als afgedankte Minnaars, die schoone Godinne niet mogen genieten; en zy verzoeken als gerefuzeerde Offiçieren hunne demissie, om dat ze de besolliciteerde digniteiten niet konnen vermeesteren. Wanneer de Duivel zoo grys begon te worden als de baart van een' ouden Waterhont wert hy een Heremyt. Wanneer Don Juan de lucht van 't velthoen verloor, zwoer hy dat de bout te taai was; en toen Diogeen zag dat hy de glorie van den grooten Alexander niet kon evenaren, maakte hy zyn nest gelyk een Wynverlaters hont in de holte van een ledig wynvat. Indien het Hermes geoorloft was om, volgens de Zielsverhuizing van Pythagoras, in de gepluimde machine van eenig gevogelt te ver- | |
[pagina 403]
| |
huizen, verkoos hy liever die van een' Arent dan van een' Kerkuil. Moest zyn keuze vallen op een viervoetig Dier, dan kroop hy liever in de vacht van een' genereuzen Leeu dan in die van een Filozoofs Zwyn: en indien hy delogeeren moest in eenig bloedeloos diertje, zou hy de geëmalieerde wiekjes der Surinaamsche Vlinders den voorrang geven boven de dorre en zwarte Schallebyters. Met een woort, die vergelyking tusschen een' Vorst en een' Wysgeer is zoo buitensporig als of iemant den Oorlogsgodt van 't doorluchtig huis van Savoyen vergeleek by een' Latynschen Schoolmeester; of dat men den grooten Maro plaatste nevens Piet den Tooneelrymer, en den staatkundigen Tacitus compareerde by den Amsterdamschen Argus. | |
Het Tooneel.Schoon een Tooneelspeelder gelyk een Poortier enkel by overlevering spreekt, en dat hy geen meer eigendom heeft aan die rol die hy opsnyt dan een Papegaai aan eene van buitengeleerde les, echter is het onderscheit tusschen een' Papegaai en Papegaai, en tusschen een Akteur en Akteur van vele aangelegenheit. Men beloont een' Papegaai, die natuurlyk de woorden der menschen naarbootst, met een wynsopje en kraakamandelen; en een Tooneelspeelder, die bevallig de hartstogten verbeelt, met achting en hantgeklap. Doch indien die vogel zyne les met wiltzang, en een Akteur de zyne met eigen vinding borduurt, vervalt de belooning van den eersten en d'achting voor den tweeden. Hermes is benevens de voornaamste Tooneelkundigen aan de bevallige Lavinia (dewelke door eene beurtwisseling van lieftallige gebaren en eene zuivere uitspraak, naar den eb en vloet der passien net veel oordeel gemenageert, de aanschouwers verrukte), ten hoogste verplicht. Desgelyks heeft Pyrrhus de gemoederen der liefhebbers door eene uitvoerige vertooning van heldhaftige en tedere hartstogten weten te bewegen, en zich in het Blyspel van den Logenaar gedistingeert; en de rol van Vader is in 't zelve stuk door een verdienstig Akteur desgelyks admirabel uitgevoert. Die van Antonet, Mevrou Keizers Thee, Clarinde, Spadulaan en Herbamuf, zyn in de Hollantsche zinnelykheit naar genoegen van den Ouden geëxecuteert; ook is de rol van Jan in 't Jufferen gewaat wel behandelt. En indien Anubis thans de verdiensten | |
[pagina 404]
| |
van sommige Speelders overslaat, verzoekt hy dat ze zulks aan zyn veroudert geheugen, zwak gezicht en hooge jaren gelieven toe te schryven. | |
Caracter van een Pedant.Een Leermeester der Jeugt is geen Pedant; maar een Man, die in de vriendelyke zamenwooning der beide Sexen een Schoolmeesters air, eene ronduite stelling, verwaantheit en diergelyke feilen, spruitende uit een Lantleerlingshuis, introduceert, is alzoo wis een Pedant als Argus een Weetniet is. Hy is veeltyts zoo kenbaar aan zyne stem als de Dansmeester van Abdera aan zyne geblankette trony; een Haagsche Breteur aan zyn' langen degen, en een Chevalier d'industrie aan zyne geaffecteerde beleeftheit. Om zyne Scholieren zoo buigzaam te maken als een Pikeurs rysje, speelt hy met armen en beenen gelyk de wieken van een' wintmolen. Hy bromt als Doktor Balouarde, en maakt zich door krachtelooze dreigementen verschrikkelyk als een tweede Don Quichot. Zyne schoolparuik past hem veeltyts gelyk een stormmuts aan een mier, en staat altoos op zy gelyk de gevederde hoet van een jong Vendrig. Hy bloost zonder schaamte, schuimbekt zonder toorn, en brult leeuwen-accenten met de tong als een' haas. Hy beveelt zoo souverein met een houte plak als een Veltmarschalk met den Staf van commande; disputeert over de punt van een naalde, en maakt een Mithridaatsch mengelmoes uit Grieks, Latyn en Onduitsch. Doorgaans gespannen op zyn confuis Mas Anjellos gouvernement verliest hy zyn oordeel in 't stof der school, en verbaast jongens en zotten. Hy plaatst zyne gelukzaligheit binnen den omtrek van Latium en Athene, en binnen die grenspalen is de Knorhaan van schoolzwetzery op zyn' eigen mesthoop. In 't kort een Pedant is als eene generale Belasting, dewelke de schouders van 't algemeen drukt: en een stoute jongen, die de passagiers eene doode kat of een hant vol slyk naar 't hooft werpt, is zoo onverdraaglyk niet als een Schoolgeleerde, die gestadig met zyne geleertheit van jodenlym en spreuken van het Doode Meer komt opborrelen, en met het slyk en modder van Schoolwysheit de posten en deuren van eene aangename converzatie loopt besmeeren. | |
[pagina 405]
| |
Kouranttraktement.Te Parys zyn in de voorlede week twee Koopluiden van Ryssel binnen gebragt, dewelke vele pistoletten van een' uitheemschen stempel aan den heer Gibert hebben gezonden. Indien de huwelyksmedailles, dewelke door uitheemsche stempels gestempelt worden, buiten de zoete commercie wierden verbannen, zouden de Dames in dit saaizoen raarder zyn dan blozende Persikken of Bredasche Abrikoozen; want wie weet of zelfs de gaafste op 't oog niet hier of daar een klein wormsteekje onderworpen is. Doch wat zwarigheit? dewyl de beste munt dagelyks door uitheemsche en onechte stempels wort verbastert. Beschou eens het averechtsche slag van de medaille der Devotie; is die niet Schynheiligheit? En die van Liefde ceremonie? Keer den penning der vier grootste Evangelisten van den Bedelzak, de Kapucynen, Karmelyten, Augustynen en Dominikanen, eens om, en toets die eens op den toetssteen van onderzoek; o uitwendige gestrengheit! hoe zacht is uwe inwendige voering! uw vacht is van buiten kemelshair, en van binnen fluweel. Uiterlyk zyt ge verbleekt door bidden en vasten, en innerlyk verschroeit door gekruide spyze en verhittende wynen. De Navolgers van St. Franciscus zweeren by den gordel van dien Patroon; de Karmelyten by den Scapulier; de Augustynen by den Ceintuur, en de Dominikanen by den Rozenkrans. Dat de gordel van d'eerste meer Dames vruchtbaar maakt dan het klokkengelui booze geesten afkaatst is waarheit; en dat de Scapulier zoo wonderwerkent is tegens de aanvechting als een passaus Toverbriefje om schootvry te zyn is niet gelogen; dat de Ceintuur van den Afrikaan de continentie der Juffers zoo onbevlekt bewaart als een Italiaansche kuisheitsgordel is onwedersprekelyk; en dat de Dominikanen zoo familiaar zyn met den Rozenkrans der Sinjoorinnen als een valsche Speelder met geprepareerde dobbelsteenen leit geen onderzoek: doch hoe die vier dieren aan die vier wonderkruiden geraakt zyn, zal Hermes, die benauder voor de Rechtbank van de H. Inquisitie is dan een Dorppaap voor eene inquartiering van Dragonders, in vreeze en beven overslaan. Roome. De Abt Romani, die veel met den onthalsden Abt Volpini verkeerde, is in hechtenis gezet, om dat men heeft ontdekt dat hy in verscheide Schimpdichten van dien Abt deel gehadt heeft. Het is een considerable misslag dat 'er geen grooter onderscheit wort ge- | |
[pagina 406]
| |
maakt tusschen schimp en schimp. By voorbeelt: een zedig Orateur stygt op een verheve plaats, en, zonder dat 'er iemant kikken of mikken durft, beschimpt hy in hartroerende termen de feilen van 't algemeen, dat hem jaarlyks voor dien dienst pensioeneert. Een Tooneelspeelder beschimpt met octroi niet alleen de gebreken in 't generaal, maar ook dikmaals in 't particulier; en die Kabouter leeft op den wint van kwaatsprekentheit gelyk een volwassche Steur op de lucht. Een Koffihuis-politiek snapt met zoo veel eerbiet van een' Vorst als Tolant van den G... dienst, en echter is 'er niemant die hem daar over met de gestrenge Acia van eene bezemsteele bamboes regaleert. Verwyt een Geneesheer aan zyn' Confrater geen dootslagen die het Kruis van St. Andries en den Nachtdas van Tyburn verdienen? Beticht een Advokaat zyn' makker niet met dievestukken, behendiger uitgevoert dan die van Cartouche? En scheld d'een Apotheker den anderen niet voor een Vergifmenger? Nu dat riekt zoo wel naar waarheit als naar een Schimpdicht. Doch als de geleerde Argus en de trage Hermes hier of daar eenige periodes, zoo twyffelachtig als d'echte geboorte van den Pretendent, in hunne schriften inlassen, dan schreeut men: Schaamt zich die saliverende Muiderzwaluw niet? Is d'Oude Hermes met den kop gebruit? en z.v. Parbleu, Confrater (zegt Hermes) desisteeren we van Schimpschriften. Laat Hermes een Traktaatje van Staatkunde, en Argus 'er een over de zoete Quik ontginnen, dan zal men ons niet alleenlyk belagchen, maar zelfs is het waarschynelyk dat de laatste, die met eenige inkdruppelen zoo zwart te schilderen is als de gehoornde makker van St. Michiel, noch zal beklaagt worden. De Kardinaal Borgia heeft aan zyn H. een' zeer kostelyken gouden kelk, waarvan de voet met diamanten is bezet, vereert. Dus heeft zich die Kelk niet te bedroeven gelyk de Paau wanneer hy neêrwaarts ziet; en die ryke voet past niet kwalyk in den gepaerlden pantoffel van St. Pieters Erfgenaam. Iets van waerde aan den hemel te vereeren, wanneer men zich op aarde schatryk steelt, is eene groote deugt; en die den Paus in de rechter- en Astaroth in de linkerhant voert, bezit hem hier en hier namaals. Nu zal Borgia voor den onbarmhartigen rechterstoel van Rhadamant niet pynlyk ondervraagt worden; neen, hy zal langs den Tyber, en niet langs Stix, naar het Ryk der Schaduwen oversteken, en 't bekende spreekwoort, dat het onmogelyk is Jupyn en Mammon te gelyk te dienen, leugenachtig maken. | |
[pagina 407]
| |
Dus ziet men Croezus langs een diamante lyn
Naar 't starpaleis laveeren,
Wyl Irus moedernaakt, wanhoopent en vol pyn,
Gelyk een Tovenaar met Spoken moet verkeeren.
Wort dan het zongewelf door 't zonmetaal verheert?
Zoo is 't geen wonder dat men 't gout als g..lyk eert.
Te Venetien heeft het mirakuleuze beelt van O.L.V. geschildert door St. Lukas, in de Kerk van St. Markus, om droogte te verkrygen, drie dagen ten toon gehangen. St. Lukas heeft omtrent een half douzyn conterfeitzels naar O.L.V. geschildert, die malkander gelyken als kemphanen, en die daarby zoo wel behandelt zyn, als of ze door het portraiteeren M..tje, dat zoo bloozent als dukatengout is, gepenseelt waren. Geen beter middel is 'er voor droogte dan het ophangen van H....en indien zy 'er den Aktieh... St. Law (die drie magtige Staten met eenen overvloet van sprinkhanen heeft gezegent) by hingen, 't is gewis dat die Republyk of die H.... in 't kort droogte zouden gevoelen.
Doorluchte Law, die, noch door fons noch eenig gelt,
't Krediet en Koopmanschap der Gaulen hebt herstelt;
Die door een Klapgoes watrig kweelen
En Staat en
Ga naar voetnoot* Kerk wist te verdeelen;
Zal dan het magtig Albion,
Vereenigt met
Ga naar voetnoot† Karthagoos Zon,
Scotenâs duister Spook en zyn' geroofden wagen
Uit d'Adriaatsche golf schuimbekkent op zien dagen?
Dat Spook, dat t'allen stond'
Een' Duivel voert in 't hart een Psallem in den mont?
Dat, altoos uitgestreken,
Noit geen finantie noch projekten zal ontbreken?
Dat, eertyts zedig, nu vry bars,
Zag in potozies myn verandren stok en mars?
Dat ..... basta: 't is geen Eeu om 't scandalum te
naderen.
Men kent de klok van 't hart door 't ramlen van zyn
raderen.
Een Man die dag en nacht calculeert om door eene laaggezielde Cyfferkunst zynen Visch te verminderen en zyn gelt te vermeerderen, | |
[pagina 408]
| |
is doorgaans in andere oeffeningen een vreemdeling. Een diergelyke knaap rezolveerde onlangs om met een geleent Paert en eene geborgde Chaize, vergezelschapt van een' vrint, naar de vermaarde Koopstadt der Moutwynen te ryden, doch voor hen beide ter kwader uure: want zy waren nauwelyks aan 't circuleeren, of de koppige Hartdraver, die ongewoon was door zulke gewyde handen, die wekelyks de inkomende renten der behoeftigen vergaderden, gegouverneert te worden, stelde 't eerst op een loopen, en naderhant zoo vreesselyk op een hollen, dat de Broeder by provizie zyn' vrint langs de trappen van den triumfwagen op 't groene zootje neerwaarts wierp; doch gevoelende dat het rollende gebou echter slingerde of het dol was, hoosde hy twee zakjes gelt over boort (wamt hy wist door ondervinding dat de vloek aan den schat verknocht is) doch zyn ligchaam daaraan vastgestrikt zynde, volgde het zelve die zilvermyn zoo perpendiculair, dat Paert en Chais, man en dwaas, gezamentlyk in een' nabuurigen sloot buitelden, in dootsgevaar van vuil en beslikt daar uit geret te worden, 't geen echter noch eindelyk geschiedde. De Voerman wert in eene herberg, de reukelooze Bucefaal op den stal, en de Chais naar den Wagenmaker getransporteert, om alle drie behoorlyk gerepareert te worden. Doch nauwelyks was d'eerstgenoemde voor een vuur geplaatst, en zyn bezeerde looper met Nanteschen balsem gezalft, of men bespeurde een wonderlyk voorspook; namelyk, eene Slak kroop uit zyn binnebeurs, en eene Krab uit de tas van zyn' rok. Deze zeltzame zaak verschrikte alle de omstaanders; maar een oude Kwakzalver, die by geval een groot Wicchelaar was, verlichtte dat raatzel, met te zegen; dat een Man, die gestadig de Koopmanschap van zyn' evennaasten onderkruipt, min avanceert dan een trage Slak, en altoos achterwaarts krabbelt als een scheeve Krab. Toekomenden Donderdag zal Hermes in eene behoorlyke Afscheits-audientie zyne respective Lezers bedanken.
Gedrukt voor den Autheur en wort uitgegeven, te Rotterdam by Arnold Willis; Amsterdam J: Ratelbant, J: Oosterwyk en D: Rank; Haarlem M: van Lee; Leiden de Janssoons vander Aa en H: van Damme; Delf R: Boitet, Utrecht M:L: Charlois; 's Hartogenbosch C:W: vander Hoeven; Bergen op Zoom Overstraten; Breda Evermans, enz. |