De Rotterdamsche Hermes
(1980)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 369]
| |
No. 54
| |
[pagina 370]
| |
een' nachttocht onder eene verliefde Amazone. Maar (herhaalde d'oude Briefdrager) is mogelyk de Heer Overste ook door hovaerdige Tappers, Pachters over de Wynen, of Grossiers in Fransch Bezienbloet gepensioeneert, dat zyn Ed: zich zoo vermoeit in de defensie van dat liquide Proces? Want dat yvervuur barst al te schielyk uit om niet door eenen combustibelen wint van Eigenbaat aangeblezen te zyn. Op 't onvoorzienst begonden de vreesselyke oogen van Mavors Schiltknaap te branden als Phosphoris: de gevederde hoet begon in de rondte te draaien gelyk een Toverzeef. Hy klom schielyker in de hoogte dan een aangestoken vuurpyl, sloeg de hant op 't gevest van een halve spadron; zwoer by den donder, en daalde aanstonts wederom neerwaarts in een' spaanschleeren stoel, na alvorens met een' geforceerden grimlach aan Hermes gevraagt te hebben, of hy gerezolveert was die questie ordentelyk tegens hem te bepleiten. Ja, maar zonder staal of vloekken (repliceerde Anubis) want als de Oratie zoo hevig is, dat 'er een Chirurgyns zalfbus vereischt wort om de overtredinge der samenspraak te repareren, wil ik liever het proces met kosten en al aan den Heer Overste afstaan. De Degenvorst akkordeerde dezen preliminairen vredeartykel; en, ziende dat de dronke en nuchtere toehoorders (de eerste helaas te menigvuldig en de laatste te weinig) in verwachting opgetogen waren gelyk de Hovelingen van Dido, Conticuere omneis intentique ora tenebant.opende de driedubbele Geryon de samenspraak door de navolgende sententie: Overste.
De Wyn is nootzakelyker in de Kelder-ordonnantie des levens
dan de Alexandrynsche Zeehagedis in den Veneetschen Theriaak. Hy is de
Melk der Grysaarts, de
Ga naar voetnoot* Dictamnum der soldaten, de zuil der kranken, 't Vestaalsch
vuur der Vrouwen, en de Troefkoning van harten. Gaston de Foix, zullende
een' desperaten storm beginnen, ordonneerde dat de Granadiers
zouden zuigen als sponcien; en indien Maarten Schenk, in stê van
een boterkarns dekzel, den bodem van een half aam Mademoisellen-Wyn voor
zyn rondas verkozen hadt, wie weet of die Vestingbouwer op dit moment
ons collegie noch niet zou bywoonen.
| |
[pagina 371]
| |
Wat my belangt, ik hou staande, dat'er niets heilzamer voor de koude
en melankolyke gesteltenis van een' gehuurden Menschenvreter is dan een
stoopskelkje oude Wyn, zoo om onverschrokken 't gevaar onder d'oogen te zien,
als om de yzerachtige en geschubde fatigues van den Krygsgod te
verduuren.
Hermes.
De Wyn maakt een dollen Duivel van een blooden: zingt bloode
Jan in het spookent Weeutje; dat is, een Dronkaart is meer dan een mensch en
min dan een redelyk schepzel. Door den Wyn tuimelde Loth over de
Tiktakborden van zyne Dochters; door den Wyn verwyderde Cyrillus zyne
Zusters van de loopbaan der Kuisheit; door den Wyn liep de dronke
Alexander den heer Overste Clytus met eene partizaan door de
ribben; door den Wyn wert Noach zoo naakt als een Aktionist; door
den Wyn stak een Rechtsgeleerde den moort met de gifbokaal in de vuist; langs
den wenteltrap van den Wyn beklom de Kollonel Paliotti den Triumfboog
van Tyburn, en door dit geperste Rattekruits-water heeft Hermes een
octaaf werk gehad eer hy het Slot Leeuwenburg kon oploopen.
Overste.
Het is met den Wyn gestelt als met de ervarenste Geneesheeren,
dewelke de kwaataardigheden der ziekten door natuurlyke middelen overwinnen.
Die vocht heeft, gelyk de Speer van Pyrrhus of de Gekskap van
Janus, een gecombineert vermogen. Eerst verfrischt zy den Geest
en naderhant deszelfs koffer, het Ligchaam. Hermes, Hermes: zonder een
ongelukkig toeval zou d'Afgod van
Ga naar voetnoot* Tolant, de
schrandere Mahometh, den Muzelmannen noit die natuurlyke Sorbet
hebben onthouden.
Hermes.
Abuis, Heer Commandant, abuis! Mahometh, voorziende
dat de Turken en Arabieren gelyk de dronke Matroozen met de messen zouden
spelen, indien die Dollemans-Beker de ronde deedt, demonstreerde hun
wiskunstig dat de Wyn, en inzonderheit de Bourgonje, Gravesche
| |
[pagina 372]
| |
en Heuninger Bleekert, het bloet van d'oude Slang was; ja
dat de Wynstok als noch de geslingerde figuur van een uitgedroogt
Serpent conserveert.
Overste.
Is'er onder de vermaarde oorlogstogten van den laatsten der
Guillaumes wel eenebataille geslagen, waarin de Engelschen niet
zoo vol en dol waren als banketterende Kannibalen? Waarin de Duitschen niet
waggelden als Trapganzen? en waarin de Nederlanders niet struikelden als
zwangere Vrouwen? En echter...
Hermes.
En echter is'er geen een eenige bataille gewonnen, of eene
duimbreette terrain geconquesteert. De Karthagenenzers en Lakoniers,
Heer Overste, verboden, op poene van kassatie, den Wyn aan de
Offiçieren, en op straf van de stiegriemen en spitsroeden allen
sterken drank aan Ruiters en Soldaten. Want wanneer een Korporaal dronken is
commandeert hy als een Hopman; en een volgezopen Sergeant speelt voor
Brigademajoor. Cosmus de Medicis zegt, dat het aan een' Commandant
onbetamelyk is altoos een flessenkeldertje vol lekkeren Wyn, en aan den Soldaat
altoos eene veltmaat out Bier of een zakpistool vol Genever onder den neus te
hebben. Laat een' Afgezant de konst van drinken, om daar langs, als door een
windaas, 't geheim uit den boezem van zyn' Medegezant te winden,
bestuderen; laat een Voorspraak van Themis de gemoetswroeging, wegens
ontelbare geruïneerde Pleitzuchtigen, in volgeschonke Roemers
dompelen; laat een Geneesheer het getal van zyne omgebragte Lyders door de
Decoctie-fles van Fransch Lethe-water uit zyn geheugen verbannen;
laat een' Apotheker door 't parfuim van den Moezel de besmette lucht van
zyn Magazyn des Doots corrigeeren; laat een' Dichter door den Slypsteen
van Bergerac de stompe punten van zyne verminkte imaginatie
scherpen; laat een' Chirurgyn door eene infuzie van Alsemwyn zyne
bevende vingeren tot het Lancet- of Incizie-mes
qualificeeren; laat den afgesloofden Argus door eene Gargarisma
Juniperi anisati het stilstaande beslag van zyne rampzalige Uitbreidingen
op nieu doen gisten; laat Schoolgeleerden, na het inzwelgen van eenige
koeketels Theewater, derzelver kracht door Orangewater temperen; laat Kruijers,
Sleepers en Zakkendragers, hunne overeenkomst met Olifanten,
| |
[pagina 373]
| |
Kameelen en Ezels, door de Zuigers van eenige pinten driestuivers-Wyn in 't
vergeetboek stellen; maar laat geen wakker Man of stout Soldaat met dronke
blikken de doot onder d'oogen zien, of zyne onschult voor den Rechterstoel van
Radamanthus met eene stamerende tong bepleiten.
Nauwelyks waren deze laatste woorden geuit, of d'Oude Hermes sloot de twee tafelbladen van zyne lippen zoo vast op malkander, dat hy, uit vrees van te verstikken, genootzaakt was zynen adem te scheppen langs de konstige opening van eene Goutsche Tabakspyp. Doch de Heer Overste, die zulke groote waarheden uit den mont van Majâs Zoon niet verwacht hadt, stortte op 't onvoorzienst in eene Passio Hypochondriaca. Zyn spog wert witter dan gedroogt zeeschuim. Hy lei de rechterhant op zyne borst, als een zinnebeelt van schultbekentenis, en vervloekte, als een tweede Mahometh, in welmeenende termen den Wynstok, onder dezen Mits, dat hy jaarlyks geen grooter Druivenplas zou consumeren dan een volwassche Straat Davids-Walvisch noodig heeft om zich behoorlyk in te konnen onderdompelen. Maar apropo; belofte maakt schult: derhalven zal Anubis den grooten Leviathan, waarop de Insecten van Hippokraat en Galeen te voet en paerde azen, die harmonieuze Kwaal, Passio Hypochondraca genoemt, eens ter loops aanraken, te meer doordien de kuische Argus t'zedert eenige weeken verscheide drukke conferentien met de Geneesheeren, wegens de uitroojing van den Napelschen Kinkhoest, heeft gehouden, en by gevolg niet zal nalaten, erkentenishalven, de party van zyne weldoenders op te vatten. Dat heerlyk woort Hypochondria is een arm van de groote Zee Melancholia; welke Kwaal (doch onder verscheide benamingen) is de Lente van Zotheit of de Herfst van Droefgeestigheit, en doorgaans die beide. Areteus, Prosper Alpinus, D. Woodward, Sylvius, en diergelyke Vernissers van het Konststuk Den Mensch, bepalen dien ingebeelden Bulbak circum circa aldus: Indien de Passio Hypochondriaca gelyk een Leidekker opwaarts klimt, is de Lyder vreesachtiger dan een Muider Haas op d'approches van een' Rotterdamschen Beschutter. Indien de Kwaal de herssenen aantast, is de Patient, gelyk eene jonge Juffer, onderhevig aan de vallende ziekte. | |
[pagina 374]
| |
Indien ze doordringt tot in de wyk van 't hart, is de Zieke, gelyk de Commandant van Dixmuiden, gekwelt met hartkloppingen. Zoo die Passie de maag bestormt, heeft de Kranke grooter walg van spys en drank dan Korinna van d'omhelzingen van haren podagreuzen Bedkampioen. Om kort te gaan, een Hypochondriaak is zoo chagryn als de Koewachter van Juno, wanneer men hem adverteert dat d'Oude Hermes een' vriendelyken neep in zyne papiere klapmuts gegeven heeft; en de inbeelding van zulk een Patient is meer gevlekt dan de Maitres van Endymion, de linnekeel van een Olyslagers jongen, of de melaatsche huit van Argus, eer die door het mirakuleus water van St. Terebinthinus of het heilzaam Salvolaat van Mercurius dulcis was gezuivert. Hermes zal de geneesmiddelen voor die kwaal, uit vrees van den zwarm horzelen der Geneesheeren op de gevoelige schors van zynen Levensboom te zien nedervallen, niet openbaren; ook zou het onnatuurlyk zyn het rechte Wywater tegens die bezetenheit aan de Lyders mede te deelen, dewyl de voornaamste Staatkunde van de Heeren Doktoren in den volgenden grontregel bestaat, namelyk de ziekten, en specialyk de ingebeelde kwalen, te vergrooten, en altoos de volkome genezing derzelve (genotshalven) te verwaarloozen. Hermes is verwondert dat Plinius, Jonston, Aldrovandus, en andere Autheuren, zoo nalatig zyn geweest in de beschryving van de kleur der Paerden, daar Juvenalis, Horatius, Ovidius en Martialis, zoo naaukeurig zyn in de descriptie van de kleur der mânen van de Roomsche Dames. Palladius, in zyn boek de Re rustica, getuigt dat de Romeinen Paerden bezaten, waarvan de differente koleuren ons thans onbekent zyn. Colores equorum praecipui sunt (zegt dees Schryver) badius, aureus, albineus, russeus, mureus, cervius, gilbus, scutulatus, albus, guttatus, candidissimus, niger pressus, sequentis meriti, varius cum pulchritudine, nigro vel albineo, vel badio mistus, canus cum quovis colore, spumeus, maculosus, murenus obscurior.
Ecce venit (Guidonus) grossum montatus supra cavallum.
Quattuor ille facit nullo sperone citatus
Destretus balzos, tenuemque volutat arenam,
| |
[pagina 375]
| |
Postea de calcis duo paria laxat abire.
Huic Mantellus erat nigrior carbone galantus,
Parva testa, breves agilesque movebat orecchias,
Frontis & in medio faciebat stella decorem,
Frena biassabat, naresque tenebat apertas.
Pectore mostazzo tangit se reddit in unum
Gropettum: solusque viam galopando misurat,
Goffiat, & curtos agitant sua colla capillos,
Balzanus tribus est pedibus, cum pectore largo,
Ac inter gambas tenet arcto corpore caudam,
Spaventat, volgitque oculos hinc in de fogatos,
Semper & ad solam currit remanetque Sbriatam
Innaspatque pedes naso boffante priores.
Hermes daagt de voornaamste Dichters uit (den Overzetter van Julius Cezar en Kato, of den Berymer van de Schildersbent uitgezondert) om ons in heldenvaerzen eene krachtiger beschryving dan deze Macaronische regelen te leveren. | |
Eenige Remarques.
Sr: Argus. Zoo gy benieut moogt zyn om de ware oorzaak te weten, waarom uwe Uitbreidingen over de Kourant, uit de geboorte kruipende, somtyts eens worden gezien in de handen van een fatzoenlyk Man, of onder de brilglazen van een' nieusgierigen; doch altoos tegens den avont of 's anderendaags in het Boekvertrek van een' Paerdenknecht, in de slaapzaal van een' Klapwaker, of in de Studeerkamer van een studieus Livreidrager? dient dit tot uw naricht, dat het met uwe oeveraas-schriften gestelt is als met de kleine pasteitjes van de Fransche Vluchtelingen, dewelke noit smakelyk zyn ten zy ze snikheet uit den oven komen.
Uw Vrient en Collega
| |
[pagina 376]
| |
Indien de Lezer begeerig is om onderricht te zyn waarom Hermes thans zoo vele Zedelessen op zyn' Orestes, den Argus, komt wech te werpen, repliceert hy, dat zulks geschiet uit eene tedere vreeze, dewyl d'Oude meer en meer bespeurt dat de Bubulcus van Iö dagelyks zyn sterflot tracht te verhaasten, door eene strykade van Merkuur, het Niespoeder van Guajak en 't gorgelwater van Salsa Parilla; en dan zat Papa zonder Pootuil. Ook is 't met het Verstant gelegen als met een' wakkeren Leeu, die nimmer een doot aas attaqueert; en Geest sympatizeert met de Vloo, die zelden een Ligchaam byt dat, gelyk een Tor of Schallebyter, droog en bloedeloos is. Anubis verzocht aan een' ouden Pedant, wiens Franciskaner baart uit den apenrok van kennis is uitgegroeit, wiens Poolsche neus onder 't gewigt van twee onpare brilglazen kreunt, en wiens vingeren gecalcineert zyn door de vervolging van het Ga naar voetnoot* Chiragra, om dit Papier in het toekomende met geene fabuleuze uitleggingen te bekwylen, anderzins zal de gryze Tolk, die op ver na de langkmoedigste niet is, met de wapenen van Galnoten en Zwaneschachten eene openhartigerevengie ondernemen. Toekomenden Donderdag zal Hermes voor de Outheit, die vruchtbare Baarmoeder aller Wetenschappen, pleiten.
Gedrukt voor den Autheur, en wort uitgegeven te Rotterdam by Arnold Willis; Amsterdam J: Ratelbant, J: Oosterwyk en D: Rank; Haarlem M: van Lee; Leiden de Janssoons vander Aa en H: van Damme; Delf R: Boitet, Utrecht M:L: Charlois; 's Hartogenbosch C:W: vander Hoeven; Bergen op Zoom Overstraten; Breda Evermans, enz. |