| |
| |
| |
No. 51
Rotterdamsche Hermes
Donderdag den 10 Juli 1721.
Ulceribus, Galene, vales tantummodo nostris.
Stultitia nostra, Justitiane, Sapis.
Oweni.
DE karmynkleurige Minister van Lodewyk den XIII, de Kardinaal de
Richelieu, eenmaal gevraagt zynde wat in een Koninkryk of Republyk
nootzakelyker was, een Rechtsgeleerde of een Geneesheer, antwoordde schielyk:
Noch d'een noch d'ander. Het zal Hermes lusten heden eens voor
Waagmeester te spelen, en de verdiensten van die beide loffelyke Heeren in
gelyke schalen tegens malkanderen op te hangen; verzekert zynde, dat (in spyt
van dien Kardinaal) een Geneesheer en Advokaat in een Gemeenebest zoo
voordeelig zyn als eene vyfde wiek aan een' Wintmolen: een Protector aan
eene Republyk; een Mol onder een Parterre Bloemen, of eene Aartbeving aan
de verouderde fundamenten van eene Oorlogsvesting.
Geen van beide was nootzakelyk geweest, indien de eerste Man min
complaisance voor de Sex betuigt had; maar, helaas! door dien Appellust
heeft hy ons onderworpen aan de gestrengheit der Rechten en de ongewisheit der
Geneeskunde. De Patroon der Badstoven, de Wysgeer Seneka, decideert met
twee woorden die stekelige vraag: Indien wy eerlyk en gezont waren (zegt
hy) kon men den Geneesheer in eene kist vol Zenebladers, en den
Rechtsgeleerden in eene ton vol Sententien der beide Rechten wechpakken.
| |
| |
De Kakelaar dient echter de hooge hant te hebben boven den
Pisbeziender, dewyl de Geest uit eene verhevener stof dan het Ligchaam is
opgemaakt; en de Geneeskunde (volgens Plinius) door beesten en vogels
uitgevonden, als noch verscheide overblyfzelen van het onredelyk schepzel
conserveert. Maar laat ons die respective Avonturiers eens tegens
malkanderen confronteeren.
De Rechtsgeleertheit, aan d'eene zyde, is gelyk die vermaarde Boom
in den Lusthof, die in den omtrek van zyne schors de kennis van Recht en
Onrecht besloot. Op de Geneeskunde, aan den anderen kant, is, als op een hecht
en duurzaam fundament, de H. Vierschaar van Themis gesticht. Want zonder
gezontheit zouden niet alleen de heilzame Ordonnantien vervallen, maar
zelfs zou'er een stilstant komen in het zuivere bloet van de Justitie,
en in de levensraderen aller konsten en wetenschappen.
Is het de Rechtsgeleertheit niet dewelke, als eene bekwame
Vroetvrou, de zwangere ligchamen der Steden en Dorpen van derzelver zwarigheden
verlost? Zuivert zy de besmette lucht niet door het toewringen van de wintpyp
der Overtreders? Verdedigt zy niet de Authoriteit der Rechters? Beloont
zy niet de Verdiensten? En haalt zy niet uit haar' eigen Apotheek die
Geneesmiddelen waardoor de wanorders en verwarringen worden
geremedieert?
Gezontheit is het eenigste inzicht van een' Geneesheer, en hierin is
een Doktor egaal met het Zeepaert; maar de Rechtsgeleerde geneest alle kwalen,
afhangkelyk van de gedachten, raatslagen en werkingen der menschen.
Doch schoon de Wetten een kostelyk gesteente zyn in den trouring van
het Gemeenebest, echter zyn zy niet absoluit tot deszelfs welstant
nootzakelyk. De voornaamste Souvereiniteiten zyn geteelt uit roof,
gewelt, bedrog, onrecht, en diergelyke adelyke eigenschappen; en hebben zich
(spyt Staatkunde en Wetten) in die geweldadige bezitting gemainteneert.
Niet dat zy ten eenemaal zonder order of politie geweest zyn, neen, maar
hare politie was circum circa gelyk die, dewelke de Napelsche
Veltjonkers, de Brigademajoors der gemeene wegen, en Nereus Zeeschuimers
noch hedendaags onderhouden.
De bevalligste der jonge Jufferen struikelen veeltyts over de
uitstekende pallissaden van Bekoring. De Saffraan wort vervalscht door
Goutsbloemen, d'Amber door Kryt, en het gulde metaal valt het allereerst
| |
| |
onder de Mathematische Instrumenten der Geltsnoeijers. De
Gerechtigheit, die heerelyke oude penning, wort desgelyks door bedrog, kuipery,
valscheit, Chicane, en diergelyke Muntmeesters beknabbelt, Muntmeesters
(zegt Hermes) die, met den zoeten naam van Voorspraak oversuikert, als Slangen
en Hagedissen door Themis warmte onder de puinhoopen van hare Gerechtspaleizen
worden uitgebroeit, uit welkers schuilplaatzen zy als Bandyten voor den dag
springen; de twistende partyen by den baart vatten; de sneeuwitte
Justitia door oneindige Inktpleisters onkenbaar maken, en met de punten
van hunne incisie-messen, de verdoemelyke schryfpennen der
Chicane, zulke wytgapende openingen in de tydelyke eigendommen der
litigeerende Lyders inkeepen, dat'er Goet en Bloet, Lant en Zant, Slot
en Dorp, komt door heen gudzen, gelyk 't geperste opperwater langs de opening
van een' doorgebroken Dyk.
Wanneer men in eene Stadt veele Geneesheeren ziet zwarmen, is zulks
een blyk van eenen vruchtbaren oogst der kranken. Indien men eene
quantiteit Hommels der Pandecten ziet snorren, is het een
onfelbaar bewys van 't bederf der Zeden. De eerste bestudeeren niets
anders dan door oneindige geneesmiddelen de goede ligchaamsgesteltenis der
ingezetenen te beschadigen, terwyl de andere toeleggen om langs het kanaal van
Mejuffer de Chicane, de outste Dochter der Rechtsgeleertheit, hunnen
evenaasten tot den gront toe uit te putten.
Noit heeft Roome meer gefloreert dan op dien tydt, wanneer
een ieder zyn eigen Advokaat was, en een Geneesheer niets anders mogt veilen
dan een Vlekbal of een Exteroogpleister. De Spanjaart verboot aan de Heeren
Meesters de nieugevonde waerelt te bewoonen; en, ziende dat de Medici,
in plaats van de krachten der onbekende kruiden naar te speuren, hunne krachten
inspanden om de gulde aderen der goutmynen te ontdekken, casseerde hy
zyne Lyfartzen, ontnam hun den geroofden buit, vulde hunne Scheepskisten met
planten en zaden, en scheepte die Gifmengers weer af naar de verbroke schalen
van 't hanenei waaruit zy gekipt waren.
Hoe zeker en gewis beide die beroepen zyn blykt uit de onfeilbare
kennis der Geneesheeren, zoo omtrent de Ontleetkunde als de krachten der
planten en zaden, benevens de nimmerfeilende uitwerkingen der
Compositas, en z.v. En wat is'er zekerder dan de Rechtsgeleertheit? die,
gefondeert zynde op den wil en fantazie der Rechters, | |
| |
ruim zoo bestendig moet zyn, als een Maartsche zonneschyn, beloften
der Juffers, eeden der valsche Speelders, of de infallibiliteit van den
gewaanden Petrus, den zedigen Kerkvoogt van het H. Roome.
| |
Eenige Brieven.
's Gravenhage den 1 July 1721.
Sr: Hermes,
Nauwelyks tel ik xx. jaren, en echter heb ik myn persoon uit eene
aanzienelyke som gelts, en eene aanzienelyke som reputaties gerymt. O
hoe dikmaals dreigde Mama dat zy my aan armoede, zotheit en naberou
zoude overleveren, ten zy ik die betoverende Kanailles, de Zanggodinnen,
wilde verlaten! en hoe dikmaals heb ik belooft hare gezonde vermaning te
gehoorzamen! Maar helaas, Papa, wanneer my die Poëtische overval op 't
lyf viel, moest de Reden op de vlucht, en ik tuimelde, als een gebylde
Offerstier, voor den drievoet van Apol; en nu heul ik, als een zinneloos
Minnaar, met myne boeijen, en liefkoos myn verderf. Wat raat, wat baat, wat
hulp is'er voor
Uw' ongelukkigen Dienaar
DOMINICUS POETASTER NOBILIS?
Hermes oordeelt dat het Heertje van die Missive in eenen
lamentabelen toestant, en aan die zotten zeer nabestaande is, dewelke
met hunne ketenen zingen en rinkinken. Dat hy eene groote somme gelts en
reputaties heeft verrymt, daaruit blykt niet dat hy een Poëet, maar
wel dat hy'er geen is; want zelden is de vrucht der Dichtkunde ryp met de
vroege St. Jans Appelen van xx. jaren. Somtyts is 'er rym zonder dicktkunde,
vele vaerzen zonder verstant, en veeltyts verstant zonder oordeel; zoo dat
Hermes dit Heertje adviseert te continueeren in het pompen van
vaerzen, tot zyn kleet zoo kaal is als den herfstmantel van den Muider
Nieusspion; of anderzins den gelukzaligen Angeriaan na te volgen, om
door eene eenige dosis Laud. Opiati langs den naasten weg naar de
Hengstebron tegalopeeren.
Delf den 28 Juni 1721.
Zoon van Jupyn,
Uwe methode, om langs een aangenaam Schimpschrift de feilen
der laaggezielde Raasbollen te berispen, bevalt my uitnement, en ik
| |
| |
verhoop dat onze eeu, benevens onze Naneven, uwe goede meening en
verdiensten zullen erkennen. Een jong Advokaat, woonachtig te ...
afronteerde onlangs in een Koffihuis een Heer van fatsoen, en
zulks in zulke onheusche termen, dat ze meer naar de vierde Classe van
Jan Kalbas Illustre School, dan naar de Redenkonst van den Keizer
Justiniaan zweemden. Hy bleef by geene dreigementen, maar vorderde zyn
party voor den degen, plantte zich in het postuur van een Schermmeester,
en rukte eindelyk het krakeelstaal zoo ver uit deszelfs gevoederde scheede,
datmen gemakkelyk kon zien dat het een gemuskeerde kling was; en al dit
Hoogduitsch gewelt sproot uit eene bloote suspicie, dat die Heer aan
eene jonge Juffer, dewelke zy beiden oppasten, geadverteert had, hoe de
jonge Rechtsgeleerde tweemaal 's daags eene dosis bloetzuiverende
pilletjes, uit Terebintyn en Mercurius dulcis opgemaakt,
consumeerde. Sr: Hermes, wy verwachten uwe decisie op dit geval,
waardoor gy zult verplichten
Uw E: zeer gehoorzame Dienaren
N.D. L.H. J.S.
Hermes sustineert, voor zoo ver die Heer een Rechtsgeleerde
is, dat hy niet onbewust moet zyn, dat een Duël eene misdaat tegens de
wetten is. Ten tweede is het onbetamelyk aan een' Advokaat scheltwoorden te
gebruiken, ten zy in een Pleidoi. Ten derde heeft hy door het trekken
van den degen in een publyk Koffihuis maar een middelmatig teeken van
zyne couragie doen zien; want die in een gezelschap vechten wil, vecht om
gescheiden te worden. En ten vierde, een man te beledigen op een bloot
vermoeden, is eene onderneming die reukeloos, zeer gevaarlyk, en niet minder
indiscreet is.
| |
Eene losse Schets, naar een conterfeitsel van Kristina,
Koninginne van Zweden, gekrabbelt.
Natuur wankelde gelyk eene wispelturige Hofdame, wanneer zy
Kristina, Koninginne van Zweden, formeerde. Haar eerste voornemen
was om uit die royale stof eene Vrou, en haar tweede, om'er een Man uit
te bootseeren; doch zy hervatte het eerste denkbeelt, en viel op de rib, doch
vry ongemeen. Door een mannelyk gelaat, Cavaliers air, verachting voor
de Vrouwen en naaraping der Wetenschappen, distingueerde zy zich van de
Vrouwen; maar aan de ande- | |
| |
ren kant probeerde zy hare Sex
door eene ongeblankette zucht voor Monaldeschi, Piementel, Dom Garcie,
Condé, Duc d'Orleans, Colonna, en diergelyke zwakheden. Wat zy
bezielt met eenen heldenmoet (volgens sommige Flatteurs) waarom zich
niet gestelt voor het front van een Leger? Eene heldendeugt bestaat niet in het
lossen van een pistool, het ontblooten van een' degen, of het dootjagen van een
vreesachtig Hart. Waarom, indien zy wilde gehoorzaamt wezen, den Troon van
Gustaaf Adolf niet bewaart? Waarom niet tegens een' heerzuchtigen jongen Vorst
hare staatkundige lessen in 't werk gestelt? Was het de G... dienst, waarvoor
zy hare kroon nederlei, waarom dan niet liever het sneeuwit vertrek van eene
maagdelyke sociëteit dan de purpere Audientie-Zaal van
St. Peter, of 't wellustig Paleis van een' Vorstelyken Kardinaal
verkoren? Was zy tot konsten en wetenschappen geneigt, waarom dan alleenlyk
d'oppervlakte der Geleertheit aangeraakt, en het grontsap voor de
Schooldoktoren gelaten? Zy is, altoos geflatteert zynde en altoos zich
zelven flatteerende, als eene Dwaalstar aan den Roomschen hemel
verschoten; doch betuigde tot den laatsten snik eene onsterffelyke achting voor
drie Grooten: voor den Prins van Condé, wegens zyne dapperheit;
voor den Kardinaal de Reths, wegens zyn' vluggen geest; en voor den
Kardinaal Asolini, wegens zyne ongemeene complaisance.
Sr: Anubis,
Ik ben een Latinist gelyk zeker Overste van Dixmuiden een Soldaat
was; gelyk Kapitein B... een Hoveling is, en gelyk de tweemaal gebankeroeteerde
T... een eerlyk man staat te worden; en echter lees ik nu en dan een regel vyf
à zes van die Romeinsche gebeden. Wat beduiden deze linien,
Papa?
Incidit in Scyllam cupiens vitare Charybdim,
Qui morbum fugiens incidit in Medicum.
Stulti dum vitant vitia, in contraria currunt,
Qui litem fugiunt, Causidicumque petunt.
Help my eens; immers hebt gy zoo dikmalen den Argus, die pas
vier duimen dieper dan ik gestudeert is, geholpen, en ik beloof u een potje
gekonfyten Gember voor uwen Familiehoest.
Uw Vrient,
DAMON B.
| |
| |
De Wysgeer is een dwaas, die 't heilzaam van 't vergift
Niet door de Reden schift,
En naar het ondermaansch met tranen zwoegt en zuchten:
Hy splyt, ô Damon, op de Rots die hy moest
vluchten.
Vergeefs is 't dat hy 't wufte en los besef
vertrout,
De grontvest wraakt eer het Paleis is opgebout.
Een onbedreve moet staag glyden.
Hy valt in Scylla die Charybdis wil vermyden:
De Hemel spot met 's mans voorzienigheit en deugt.
Hy zengt zyn groen gewas, en stolt zyne gulle jeugt.
Dan moet de moede ziel in d'opperlucht verzwinden.
Doch eer die Diamant zyne aartsche kist verlaat,
Ziet hy 't inwendig licht, Jehovaas dageraat.
Dat men beneden zoekt men opwaarts staat te vinden.
Indien u, ô Damon, deze omschryving voldoet, is Hermes
voldaan: indien niet, konje 'er met een' Latynschen Schoolmeester over
consulteeren.
| |
Waarschouwing.
Deborah Kandeel, een aangenaam dik, kort, zwart Meisje, ruim
20 jaren out, tamelyk ryp op het oog, aanhebbende een' Chitzen Japon, de gront
geel; onder den zelven een' hemelsblauwen armozynen Rok, een' witten Onderrok,
roode Koussen en geele Muilen, is voorleden Zaturdag 's nachts stilzwygende van
Mevrou Suikerpeer wechgeloopen met de volgende goederen:
Een' fluweelen muskeskleuren Nachtmantel, gevoert met Eekhorentjes
bont.
2 Paar geborduurde Muiltjes, de houtjes ruim drie duim hooger dan
ordinair.
1 Gestikten damasten Rok, bezet met een reep van Walvischbeen,
omtrent 16 voeten in zyn' diameter.
3 Stiklyven, gegarneert met differente boezems, en aan
den linker schouder opgevult met watten.
Noch verscheide Coiffures, zoo met Mecchelsche, Brusselsche
als Antimodische point de Venise-kanten. Item een klein kabinetje van
vier laatjes, gemeubeleert met drie paar geolyde hontsleere hantschoenen, een
lint met pomade, om het voorhooft voor kreuken te bewaren; zes koekjes
superfyne Spaansche Wol; drie bladen Papier d'Es-
| |
| |
pagne, en
vier schoteltjes Portugeesch root; eenige loode kammen, twee pincettes,
borsteltjes, savonettes, poudre de palville, twee paar zwierige
wynbrauwen, benevens eenige ryen elpenbeene tanden; een flesje half vol
paerlenwit voor Madames lelyen, en een gevult met Aluin-tinctuur
voor haar.... voor haar gebruik; benevens verscheide flesjes met essence
d'ambre, Bergamotte, Maagdenmelk, pastilles gepulverizeerden
Zevenboom, en
Adam en Eva, konstig geëmalieert, zonder
vygenbladers.
1 Gout Litringetje, met dit devys: Koridon, ik ben uw
Zon.
1 Testamentje, gebonden in groen Segreinleer met goude sloten, maar
eene eenige maal geopent.
1 Zilvere Tabaksdoos, ovaalsgewys, met een gegraveerde Tulp op het
opperste dekzel.
1 Vergult doosje, en daarin een klaverblad van vieren, om gelukkig
te zyn in Lombre en Lanterlu.
1 Doosje vol Cashou en Cubeben voor een' frisschen
adem.
1 Zilver Trekpotje met een langkwerpig putje dicht by het pypje.
1 Kop, gedraait uit eene Maldivische Kokosnoot, die Mevrou ieder
avont mê naar bedt nam, boordevol Kaneelwater voor de Vapeurs.
6 Mesjes en Vorkjes om by Confitures te gebruiken.
Een Bracelet, waarop is geëmalieert een Kupido die met
een stukje gouts naar harten vischt, met dit devys:
Door gout alleen, vang ik Klimeen.
Item verscheide Kornalyn en Onyxsteenen, gegraveert met
Minnegoodjes, Harten, Pylen, Altaren, Vlammen, Rotzen, Doornen en Zonnebloemen.
Noch is 'er vermist een geweven Koffertje, vol Minnebrieven van de jaren 1671,
1672, 1676 tot 1698, geteekent Filander, Koridon, Amintas, Adonis, en
z.v. benevens eene verzameling van differente Recepten, als deeg voor de
handen, pomades, zalf voor de lippen, witpotjes, zuiverenden room, olie
van talk, kikvorsschenwater, differente Tisanes om de complexie op
te helderen, benevens een onfeilbaar hulpmiddel om eene miskraam te
bevorderen.
Zoo iemant deze goederen in 't geheel of voor een gedeelte te recht
brengt, zal Mevrou zulks dankelyk recompenseeren.
N.B. De Brieven (die van Filander uitgezondert) worden
vereert aan den Ontdekker, zynde dezelve in zoodanige generale termen
opgestelt, dat ieder Juffer die op zich zelven kan toepassen.
|
|