De Rotterdamsche Hermes
(1980)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
No. 40
| |
[pagina 258]
| |
post à post te gemoet zien, en na de ontdekking van dit onbekende Zuidlant tot het misbruik van die Toverlantarentjes overgaan. Schrik niet, Vorstinnen van dag en nacht, Anubis zal u thans met een' Schildpadden Roskam maar een weinig kittelen; en indien 'er hier of daar een enkel hairtje, dat de stormwinden van Napels of de Mercuriale lucht van Vrankryk ontvlucht is, blyft aanhangen, slaat dat, volgens gewoonte, in de beste plooi, te meer, om dat het modellen zyn die hy door eene tachtigjarige ondervinding, zoo in de Engelantsche als Binnelantsche Oorlogen, naar het leven heeft afgeschetst. Onkuisheit is overeenkomstig met den Euripus, een arm der zee tusschen Aulis en Eubaea, die in een etmaal zevenmalen ebt en vloeit, en naar wiens mirakuleuze Santinne de Liefhebbers van de wasse Schuimgodin (gelyk de Turken naar Mekka) hunne bedevaarden aanleggen, doch met dit onderscheit, dat onze Venusjankers doorgaans van die pelgrimasie reverteeren met de hooftpyn van St. Markoen en de potscherven van den op den mesthoop zittenden Dervis. Eene Hoer is het heulsap der geile Jeugt; zy zuioot hare Minnaars voor een' korten tydt in slaap om ze naderhant in eene zee vol wanhoop op te wekken: zy is de waaijer van Lucifer, die noit de glommende kolen van Onkuisheit verkoelt, maar eeuwig aanblaast; zy is een halfslachtig Lant- en Watergedrocht, dat, als een Krokodil, tranen stort om haar' prooi te verslinden; zy is de schipbreuk van haar' Galant en zyn onweer in stilte; zy is de gevangkenis van zyne eer, eene zorg zonder tusschenpoozing, en een gedurig gevecht tusschen lust en naberou; een scorpioen in zyn' boezem, en een Ga naar voetnoot* Empusa in zyne omhelzing; zy is een watervloet die zyne landen overstroomt, een nacht zonder starrenlicht, en eene bedompte maan met donder en onweer; zy behext in den tovercirkel van hare geile bouten alle de eigenschappen van zyne ziel, en ontsenuwt door Aretyns nacht-fatigues de krachten van zyn ligchaam; hare professie is aan de doodelyke schermkunde verknocht, doch hare voornaamste sinten bestaan in een quart uit de lengte, of Laïs-flankonade. Het sieraat van eene Hoer is eene Manufactuur vanTierentain, half garen en half wol; en zy pronkt door- | |
[pagina 259]
| |
gaans, gelyk de Tooneelnimfen, met Vermilloen en Amersfoortsche Brillanten; zy ontluikt door eene middelmatige warmte van achtentwintigen en drieguldens-penningen; zy rypt door de gulde zonnestralen van Fransche Pistoletten, Engelsche Guinêes, of Hollantsche Dukaten, en zy rot als een Meloen op het ellendig bedde van St. Jobs mest. Zy is een treureindent Blyspel, en sweemt sterk naar Titus en Aran van den Glazenmaker, die op 't laatst met alle zyne Akteurs bek-af speelt; zy slagt de Parfumeurs, en kan met een kleintje, ja een vodderytje, haar winkeltje opzetten, doch al te veel Kalanten bederven hare Koopmanschap. Onder millioenen voorbeelden, die als Kampioenen deze Zedenlessen defendeeren, zal d'Oude zynen Lezers twee gevallen mededeelen, het eerste van een' ongelukkigen Prokureur, en het tweede van een rampzalig Officier. Te conjux aliena capit, meretricula Davum. In een doorluchtig Dorp, eertydts de Wieg van vermaarde Vorsten, nestelde een dikke Pleitbezorger, die vyf à zes maal 's weeks zyn papiere nest ontvloog, om de aan den spyker hangende Processen van de Haagsche Kamerkatten te visiteeren. Mama P...., Binnenmoeder van eene algemeene Kanarykooi, had by geluk een detachement van vier snedige Kamenieren ontfangen, waarvan onze Galant het eerste bezien wert geoffereert. Mama dan verwelkomde hem met eene Nachtprinses, opgesmukt als eene Klaverenvrou uit de fyne Speelkaarten, zoo blank geschuurt als een Noorthollantsche Theeketel, en zoo vlug van gangk als eene bevroze Spinnekop; doch die Makreel wert afgekeurt. Fluks wert'er eene Dame geintroduceert, behangen met eenen stacytabbert van inlantsch katoen: zy was opgetralyt met verscheide Juweelen, ter waerde van twaalf of veertien guldens, en dikker bepoedert dan een Krakaus Edelman die de Ga naar voetnoot* Poolsche Vlecht heeft; doch deProcurator bleef ongevoelig. Eene beminnelyke Donselle, die met eene lispende tong de ziltige attenten van eene Garnaals-Ambassadrice Pronuntieerde, wert op hare beurt in- | |
[pagina 260]
| |
geleit. Zy deed hare intrede in een Citsch Jak, en eene Coiffuur van veelkleurige veeren, trachtende daarenboven door verscheide Kikkersteegs-complimenten en Zeedyksche maatsprongen Themis Sultan tot het toewerpen van den neusdoek te bewegen; doch alles te vergeefsch. Eindelyk vertoonde hem de Gouvernante van de Kinderen des zeeschuims, als het plechtanker of laatste middel om dezen Voorvechter in kwade zaken aan het wankelen te helpen, eene kleine Kleopatra, zoo zuiver als ongebleekt Maagdewas, zoo groen als een Maartsche Populier, en zoo min bewandelt als het Engelsch Koffihuis in de ylende Aktie-koortsen. Aanstonts smolt het ys van den Chicane door de snelle beweging van dit algemeene Bolderwagentje, en het gestolde bloet van den dikken Januarius begon vloeibaar te worden. Toen mogt men 't gekreukte mombakkes van den Pandecteur zien ontfronssen. Manon wert vereert met een' kus, vergezelschapt van wyn, oesters en makrons, en voort naar een bed geconduïseert, in plaats van rozebladen met koekoeksbloemtjes en netelen bestrooit; alwaar het Bakbeest, dat in het Sodiaks-teeken van de Maagt meende te logeeren, geplaatst wert in de kelderkeuken van den Steenbok. 's Daags daar aan repatrieerde de verliefde Pleitbezorger om dit kittelig Proces in revisie te trekken, en plaatste eindelyk Madame, uit vrees van Medepractizyns, in een Paleis, gelegen aan 't einde der Tuinlaan. Op deez' besloten Schouburg speelde Manon natuurlyk de rol van eene weduw, om dat zy verscheide jaren die van vrou had verbeelt, en de Thermameter van hare liefkozing was op 't hoogst als het Weerglas van zyne beurs op het volste was. De Geschilmaker leefde als een Lukullus, en zy als eene Messalyn, het welk zoo lang duurde, tot de Justitietak van het Stadtshuis onder den last van Boelschap bezweek. Hierop begon de liefde van Madame als kwik te precipiteeren; en de Competiteurs werden met opene armen ontfangen. De Vleeshouwers presenteerden hem hunne Requesten van geleverde Lamsboutjes, Kalfszwezerikken en Mergpypen. De Visverkoopsters leverden hem de naamlysten van Kabbeljauwen, Hommetjes, Tongen, e.z.v. De Riviervisschers de catalogen van Karpers, Baarzen, Posjes, en dergelyke. De Groenwyven vertoonden hem de registers van vroege Peultjes, Asperges, Hopspruitjes en zulk een | |
[pagina 261]
| |
kraam. De Fruitverkoopers de duplyken van Meloenen, Persikken, Druiven, en zulk tuig. De Wynkoopers offerden hunne Doopceelen van Bergeracque, Suransonsche, Champagne en Gravesche Wynen, enz. Deze erinnerden hem de geëxpireerde betaling-Minuit van een' kostelyken Spiegel, gene eischte gelt voor een Stel kurieus Porcelein, en een derde maande hem wegens een Behangzel; de Juweliers vroegen naar Oreilletten- en de Zilversmeden naar Serviesgelt: de Pasquillen vermenigvuldigden als zaad van rapen; 't crediet wert zoo dun als spawater, en 't goet vertrouwen zoo vet als bindgaren. d'Ongelukkige Prokureur kroop den ganschen dag met de maag vol Steurenbroot, en 't hooft zonder geheugen. De spinnekoppen hadden de toegangen van zyn Komptoir, en de Dienders die van zyne wooning gebaricadeert. Zyne penne waren door de Kalanders doorgaat als Flageoletten; en zyn inkkoker had eene dikker huid gekregen dan de draagbant van een' Burgerprovoost. Eindelyk delogeerde hy met eene ziel vol wanhoop en ydele maag naar de warme kust van een podagreus Pasteibakker, dien hy in min dan veertien dagen (want Manon was getand als een haai en hy als een wild Zwyn) in den gront ruïneerde. Na het afweiden van die schrale hei wert hem het Haagsche Bosch te naau, en hy nam de vlucht naar een Veltdorpje, waar hy tegenwoordig, met Manon in eedgespan geassocieert (want wanneer een Schelm zich met eene Hoer vereenigt is het eene conspiratie) als een magere sprinkhaan, en zy als eene uitgeteerde rusp, op de groente der Boeren en de vruchten der Huisluiden hunne ellendige levensspan uitrekken. Aldaar zal de pen van Anubis hen laten kwynen, en het stinkend aas van deze twee lyken abandonneeren, om tot iets anders over te gaan. De Hr:..., die door het afspringen van een Kleermakers Huisschavot in passant een Vaandel had geatrappeert, wert desperaat verlieft op de uitpuilende oogen van Jufvrou Kornelia, die zoo bekent was onder de Liefhebbers van de Middelmaat als het bronze Beelt van den Rotterdamschen Erasmus onder de Marktboeren; doch zy betuigde (door d'inductie van eenige van hare Tournooijonkers) een kleine resistentie, waarop de Wimpeldrager de heldhaftige resolutie nam om die redoutabele Vesting, die meer stormen dan de Citadelle van Namen | |
[pagina 262]
| |
had uitgestaan, door eene reguliere belegering te attacqueren. Ingevolge van dit besluit (wetende dat gelt de zenuw van den oorlog is) verpandde hy zyn' ringkraag, sluijer en vergulden livereirok, aan den Solliciteur van de Bank van Leening voor eene somme van tweeentwintig Karoli guldens, uit welke revenu hy zyne Maitresse eene Serenade vereerde (hy onderwyl zelf byna van honger stervende) die juist dien nacht op haar maagdelyk ledekant tusschen twee Officieren van de Cavallery de getyden van St. Anna prevelde. Het concert bestont uit den Orgelist van de groote Kerk, een' gedeserteerden Pyper, en een' Zangmeester met leepe oogen, die een vermaledyt zinneloos lietje zong, terwyl de twee andere eenige rampzalige airtjes opdreunden. De mingewyde boezem van Madame wert door de verdiensten van de Muzikanten en door de stantvastigheit van haar' Minnaar tot medelyde bewogen; des ontwikkelde zy zich de bouten van die voornoemde Nachtkampioenen, opende het venster, bedankte den Galant voor zyne togtige Muzyk, en wierp hem het Jawoort naar beneden; waarop hy zyn goet gestarnt bedankte, en zoo vernoegt met het Triumviraat van Bee Mol naar zyn Logement defileerde als eertydts de groote Ormond zyne stevens naar Albion wendde, na al den Spaanschen Snuiftabak te Vigos verovert, en alle de beelden der Heiligen te Port St. Maria naakt uitgeschut te hebben. Drie weeken daarna conquesteerde hy door de huwelyks-Chamade zyne waerde Kornelia; waarop cito cito alle de verpande militaire en civile Meubelen, mits betalende de agio of het opgelt, uit het arrest van de Bank werden ontslagen. Men zag zyne heroïque schouderen met een' Japanschen rok omhangen, waarin eertydts de Grave... onder de discipline van haar' laatsten Galant, een Hoogduitsche Charlatan, de zonden der jeugt had uitgezweet; en zyn manhafte dy torste een' stalen bloetvergieter, met zilver ingeleit. Maar hoe kort van duur is de gelukzaligheit der stervelingen! De Mede-Officieren, jalours van zyne fortuin, sustineerden dat zyne eer door dit trouverbont was afgelost, en weigerden togt en wacht met hem te doen. d'Overste verbood hem zyn huis, en de Generaal zyn hof, en belastten den Provoost hem in bewaring te nemen; zyne Soldaten groetten hem zoo beleeft als eertydts de eerlyke Burgers de omgekochte Inquisiteurs | |
[pagina 263]
| |
van den ouden B.......: en zyne ontgonne Dame vereerde hem, om zyn heil volkomen te completeeren, binnen de zeven weken eene voldrage jonge Dochter, dewelke zy by ongeluk door een' viktorieschoot van hare Muskettiers, zonder dat zy naau gemikt had wie het was die op haar aanlei, had overgewonnen. In 't kort Monsieur wert in habiel verklaart om ongestraft de Franschen te vermoorden, of, om duidelyk te gaan, imfaam gecasseert. Het is waar, dat Madame zich over hals over kop in de devotie nederstortte, dewyl zy wist dat d'Ondeugt altoos verzekert is wanneer zy in 't kleet van Schynheiligheit is opgeschikt, doordien zy dan zelden aan het Tolhuis van achterklap wort aangehaalt: ook is het waar, dat de Papen hunne Requesten aan zyn Exc. met de quintessentie-spreuken der H: gelyk Amsterdamsche Koek met sukade geborduurt, overleverden; dat zy den Generaal twee amen Keuls Wywater, te Heuningen gemaakt, benevens een goutlakens goutbeursje vol Moderne Medailles, ter waerde van vyf guldens vyf stuivers 't stuk, presenteerden, en dat.... maar wat is'er u of Hermes aangelegen? hy was en bleef die Zangmeester die op het moment dat Majaas Zoon dit schryft, Koekkoek roept. Et Cuculi cuculant, fritinnit rauca cicada. | |
Toepasselyke verschyning.d'Oude tastte naar de Kourant om eenige periodes te vervrolyken, wanneer hy eene jonge Juffer, die zoo mager als een schim, doch deftig gekleet was, gewaar wiert. De tranen biggelden langs hare wangen, en de lucht weergalmde van hare zuchten. Hermes tradt naar die Persoon, dewelke eene ongemeene Majesteit van onder een zedig opslag van twee schoone oogen liet doorstralen, en vroeg haar naar d'oorzaak van die droefheit; waarop zy zeer zacht, doch genoegzaam vrymoedig, aldus antwoordde: Ik ben in de Stadt van R... gekomen met eene intentie om by Mevrou... als Kamenier te woonen; maar zoo ras had ik myn' naam niet gespelt, of die Dame repliceerde, dat ik voor haar' dienst onbekwaam was. Ik presenteerde myn Persoon aan differente Vrouwen van het eerste fat- | |
[pagina 264]
| |
soen doch myne aanbieding wert by alle geweigert. Ik bezocht de Burgerjuffers: maar, helaas! geen eene eenige was met myn gezelschap gedient. De Winkeldochters verwaerdigden zich niet my te bezien of te beantwoorden; en wanneer ik my naar de Kerk of eenige andere byeenkomst der vromen vervoegde, niemant boodt my een' stoel aan om neder te zitten. Ik, by geval ziende dat het Treurspel van Polieukte stont aangeplakt, begaf my naar den Schouburg; doch de Dames ordonneerden aan de Lakeien de deur te sluiten en 'er my buiten te houden. Myn Heer .... trat met my in een kort gesprek; doch het was uit zulke vreemde spreekwyzen zamengestelt dat ik hem niet verstaan kon; ook rook hy zoo sterk naar Mademoisellewyn en tabak, dat ik onmogelyk zyn' adem kon verdragen. De Lakei van Jonker ... vroeg my of ik met zyn' Heer geliefde te avontmalen, en .... maar my van naby beziende, riep hy: Wech, wech, myn Heer taalt nimmer naar uw soort. De Baron van ... kwam my op zy, doch vroeg aanstonts excuis, zeggende, dat hy zich noit in eenige affaires met Juffers van myne familie inliet. Ontstelt door alle deze wederwaerdigheden ben ik alhier gearriveert, en verzoek uw gunst, want anderzins.... Wie is Mejufvrou? vroeg d'Oude Quant. Ik ben (antwoordde zy) gesproten uit eene oude Hollantsche Familie, en myn naam is Zedigheit...... Op dit woort ontblootte der Goden Bode zyn kaal hooft; noodigde haar in zyne heremitagie, en protesteerde dat het hem leet was, dat de Zedigheit zoo verre buiten de Mode van deze eeu was verbannen.
Gedrukt voor den Autheur, en wort uitgegeven te Rotterdam by Arnold Willis; Amsterdam J: Ratelbant, J. Oosterwyk en D: Rank; Haarlem M: van Lee; Leiden G. Knotter; Delf R: Boitet, Utrecht M:L: Charlois; 's Hartogenbosch C:W: vander Hoeven; Bergen op Zoom Overstraten; Breda Evermans, enz. |