De Rotterdamsche Hermes
(1980)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
No. 34
| |
[pagina 210]
| |
rykdom, staatkunde, als koningklyke gebouwen, vergezelschapt van een achtste wonder, het onvergelykelyk Raathuis, welk laatste eer door Reuzen en Grieksche Konstenaars schynt aangelegt en voltooit te zyn, dan door hedendaagsche Meesters. Alhier vertoonde zich de pracht, zoo van Sleden, Paerden als andere sieraden, op een' hooger toon, het geen den Slangenvoerder zyne oogen deed extendeeren; waarop Agrippa (die op alle de bewegingen van Hermes acht nam) grimlagchende vroeg, hoe hem die decoratie beviel; dewelke hem aanstonts met eene passagie van den ongelukkigen Orateur beantwoordde: Neque me divitiae movent: quibus omnes Africanos & Coelios multi venalitii, mercatoresque superarunt.Dat is: Ik worde door geene rykdommen, waardoor vele Handelaars en Koopluiden de doorluchte familien van d'Afrikaners en Coeliers hebben overtreft, bewogen: en vorder vervolgde: Indien het met uwe genegentheit overeenkomt, geef my van deze tegenwoordige Heeren en Dames eene ongeblankette beschryving, en ik zal die (als zynde een onpartydig Schryver) der waerelt deelachtig maken. Dit verzoek naaulyks geschiet zynde, wees hem de Ga naar voetnoot* Nettesheymer twee welgevleeschde Juffers, min onderscheiden in hartstogten dan tweelingen in aangezichtstrekken, dewelke door een Heer van een tamelyk goet gelaat wierden gevoert. De outste was meer dan eens door den staat van Weduwe, zonder het huwelyks-ceremonieel aangeraakt te hebben, doorgeslopen, en had meer Galants van eer en middelen gedesarmeert, dan de Kwakzalver van de Hoendermart de Boerekerkhoven met jaarlyksche Lyken had bezaait; de andere was met een Man getrout, byna zoo souverein als het Opperhooft van Raguza, en die meer een Passagier dan een Eigenaar in die algemeene Passagiesloep geleek: met een woort, het was een gespan, dat, indien immermeer de Duiven van Venus equipagie kwamen te verongelukken, bekwaam was dat verlies te suppleeren. Deze Slede wert van een Oorlogshelt gevolgt, die, pas vyf jaren out zynde, met eene Officiers-commissie overstulpt was; doch die echter, op dien tydt hoorende zeggen dat dootslaan zonde was, noit tegens die vreedzame stelling had gerebelleert, of zyn vyant beledigt. Let eens op die rykelykopgesmukte Slede (zeide myn Voerman) gelykt het | |
[pagina 211]
| |
achterste niet naar eene peui, zynde bezet met twee Heeren, zoo aanzienelyk als twee Statshuisleeuwen? van den Outsten kan men zeggen, dat hy zyne handen wies eer hy aan tafel neerzat; en van den tweeden, dat hy, gelyk een moderne Absalon, altoos by de Saletjuffers in aanzien is geweest. Ginder (repliceerde hy)
Ziet men een dapper Brit, die boven ons verwachting
Het Schrikdier is der Wigs, en van de Torys d'achting;
Die in zyne oogen het Korintisch koper voert,
En min op G*** dienst dan een hoofsch Officie loert;
Een man die nimmer zich vont in 't gevaar verlegen.
Zoo onverstandig, doch zoo braaf weer als zyn Degen.
Dees wakkere Staatsman wert kort opgevolgt door een Heer, die een Polyfeem, een Behemoth, een Vogelroek, ja een Monster in de toetakeling van een Treurspel was, en die meer dan eens te Delfshaven de Hekelsters in een Tragedie had doen lagchen, en de Oostindiesvaerders in een Blyspel tranen afgedwongen; die, wanneer hy naar zyn' zin geen Vaerzen kon oppompen, by mankement van nagels, geheele bosjes schryfpennen tot atomi had gekaaut: maar (schreeude hy vorder) let doch op die Fransche Flora, gecomponeert uit eene Nederduitsche Hom en de Kuit van een Refugé, die langs de Finantiekamer van twee schoone oogen, ten koste van 't publyk, thans een' Kok van Montauban, en eene Parysche Kamenier bezit; ja zoo boven 't vermogen van de Wisselvalligheden is, dat zy de Lukgodin zelfs uittart om haar te konnen beschadigen. Hare Slede wert gement door een persoon, die by geval (want tot noch toe zyn zyne deugden onbekent) uit den molshoop van armoede als een Fortuin-champignon opgestegen is, en die als noch met dien zegen niet familiaar zynde, gelyk een andere Mas-anjello zyne nachtrust in den Wyn zoekt. Van daar wees hy Hermes eene vermomde figuur, zeggende: Wat dunkt u, o Anubis, van die gespikkelde Hagedis, die het negental Zanggodinnen op een' bezemstuiver kan vertoonen? die onder ieder arm een dobbele maag voert, en onder een gryns zeven differente aangezichten verbergt? die nooit iets anders dan kwaat heeft gepraktizeert, en noit over eenig bedreven kwaat schaamroot is geworden? Dat bekeering aan hem onbekent is blykt uit deze volgende regelen, die ik hem meer dan eens heb hooren opsnyden;
Ik neig naar noten van een straffe wet nooit ooren;
Want al het geen dat ik bemin
| |
[pagina 212]
| |
Is heilzaam aan myn ziel en zin.
Ook durft geen schrik of vrees myn' dartlen wellust
storen.
Geen knaging van 't gewisse ontsteekt myn grillig
bloet,
Of kruipt in myn gemoet.
d'Impertinente kwaal van kennis zal ik myden.
Want heb ik Fransche vocht of wel een Rynsche druif,
Benevens Kloris voor een domestike Duif,
'K zal blyde en vrolyk uit dees droeve waerelt ryden.
Maar laat ons, o Zoon van Jupyn, een open plaats voor de toekomende Embrions conserveeren; wees in uwe beschryving van die prachtige Sledevaart niet al te straf, maar bewaar voor den uitgebreiden Argus eenige origineelen: voor Argus (herhaalde hy) die zoo meesterlyk de feilen havent, en wiens Schrift, zoo lang 'er kinderen komen, in de zes toekomende jaren van alle Schooljongens, die tien a twaalf zomers de waerelt hebben gekent, zal worden geadmireert. Maar eer wy scheiden (vervolgde hy) moet ik u noch iets proponeeren, want myn tydt versmelt, en wy, Schaduwen, zyn aan strikte orders geattacheert; namelyk, zoo gy moets genoeg bezit om eenige gevangens van Staat, waaronder verscheide van uwe oude kennissen zyn, te bezoeken, zal ik aanstonts deze voiture veranderen; en, na het Kasteel van Antwerpen bezichtigt, en Robert Knigt gesproken te hebben, u cito citissime in Londen en elders leveren..... De nieusgierigheit liet Hermes geen gedult overig om de rest van die propositie af te wachten, maar hy gaf aanstonts zyn woort; waarop Agrippa dat geen deed het welk hy den Lezer toekomende week zal doen zien of hooren. Op Woensdag den 2 April zullen te Amsterdam de nagelate Goederen van een Virtuoso, bestaande in Grieksche en Romeinsche Antiquiteiten, waaronder vele & ceteraas, verkocht worden.
Tempus edax rerum, tuque invidiosa vetustas
Omnia destruitis, vitiataque dentibus aevi
Paulatim lenta consumitis omnia morte.
Men meent dat 'er geen vermakelyker studie is, dan de reeks van d'Outheits-Historien te leeren uit de overgeblevene stukken en brokken van Romeinsche Lykbussen, Vazen, Kandelaars, Potten, Kannen, en z.v. Een bekende Virtuoso zal u met vele ceremonien doen zien het Tabakskonfoortje, waaraan de Horatii en Curatii de laatste mantelpyp ontstaken eer zy aan 't battailleeren gingen; benevens den | |
[pagina 213]
| |
capacieuzen Waterpot van Kleopatra, zeer schoon gewerkt met verheven naakte figuuren, op het voorwerp applicabel. Het is niet waarschynelyk, dat Tacitus immer zoo natuurlyk de zeden van d'oude Duitschen zou hebben afgemaalt, ten zy hy een' geheelen huisraat van de Germanen had verzamelt, ja tot de gedroogde eikelen in 't kluis, die toen ter tydt pistaches waren; en d'Ossenhoorens, in die eeu een teeken van deugt, en hedendaags van schande. Rembrant van Ryn, die natuurlyke Schilder, was mê ten overvloede van diergelyke Rariteiten voorzien; en de groote Lairesse zou nimmer in de aangename beschryving van zyne Diluvie een verzopen Jood met een rol oprechten Varinas Tabak in zyne armen, of een Haagschen Lichtmis, met zyn hooft op een tiktakbort rustende, hebben geschildert, ten zy hy uit de outheit onderricht was geweest, dat in illo tempore het rooken onder de Joden en het Verkeeren onder de jonge Heeren wert gepractizeert. Uit het groot Magazyn der heilige dootsbeenderen, de Vismart van zieltjes, wort ons bericht, dat de Pretendent dagelyks Koningklyk wort geregaleert. Waarlyk die Ridder van St. Joris is, indien niet gelukkig, ten minsten by uitnemenheit bemint. Want om hem zal een Zoon zyn' gryzen Vader verworgen, en een Favoriet van zyn' echten Koning deserteeren. Een Patriot zal de wetten 't onderst opwaarts keeren, en de Rechter de lenden van Themis verwringen. De Prelaat verraat de Kerk, en de Soldaat recht zonder betaling. De Burger abandonneert zyn' Burgt, en de Gierigaart verkwist zyn gout: zyne Slaven beminnen meer hunne tegenwoordige armoede dan voorgaande weelde, en leven als Ezels op de distels en doornstruiken van zyn overadelyk wapen. Gewonnen in onmagt, en door mirakel-finantie onderhouden, vint hy een' Paus die hem schielyker absolveert dan hy zondigt, en die hem aan gelt en een Erfgenaam helpt: en dit alles wort te koste gehangen aan eene twyffelachtige geboorte en geene verdiensten. Moet men niet bekennen dat Rebellen en Tovenaars eene groote overeenkomst hebben? want wanneer de laatste eenmaal den poot op de monsterrol van Lucifer hebben gezet, zyn zy verpligt, in spyt van armoede en verdoemenis, hun' Heer voor altoos te dienen. De Senaat van Venetien heeft den Heer Law doen aankondigen, om ten eersten, niet alleen uit hunne Hooftstat, maar ook uit hun | |
[pagina 214]
| |
gebiet te delogeeren. Die waerdige Nakomelingen van den grooten Antenor behandelen die Persoon volgens de doorgekonfyte regelen van eene wiskonstige staatkunde; want een diergelyke karper als d'Heer Law zou somtyts zulke vervaarlyke holen in de zilvere Vyvers van hunne Edelen delven, dat de tegenwoordige tydt, ja zelfs de toekomende die nauwelyks zoude konnen stoppen. Die Persoon heeft van zyne bekwaamheit al te veele blyken gegeven om die bekwaamheit niet gesuspecteert te maken. Alle hunne Raatsluiden zyn niet altoos, gelyk de Serviter fra Paolo d'Escarpi, voor den eeuwigen welstant van hunne Republyk: die wakkere Minister heeft haar meer voordeelen toegebragt dan d'ingebeelde Runtvleesch-smulders; en eene diergelyke Negotie aan een wyze Natie, die Hermes voor als noch vreemt is en blyven zal: want Scandalum magnatum is vry erger dan een wys Man zonder Religie, een Jongeling zonder gehoorzaamheit, eene Vrou zonder eer, een Heer zonder deugt, of een Vorst zonder gerechtigheit. Een oude Profecy, gevonden onder eene kuip Potatoes van den
gewezen Hartog van Or...d.
Wanneer een gryze Tor valt in Vorst Jakobs byt;
En als een Huilbalk dan het vaartuig, met drie masten
Bezet, te vroeg beklimt, naakt Humphreis bittre
tyt.
Want die de Waerd was smult nu met geschore gasten.
Dan zal de Visser en een twyffelachtig kalf
Het hooge toppunt van Prins Karels spits beklimmen;
De grazige Oevers van het derde en noch een
half
Verdorren, spyt de lucht van zwavelkleur of schimmen.
Dan is de last te zwaar voor Edgars barre
strant:
Een ieders merk is het gebrek in ieders
hant.
Ons wort uit het strydbaar Zweden bericht, dat door de menigvuldige sneeu de Koning voornemens is, met sleden naar Orebo te ryden, en aldaar eene Beerenjagt te houden. Hermes komen weinig groote ondernemingen te binnen, 't zy van Oorlog of Liefde, die niet op eene Jagt zyn geconcerteert geweest; by voorbeelt, wanneer somtyts het ligchaam van eene regeering koorssig was, of dat de mindere leden convulsive toevallen hadden, zulks is altoos meest door eene aderlating van Hazen of Vossen gecureert. Een Jagt-compliment is eenmaal, als eene pynstillende plaister, op de versche wonde van eene on- | |
[pagina 215]
| |
gelukkige onderneming geappliceert geweest; en de vuurige zucht, om een Konyn uit te graven, heeft menigmaal den stekeligen Roozelaar van het huwelyk (gelyk een blixembeitel den eik) over midden gespleten. Maar waartoe alle deze wonderspreuken over hoop gehaalt, Hermes? laat ons liever iets hooren dat ruim zoo applicabel op beeren, en ruim zoo aangenaam is. Fiat. Erige aures Pamphile. Over eenigen tydt arriveerden drie Poolen met een' beschaafden Beer (die, als een Monsieur la Forest, door danssen den kost won voor vier persoonen) tegens den avont in een Dorp boven Frankfoort, en verzochten aldaar in een Herberg, benevens Bruin den Konstenaar, te overnachten. De Hospes, die weinig speculatie in de aanzichtkunde van den jongsten van de vier had, stemde echter hun verzoek toe, doch op de volgende voorwaarde; dat Beeroom niet nevens zyne evenaasten in de stove zou campeeren, maar wel in den stal, waaruit hy een vet Kalf, dat daags daar aan gekeelt moest worden, haalde; werdende de Honigdief op het strooie rustbed van den Delvenaar gelegt. Nu wilde het geval dien nacht, dat de Buurman van Her Hospes lustig wert om Delfsch Wiltbraat te proeven; en, ingevolge van die resolutie, eene tamelyke opening in de Schuur gemaakt hebbende, kroop hy daar door, en vont, in plaats van het beminde Kalf, den ruigen Dansmeester; die aanstonts met zyne delikate bouten dien nachtlooper zoo vriendelyk omhelsde, dat de ribben eene resonantie gaven als vermorzelde zwavelstokken; werdende des anderendaags de dief door die alteratie zoo vermagert gevonden, dat zyn buik niet dikker was dan een vel vergult postpapier. En had Bruin niet gemuilbant geweest, wie weet wat een' lekkeren maaltyt hy met den Boer zou hebben aangericht! Of nu die Kaper naderhant (want een jong mensch kan veel uitstaan) wederom tot zich zelf is gekomen of niet, daar melden de Hermetische memorien niet een eenig woort van. Uit Parys heeft Hermes in d'Amsterdamsche Kourant gelezen, dat de jonge Koning de klucht van den Knorrepot heeft zien speelen. Hermes was onbewust dat die jonge Vorst zoo ver in de Nederduitsche taal was geavanceert, om aldaar een Knorrepot te doen vertoonen. In de voorgaande Kouranten heeft men meer dan eens genoteert, dat 'er verscheide Fransche Tooneelstukken, gelyk als Les folies de Cardenio, Dom Japhet d'Armenie, en z.v. gespeelt zyn; maar dat 'er ooit | |
[pagina 216]
| |
een Knorrepot (dat apparent le Grondeur van Monsieur Palaprat is) in het Neerduitsch gerepresenteert is, zal thans voor Hermes, en zekerlyk voor zyne meeste Lezers, eene onwaarschynelykheit blyven. Hermes verzoekt den Autheur van zekere Missive, hem korteling ter hant gestelt, en waarin een Schimpdicht tegens den Heer Law was ingesloten, in het toekomende wegens hem van diergelyke rampzalige presenten te desisteeren; want voor eerst is d'uitvinding vol spatten en gallen; de Vaerzen zyn geëstropieert gelyk d'Invalides van Chelsea; en de conclusie is zoo delikaat als 't geluit van een openstaande Magazynpoort, die op 't onvoorzienst door een' herfststorm wort toegebonst. Indien die Zangers, die hem eertyts by de Morgenstar hebben vergeleken, voornemens zyn hun' Afgod te ontgoden, dat zy hem ten minsten in min aanstootelyker termen verdoemen. Wegens zyn tweede verzoek, om te resonneeren over eene andere periode, waarin hy stelt, dat zeker Gemeenebest door 't geval tot een Gemeenebest geformeert is, en 't geen zich, door de vrees die het voor den Spanjaart heeft, dusdanig maintineert: Hermes is al te oudt, om niet te weten, dat de groote Huig de Groot d'Autheur van die stelling is. Dit zyn zyne eigene woorden. Respublica casu facta, quam metus Hispanorum continet. Rakende het derde, wegens eene uitbreiding over een Vaersje, zoo veel beduidende, dat de Moeders voorzichtig moeten zyn, om hare Dochters aan geene Zotten of Kwylbabben uit te hylikken. Hierover zal Hermes, wanneer hy meent, dat eene Moeder geresolveert is hare Dochter aan den Schryver van dien harsseloozen Brief te besteden, wyt en breet zyne gedachten gemeen maken.
Gedrukt voor den Autheur, en wort uitgegeven te Rotterdam by Arnold Willis; Amsterdam J: Ratelbant, J. Oosterwyk en D: Rank; Haarlem M: van Lee; Leiden G. Knotter, Delf R: Boitet, Dort J. van Braam; Utrecht M:L: Charlois; 's Hartogenbosch C:W: vander Hoeven; Bergen op Zoom Overstraten; Breda Evermans, enz. |
|