| |
| |
| |
No. 32
Rotterdamsche Hermes.
Donderdag den
27 Februari 1721.
Hanc epistolam dictavi sedens in
Rheda.
Cicero Attic. l. 5.
EPikteet schryft ons in zyn kort vertoog van Zedelessen dit volgende
voor: Vermy altoos, uwe droomen in gezelschappen te verhalen; want niet
tegenstaande gy u vermaakt in die te vertellen, 't gezelschap zal geen vermaak
scheppen die aan te hooren.
Hermes is van gevoelen, dat die eenvoudige Wysgeer hier
meê sommige persoonen denoteert, die eene ongemeene en
impertinente zucht tot spreken hebben, die, gelyk Papegaaien, Exters en
Bontekraaien, altoos snappen om zich zelven te behagen; maar dat hy geenzins
meent zoodanige droomen, die nut, aangenaam of onderwyzende zyn; des zal de
volgende droom op het tooneel van Hermes Blyspel behoorlyk vertoont worden.
d'Oude Zoon van Jupiter, die een groot liefhebber van den
Vastenavont, en een dootvyant van den Assenwoensdag is, viel, na eene doorrype
vendange van Baccherag nagezien te hebben, achterover op een gemakkelyk
rustbed, en beschoude met twee toegedamde oogluiken verscheide vlugge
Schaatsryders en frissche Boerinnetjes, dewelke het meer dan eens, zonder het
Ys te naderen, hadden laten glippen; wanneer hy van verre een Konsttuig
(Narreslede genoemt) zag naderen, en vlak tegens over het kasteel van Hermes
| |
| |
arreteren. Een tamelyk welgemaakt Man sprong uit den
langwerpigen Kinkhoorn, en luisterde het paert iets in zyn linkeroor, dat
aanstonts, als een Laplants Rendier, stokstil bleef staan; waardoor d'Oude
zoodanig altereerde, dat de rustbank harder begon te daveren dan het
bruiloftsbed van een' Italiaan; de kruissen begonnen te stuiven als
sneeuvlokken; en had het wywatervat niet bevroren geweest, geen eenig dropje
was 'er overgeschoten; het geen die Cavalier ziende, sprak hy Hermes dus
aan: Indien de Nettesheymer ooit aan de minste vrees voor Kruis of Wywater
was onderhevig geweest, hy zou nimmer zoo openhartig Konsten en Wetenschappen
getrakteert hebben; derhalven schrik niet, Hermes, het is
Hen. Cornelius Agrippa, die, besprengkelt door het
heilig water van onsterffelykheit, en gewassen in een rivier van zilver, u
noodigt tot eene oeffening, die in zyne schriften zyn overgeslagen, en echter
de aanmerking van een Wysgeer waerdig is. Gun my dan uw persoon en pen voor
eenige oogenblikken; gebruik myne sleede, en maak der waerelt uwe ontdekking
deelachtig. Hermes, die nooit leerde weigeren, ging aanstonts zitten in
eene sierelyke Sleede, en bedekte met een Beerehuit zyne oude schenkels, terwyl
Agrippa achterop steeg, en het paert toeknikte, het welk aanstonts twee
vleugels, onder het bellentuig verborgen, uitspreide, en als een vuurpyl naar
de hoogte begon te klimmen, waardoor d'oude Waaghals zyne blikken vaster
toeklemde dan een Woekeraar zyn goutbeurs, en dezelve niet eer opende, voor dat
hy de Sleede tegens een zwaar ligchaam voelde aanbotsen; waardoor hy, eens van
terzyde opkykende, bevont, dat zyn Leitsman, de kours een weinig te hoog
genomen hebbende, tegens den uurwyzer van den Straatsburgschen Kerktooren had
gehardebolt, en nu bezig was met zachtjes neder te dalen, en dat Rytuig aan het
ent van een groote straat, die het begin en einde van Narrenwedloopen was,
posteerde. Alhier nam Agrippa het woort; en Hermes de menigte der
Sleeden aantoonende, liet hy zich met eenige ernst deze redenen ontvallen:
Wat dunkt u, Hermes, van die onordentelyke vermenging? de minste is
opgesmukt als de meeste; en d'eerste slachten de Heidens, die het ambacht van
waarzeggen met gestole kinderen onderhouden; doch die zy, uit vrees van ontdekt
te worden, met de bolsters van Walnoten besmeeren. De Zemelen overtreffen
alhier de Tarwebloemen; zy komen zoo triomfant te voorschyn als versgemunte
driegul-
| |
| |
denspenningen, en zyn alzoo gangbaar: remarqueer
maar (vervolgde die wyze Man) hoe zy dreigen den wint voorby te rennen,
en ondertusschen als Tiksleedenjongens langs den gront laveeren. De schepen,
eertyts onze opkomst, veiligheit en magt, zyn gecondemneert om tegens de wormen
en verrotting te vechten, terwyl men in vergulde Narretuigen, met diergekochte
Hartdravers, de bespaarde potpenningen der Voorouders vermalt. Wat betovering
is 'er doch onder zotssieraden verholen? Wat reden is 'er, dat men gezontheit,
welvaart en leven hasardeert aan een hant vol sneeu of twee paar verstaalde
hoefyzers? geene altoos (voer hy voort) Ontwaak, ontwaak derhalven,
ô gevoelloos Schepsel, uit den droom van die klinkende narrebellen:
gedenk dat zelfsbehoudenis de eerste en grootste wet van de voorzichtige natuur
is; dat ieder dier (de mensch uitgezondert) een ontzag voor het schenden van de
schepping heeft, en ondertusschen waagt men hier voor een ingebeelt vermaak
alles op de aspunten van hoop en vreeze; en de waarschynelykste vergelding van
dezen zoo zeer geachten Renstryt, is een doot paert, of gebroken armen en
beenen.... Aanschou maar eens die zwaarmoedige Schiltpad (vervolgde hy, op
een vet Karel wyzende, die het achterste van eene Sleed bedekte) die knaap
rydt in dootsvervaartheit, en is zorgvuldiger voor zynen dikken bast, waarin
eene gierige ziel logeert, dan voor het heilig regt van de Godinne Themis,
waarvan hy een verminkt Lit verbeelt. Dit genereus vierkant zag
Hermes dat gevolgt wert van een rootkleurig mensch, 't geen niet oneigen, door
eene toegestrikte klapmuts, naar een' gewapenden Hollantschen Graaf zweemde
(uitgezondert dat hy geen adel of moet bezat) en zich door een Zweepslager, die
natuurlyk de muzikale noten van een' Westfaalschen Verkendryver nabootste, deed
vergezelschappen; hy reed zoo scherp als de noortoostewint; doch een minder
Zweepmuzikant snorde hem voorby, gelyk een gespikkelde Spreeu den slaperigen
Pootuil, op een houte kruk geboeit, voorby snort. Wyders zag Hermes een'
doormesten menschelyken Os, wiens buik anderhalve span boven de kin was
uitgedyt, zoo dat hy
Mandevyls historie protegeerde, die staande
houd, menschen gezien te hebben, die mont en oogen in de borst droegen. Dees
wert opgevolgt van een anderen Nar, dewelke geboren scheen eer de gemaniertheit
bekent, of het afnemen van den hoet de mode was; hy verdraaide zyne
blikken gelyk het houte Kermishooft van den sprekenden Filozoof; | |
| |
en, pas een' halven voet van d'aarde verheven, verachtte hy zyne
medeburgers. Maar hoe verrukkent schitterden die flinkerstarren van het
Vrouwentimmer, die, als Wassepopjes, omhangen met Palatynen, en zoo bros als
kristal, echter voor geen hort of stoot altereerden! schynende de
Dames nanichten te zyn van dien Reus, die, wanneer hy tegens den gront
neergegooit wiert, altoos met dubbele krachten weer oprees. Sommige hadden hare
lieve tronien bedekt met maskers, doch wederom in het tegendeel, om gemakkelyk
adem te halen, een gedeelte van den Melkweg, blanker dan sneeu en harder dan
vorst, voor de gestrengheit van het saizoen en de nieusgierige oogen der
aanschouwers bloot gestelt.
Wat baarde dat gezicht niet meenge minnekoorts!
Want Kloris boezem is de felste liefdetoorts.
Maar wie kon met een ongevoelige ziel de aanbiddelyke
Tonante, de Laïs van onze eeu, die zee van lust, die immer
eb gekent heeft, en waar naar toe de minnestroomen van alle natien vloeien,
beschouwen? zy was gezeten benevens een' bejaarden Zondaar, een Heer, die van
boven een Alpische sneeuberg, en in 't midden den Siciliaansche AEtna
verbeeldde, en in wiens persoon de vlammen der jeugt tegens de onmagt der jaren
gestadig woedden.... maar dit voorwerp is te ryk van stof, om in den bepaalden
omtrek van een blad papiers (dat zoo wel als d'Argus aan de Kourant
geparenteert is) op eene reis te verhandelen. Hermes zal toekomende week
de resteerende, en daar onder vry veel curieuse particulariteiten,
benevens het afscheit van Agrippa, in het licht of den duister laten
komen.
Daar wort ons uit de Hooftstat aan de Adriatische Zee bericht, dat
de Heer Law aldaar een paleis heeft gehuurt, en in 't kort zyne
Familie verwacht. Het is waarschynelyk, dat 'er in een Italiaansche
Palazzo meer Frangipane en Tubereuse reuken zyn dan in de
Knoflook-Apartementen van Constantin de Rennevilles Bastille; en
het is ruim zoo lustig in den Carnavals-hemel van 't wellustig Venetie
op den geroofden Mississipischen buit mooi weer te speelen, dan in het
getralyde Vagevuur van Bernaville gedenkenishistorietjes van
medegevangenen byeen te scharrelen. Zoo men nu onder de Familie van den
Heer Law de Zuitzee-Directeuren meê rekent, dient het
Paleis eer door een Mr. Metzelaar dan Mr. Bisschop gewydt te worden. Het
Serail
| |
| |
zou daar zoo min by in comparatie komen als
Persepolis by Leeuwenburg; de mensch ontmaskert by den Fabrikeur;
Saturnus by Momus, of de zoetvloeiende Jan van Gyzen by
den weergaloozen Argus; Autheuren, die, benevens den Uittrekker
der Geleerden, langer op de wieken van de Faam zullen zweven.... ja langer dan
een gekwetste Arent van Pallas op zyne door kruit en loot gebroken
uilspennen.
Het H. Roome zegt ons, dat de Gemalinne van den Pretendent
voorleden Woensdag met haar' Gemaal en de Princes des Ursius in het openbaar
heeft gespyst. Ten laatste hebben de Torrys een Drakebeen om aan te kluiven
opgedaan, en door die mirakuleuze geboorte geraakte de neus van de
tegenparty los uit de koot. Want
Dit Koningskint en Romens wonder
Versteent den dappren Wig;
Drukt met een slangenvuist nu al de Ketters onder.
En wort by ongeval dit Leeuwenjong vermorst,
Een doolent Ridder vint altoos een' nieuwen
vorst.
Zoo dat een ieder denkt (en dat denken is op de onbegrypelyke
krachten van de Kardinalen en het sujet van de propagatie
gefondeert) dat'er voorhet minst ieder vierendeel jaars een jonge Ridder,
om de pretentie in eene eeuwigdurende beweging te houden, zal
opdonderen. Vorder schryft men, dat de jonge Pretendent met een
koningklyk ligchaamsteeken (by form van een echt certificaat)
langs de Poolsche eerepoort in de werelt is gesprongen. Indien het zyn Vaders
teeken is, is hem de regeering van de drie Koningkryken voor eeuwig verboden;
zynde de Pretendent, in spyt van twee magtige volkeren, altoos voor een
Antiprotestant en lafhartig Generaal geteekent geweest: en wie is doch
partydig genoeg, om te gelooven, dat een Vorst, die op de hoogten uit volle
wierookvaten de Afgoden berookt, een Zoons Zoon van den Royalen Martelaar kan
zyn? Neen, Albion; nooit gelooft Hermes, dat de tegenwoordige Britten of der
zelver Naneven zoo lafhartig zullen zyn, om hunne Ziel aan Rome, of hunne
Vryheit aan eene gewisse slaverny over te leveren.
De Engelsche Brieven zeggen ons, dat
Mr. Robert Brocas met eenparigheit van stemmen
tot een Alderman van Londen gekoren is, zoo dat in het kort de
Trainbands wederom hunne dappere schoude- | |
| |
ren onder de
wapenen, en hunne gekroonde voorhoofden onder de veelkleurige pluimagien zullen
verschuilen. De vertooning is ongemeen, als de Londensche Burgerschuttery de
Janus-tempelen van hare winkels verlaat, en, in- en uitwendig in buffelsche
kolders gebakert, en op Turksche, Spaansche, Barbarische, Koets- Kar- of
Sleepaerden gezeten, op het Artillery-plain exerceert. Het
decorum van eene Romeinsche Triomf is niet half zoo heerlyk; want die
had Geboeiden en Slaven; en hier ziet men niets dan vrye persoonen. De
allerminsten zyn gepluimt als Oostersche Koningen, en de meeste gehoornt als
Alpische Steenbokken: stout zyn ze als Ciceroos, en onversaagt als
Demosthenessen. De flessen en kannen in de omleggende herbergen sidderen
en beven: de zwaarwigtige stukken gebraden runtvleesch lillen aan de
massive speeten, en de vette Domplings duiken tot op den bodem van de
monstreuze ketels. Noit mankeert een' Ruiter stof, wanneer hy maar eenmaal in
die helden-actie prezent is geweest, om op den zevenden dag, onder het
drinken van de Zondaagsche bouteille, zyne vrou en kinderen verscheide
perikeleuze gevallen te vertellen, en eindigt altoos het verhaal met Truly
he thanks his stars, dat hy dat gevaar heelshuids ontkomen is. Hermes heeft
een van die Cavaliers gekent, die van een Yrsch Torry een Paert had
gekocht; doch by ongeluk een rampzalig Pikeur zynde, door het onverwacht
aansteken van een voetzoeker binnen een minuut of 4 zantruiter wiert. Zyn
Schoonvader, die eenig verraat suspecteerde, dwong aanstonts het
onschuldig beest, door het eeten van zeker soort van hooi, den eed van
getrouwheit te doen; en, om te beproeven of het niet in de Rebelly van
Preston tegenwoordig was geweest, moest het aanstonts eenige
quantiteit buspoeder, onder de haver vermengt, opeeten (nota bene, dat
de Officieren en Ruiterspaerden van den Pretendent eene doodelyke
aversie tegens het buskruit hebben opgevat) en eindelyk moest het op den
toon van
Pater Pieter is gone to hell, door verscheide
vreugde-steigeringen van zyne goede meening voor de Stats militie
openbare blyken geven.
Napels geeft ons kennis dat Don Gio Battista Filomarino,
Prins della Rocca, gisteren getrout is met Donna Vittoria
Caroccioli, van de familie van St. Ermo. Onnozele Princes,
die in 't hartje van den | |
| |
winter de stukken van het
huwelyks-contract moet bloot leggen, en van een jong gewapent Vorst
weinig barmhertigheit voor de tedere uitgebreitheit van hare Limiten te
wachten heeft; van een Vorst (zegt Hermes) dien zy zoo menigmaal op een
gevoelig hooftstuk heeft te leur gestelt, en zoo dikmaals belet heeft, niet
alleen geen' voet, maar ook geen' vinger op haar territoir te zetten;
dien zy dikwerf door twee zegenpralende oogen de ziel uit het ligchaam heeft
gehaalt, en die zich zoo dikwils uit de kluisters van zyne gloeiende armen wist
te ontwikkelen; ja aan wien zy met zoo vele verachting die hant, die altoos,
gelyk een naalt van 't kompas naar 't noorden, naar het matrimonieele
nieus draaide, dorst repousseeren. Nu zal Madame moeten
componeren; en uit haar juweelkoffertje, waarvan hy 't minste kleinoot
met brandende oogen zal naarzien, zullen de contributien geligt worden,
en... Maar Hermes verbeelt zich te zien hoe dat
Haar blanke boezem hygt, wanneer zyn hant dien
streelt.
Liefkoozent zuigt hy 't zoet uit twee robyne lippen.
Hy kneet het marmer van dit vorstlyk
Minnebeelt;
En stuit een ziel, die langs een' adem tracht te
glippen.
Op 't laatst door Pafos gunst wort Roccaas wensch
vergood.
Daar vliegt een maagdezucht, daar sluiten bei haar
blikken.
Dat eerst was lelywit wort en weer
rozenroot.
Zoo ziet men Florâs blos door zilvre vogt
verkwikken.
Gun Hermes, Goôn, dat hy een' diergelyken
dag,
Ruim tachtig jaren, ook noch eenmaal proeven
mag.
Noch iets van de Cantons. d'Abt van St.
Gal heeft wederom aan 't Canton Zurig door een'
brief de restitutie van zyne Klokken verzogt. Indien d'Abt niet voor een
Prelaat van een bekend vreedzaam humeur geboekt stont, zou het toestaan
van dien eisch somtyts den staart van naberou na zich sleepen; want het zouden
d'eerste klokken niet zyn, die door de konst van een habiel Metaalgieter
in lange Vuurspouwers of ronde Moortslagen verandert waren. Doch aan den
anderen kant is een Abdy zonder Klokken, gelyk een Schaapherder zonder hoorn;
een Blinde zonder stok, of een Nar zonder bellen.
Pontanus heeft eertyts gewenscht, dat men de
Klokken uit Zwanendons, en de Klepels uit Vossestaarten mogt
fabriceeren, en zulks, om in het componeren zyner Vaerzen niet
gediverteert te worden: doch het is somtyts een geluk, dat diergelyke
reukelooze | |
| |
wenschen niet altoos worden verhoort; want hoe menig
zoet Juffertje zou dan, gelyk de Nachtegaal van Monsieur la Fontaine,
tusschen de bouten van haar Galant worden geattrapeert; hoe menig eerlyk
Man, die nu op de klok past, zou dan dikmaals tot Auroraas komst in 't wynhuis
zitten! en hoe menig devoot Pater zou zonder dien wekker langer slapen
dan een Stolwyksche Boer! daar hy nu zoo naaukeurig op het klokmuzyk past als
een gedeserteert Soldaat op het roepen van een Delfsche Leeuwenhuit.
In faveur van de kennis der Geschichtboeken kan men dit
zeggen; dat een onkundig man in geschiedenissen altoos een kint blyft:
Nescire quid antequam natus sis acciderit, id est semper esse
puerum.
Cicero.
Wanneer iemant iets van 't geen 'er in de voorgaande tyden
gepasseert is nazoekt, verlengt hy op eene zekere wyze zyn leven: want
het schynt dat men de dagen uitrekent tot die eeuwen, waarvan men de uitkomsten
bestudeert.
| |
Waarschouwing.
De Lord Olifant heeft een mannelyk Bloetverwant tot
erfgenaam van zyn' Tytel en goet nagelaten, zoo dat Hermes thans buiten
vermogen is om die waerdigheit aan Argus op te dragen: ondertusschen kan die
Schryver verzekert zyn, dat Hermes over d'eerste openvallende
Rhinoceros-plaats in zyn faveur zal disponeeren.
Hermes, die van eenige Anonymi moortbelovende Schriften
heeft ontfangen, zal den Lezer in zyn volgend Papier een of- en
defensief middel, daar tegens gepractiseert, mededeelen.
Gedrukt voor den Autheur, en wort uitgegeven te
Rotterdam by
Arnold Willis; Amsterdam
J: Ratelbant,
J. Oosterwyk en
D: Rank; Haarlem
M: van Lee; Leiden
G: Knotter, Hage
Wed: Gazinet; Delft
R: Boitet, Dort
J. van Braam; Utrecht
M:L: Charlois; 's Hartogenbosch
C:W: vander Hoeven; Bergen op Zoom
Overstraten; Breda
Evermans, enz.
|
|