| |
| |
| |
No. 31
Rotterdamsche Hermes.
Donderdag den
20 Februari 1721.
- - - Scelus est jugulare Falernum,
Et dare Campano toxica saeva mero.
VOorleden Zaturdag mediteerde
Hermes op d'uitvinding van konsten en wetenschappen,
zynde de voornaamste, namelyk het Kompas, Buspoeder, Drukkonst, en z.v. door de
zwaarmoedigste aller natien, de Duitschen, voortgebragt; wanneer zyn
Daemon, buiten adem en buiten humeur, in de studeerkamer van den
gryzen Schryver op 't onvoorzienste binnen sprong, en aanstonts eene lange
vierkante kelderfles vol Vin de Grave, waaruit hy eenige
vertroostelykheden dezes levens meende te trekken, opnam, en in hondert stukken
wierp. De brilglazen trilden op den gealtereerden neus van den ouden
Man; en alle de leege en volgestopte pypen, die voor hem op een theetafeltje
gerangeertlagen, lilden gelyk een fopje van hartshoorn. Driewerf wilde
hy zyne belemmerde tong, die binnen eene ontramponeerde baluster van
weinige overige tanden besloten was, bewegen, en driewerf versteende Pallas, in
het maskeradekleet van Vrees vermomt, zyn spraaklit, wanneer de Geest (om allen
achterdogt van insolentie wech te nemen) aldus begon te
redeneeren: ‘Is het mogelyk, o Hermes, dat Baatzucht het gezellig
dier den Mensch aanzet, om een Moordenaar van zich zelf en van zyn' evennaasten
te | |
| |
worden? en is het mogelyk, dat men in onderaartsche holen,
spelonken en afgezonderde vertrekken, eertyts schuilplaatsen voor valsche
Munters of Geltsnoeiers, Fransche Wynbergen kan doen bloeien en ryp worden? dat
men uit knollen Cyder; uit Cyder witten; uit sleepruimen
Bordeauschen; en uit Hernfordshire-appelen Champagne-Wyn
brouwen durft?
Virgilius heeft dat misbruik in die
remarcabele profecy voorzien, wanneer hy zingt:
Incultisque rubens pendebit Sentibus Uvae.
De rypwordende druif zal op de wilde doornen hangen.
en helâs (vervolgde Daemon) de smaak is zoodanig bedorven, dat
'er thans geen Wyn 't gehemelt streelt, dan die, dewelke door eene
strikade van allerhande mengelmoezen wort vergiftigt. Neem dat voorval,
wegens uwe geliefde fles, niet ten ergsten op; neen, oude Man, het is om uwe
dagen te verlengen, dat de Wyn verspilt is; en om uwe carcas te
besparen, is de bouteille verbroken. Doch ik zal u niet langer in onrust
laten, maar my tot de zaak zelfs spoeden.
De vermaarde Geneesheer *** een wakker Practicus, en noch
beter dronkaart, had eenmaal een' groten tegenzin tegens den Graveschen Wyn
opgevat, en was de bewegende oorzaak, dat die Wyn minder in den omtrek van
St. James of Westmunster wiert gerespecteert dan d'Afscheitbrief
van een Zuitzee-Thesaurier, waardoor ieder Hospes in min dan drie weeken
zyn' borstrok drievierendeelen van een Engelsche el moest doen inleggen.
d'Autheur van hun ongeluk eindelyk ontdekt zynde, formeerden zy
eene deputatie van twaalf Vintners, om te tenteeren, of
het niet doenlyk was, den Doktoor, zoo door gout als eene ontdekking van
d'algemeene schade, die den Geneesheeren door de decadentie van den
Clairet over 't hooft hing, te bewegen. Aan het huis van den Geneesheer
gearriveert zynde, voerde de bekwaamste het woort; en na d'offerhande
van eene wigtige goutbeurs, beroemde hy zich een vat gecomponeerden
Clairet te bezitten, die magtig was aan den gezontsten inwoonder van Londen
binnen 14 dagen het Flerecyn ad vitam, binnen 4 weeken eene
derdendaagsche Koorts, en, na een continueel gebruik van drie
Pints-bouteilles daags, in min dan twee maanden eene doodelyke
uitdrooging des ligchaams te veroorzaken. | |
| |
Hy bewees den aanwas van
Kolyk, Graveel, Steen, Duizelingen des hoofts, zware Droomen en &
ceterâs, 't zedert d'uitvinding van Engelschen Clairet,
door differente geleerde aanhalingen; desgelyks de vermenigvuldiging van
Schimpschriften die vele geleerden amuseerden, om niet al te scherp op
de abuizen, in de Geneeskunde begaan, te letten. In 't kort, hy
bepleitte 't algemeene voordeel zoo verstandig, dat de Doktoor, om zich
zelf, benevens alle zyne Medemakkers te verryken, zoo copieus dronk, dat
hy binnen drie maanden met Eskulaap practiseerde. Dit kom ik u
waarschouwen (repeteerde Daemon) en zoo gy begeerig zyt, zal ik u
aanstonts naar een' diergelyken Wynbrouwer vergezelschappen.’
Hermes zat een' tyt lang in eene diepe verwondering opgetogen; en
eindelyk (noch niet bedaart) opspringende, sloeg hy den mantel om d'ooren,
waarin de
Marquis d'Ancre dootgeschoten wiert, en
marcheerde met den Geest naar een onderaarts Pakhuis, alwaar zy van een'
Hospes werden verwellekomt, wiens koonen met een' overvloet van granaat- en
karbonkelsteenen praalden; wiens neus veelkleuriger scheen dan een Mozaische
vloer, en wiens verstant zoo vlug was als een glaasje Nachtegaal of verschaalde
Mol. Hermes commandeerde een Barneveltje van den eigen Wyn, dien de Baas
consumeerde; 't geen hy nauwlyks half uit gedronken had, of men zag een
Bordeausch juweel op zyn voorhooft groeien; en zyn geest verviel zoo schielyk,
als of hy wekelyks den Argus, en maandelyks het Uittreksel der geleerde
Boekzaal in't ligt gaf. De Delinquant wert scherp
geëxamineert, doch kon weinig tot zyn voordeel bybrengen; als dat
dees Eeu, eene tafel-eeu van Fransche toebereidingen zynde, de Wyn noodzakelyk
die mode moest volgen: dat men zoo wel Franschen Wyn als Fransche Hoeden
maken mogt; dat te Dort Luiks Bier, en te Antwerpen
Liersche Caves wert nagebootst: dat de moderne Dichters nimmermeer in
schoone vindingen zonder geest, of de Haagsche Komedianten in eene oneven
uitspraak zonder gebaren, wanneer die wynbron wiert toegedamt,
continueren konden: dat menig welsprekent Rechtsgeleerde zyne
Pleitkonst, en menig taalkundig Geneesheer zyne ordonnantien aan
Sleepruimenvogt was verschuldigt; dat het geoorloft was desperate
menschen, en, zoo door Aktien als andersins het spoor byster zynde personen,
met een flesje lang- | |
| |
durig vergif te foulageren; ja dat naar
verbode vruchten het meeste wert getracht: in 't kort..... dat hy wel de
voornaamste, doch geensins d'eenigste was. D'oude
Anubis verzocht een proef van die konst te mogen
zien: waarop de Konstenaar een Quintessentie-keldertje voor den dag
haalde, en door 't instorten van eenige weinige droppelen van die vocht,
verscheide overspelige smaken van Heremitage, Suranson,
Bergerac, Vin de Grave, Bourgogne, en Champagne
deed opborrelen; en, met een woort, uit een eenige bouteille witten Wyn
eene Babelzee van confusie deed opryzen. Hermes was door die onverwachte
operatie eenigzins ontzet; en by geval een flesje van dit extract
in zyn hant hebbende, wert hy den familie-kater Louw; die hem veeltyts
volgt, gewaar; dien hy tegens wil en dank zes of zeven droppelen in den hals
goot; waarop d'arme Muizenmoorder eerst onverstandig begon te mauwen, een
oogenblik daar na te buitelen, en eindelyk in eene convulsive trekking
te storten; zoo dat hetapparent stont, dat (indien onze Louw niet een
taaie kwast was geweest) het koningkryk der katten, waar van hy Dwingelant is,
door zynen doot in eene Republyk zou verandert zyn. Hermes laat aan een ieder
de vryheit, hierop zoodanige toepassingen te maken, als de Wyn, dien hy drinkt,
of 't verstant, dat hy misbruikt, hem dicteren; en zal nu iets uit den
Tacitus van 't Koffyhuis der Politiquen aanhalen.
Vooreerst zegt ons Londen, dat
de heer Robert Knight, Tresorier van de
Zuitzee-compagnie (wysselyk voorziende, dat eenige tonnen gouts hem in
zyne vlucht konden hinderlyk zyn) zich maar met een moderaat sommetje
van anderhalve millioen Sterlings gezegent heeft. D'eenigste die 't vermogen
van de Fortuin belyden, zyn de Ongelukkigen; want de Gelukkigen schryven alles
toe aan hunne voorzichtigheit en verdiensten; d'een ryd dagelyks met een gespan
van zes vigoureuze paerden in eene vergulde koets naar het Hof, en
d'andere op een oude kar naar den Drievoet van Tyburn; en wat onderscheit is'er
tusschen die twee? niets dan plaats, gelt en afzyn. O het is vry geruster zyne
beschuldiging buiten pyn en banden in Vrankryk of Italje op te lossen, dan
coram voor eene gematigde vergadering, die somtyts uit zoo vele vyanden
als Rechters bestaat. Gerechtigheit schynt zoo wel door ouderdom in 't kints
vervallen als Roome in 't bygeloof; en ontbeert slechts mirakelen om zich
zelven | |
| |
op te koesteren; doch zoo lang'er goude en zilvere
Medailles geslagen worden, mag men naar die wonderen wenschen, maar de
verwachting zal zekerlyk ieder te leur stellen. O, gelt is de werkstellige
Wysbegeerte en bespiegelende zaak: en schoon genomen, een Filozoof leert, dat
wy onze behoeftigheit, door de begeerte te besnoeien, moeten stillen; dat zou
(volgens 't gevoelen van Hermes) zoo veel zyn, als dat een man, wanneer hy een
paar schoenen noodig heeft, zich zelf de voeten moest afsnyden.
Uit Parys heeft men, dat op het Request van het
Kruideniers-gild, door de bedienden der Justitie wel voor 200 duizent
livres aan Speceryen uit het Augustyner Klooster zyn aangehaalt. Het schynt den
Augustynen het spreekwoort bevalt: Zelden verrykt een Man door een
Vrouw: en dat zy, in de Neurenbergsche Poppekraam van S. Pieter een verval
voorziende, nu hol over bol in de gesaffraande negotie des werelts
willen tuimelen, en de Reliquien der H. tegens de hartsterkende
Speceryen van 't Oosten verruilen. Zy tracteren den zieken yver gelyk de
Geneesheeren hunne veroordeelde Patienten; de laatste door een
hartsterkent Syroopje of Amandelmelkje, en d'eerste door een wasse Lammetje, of
een Niklaas van Tolentyns-brootje, dat duurzaam is, en by gevolg goet om
Ammunitie-broot van te maken. Het is waarachtig, dat eider van die
Kramers iets byzonders in zyn mars heeft om de superstitieuze koopers
aan te lokken, en voornamelyk een Kapucyn, die, wanneer hy de wonderwerken van
St. François, straf gebaard, komt op te donderen, zeer natuurlyk
een van die geheiligde Bosschen verbeelt, uit welkers midden de Heidensche
Afgoden hunne Orakelen verkondigden.
Primus Curius Dentatus in triumpho duxit
Elephantos.
Seneca de Brev. vit.
De
Lord Patrik Olifant, de laatste van dat Huis, is
overleden, en zyn titel en wapen zyn vernietigt. D'Olifant is een groote
gunsteling van de Fortuin, want hy draagt het beelt van die Godin in den
Antwerpschen Omgangk: doch hier te lant worden d'Olifanten doorgaans van de
Godinnen gedragen. De Juffers en Persianen zyn groote Antagonisten op
het kapittel van devotie, want de laatste aanbidden op hunne knyen,
voorover leggende, de ryzende zon; en de Dames op hare hielen,
achterover leggende, de gulde zon van over- | |
| |
vloet. Het ware te
wenschen dat die vriendelyke Kunne (gelyk eertyts de Scyten) zich door 't
gebalk van vergulde Ezels niet liet verbazen, maar liever in hare
gunst-uitdeeling eenigen eerbiet betoonde aan die Dieren, waarvan
Xenophon gewaagt, dewelke, zoo lang als zy Maanen hadden (dat is, als zy
schoonheit en jeugt bezaten) noit d'omhelzing van een' Ezel wilden dulden.
Cum dicitus poëta solus Homerus
intelligitur.
Vellejus.
Te Berlyn leggen 6000 Ryksdaalders klaar voor de gene die
proberen kan aan den Heer *** nabestaande te wezen. Hermes is
verwondert, dat de Poëten daar niet op afstuiven; want zy konnen immers
zoo gemakkelyk bewyzen aan die familie, als aan die van Apol of de
Zanggodinnen geparenteert te zyn. Maar het schynt dat die magere Halzen
zich beter op den klank van een Vaers dan van de Hoogduitsche daalders
verstaan. Zy braien altoos schakels, doch vangen zelden daarin den Dorado van
eer of weelde, maar meestentyt den Stekelbaars van armoede: zy slagten den
Kamelion, die een snelle tong heeft, doch altoos op wint leeft: zelden konnen
zy het voor den wint zeilende speeljagt van de Lukgodes door de Remora
van Gezangen wederhouden, maar worden vroeg af laat Boekhouders op de Karaak
van St. Reinuit: zy representeeren op de werelt den staat van de Zielen
in het Vagevuur, tranen en klagten; en, gelyk de Papen (om de devotie
snik heet te houden) altoos schreeuwen: O, die zondige eeu! balken deze
Scherminkels zonder ophouden: O, die ondankbare eeu! O die onkundige eeu,
die geene verdiensten onderscheit! Immers hebben wy kennis genoeg om te
schryven, doch, helaas! geene om ons te doen betalen! onze werken worden in
kalfsleer gekleet, en wy loopen moedernaakt: zy zyn op sneê vergult, en
wy tot de tanden toe beslykt: nut zyn ze voor onzen evennaasten en onnut voor
ons zelven. Wy zyn.... wy zyn als een zonnewyzer in den voorgevel van een huis,
waarvan een Gebuur of Passagier meer voordeel geniet dan d'Eigenaar.
Uit Brussel wort geschreven dat de Paus toegestaan
heeft, om 4 dagen in de week, geduurende de Vasten, vlees te mogen eeten. Die
privilegie zal de Viskoopers ruim zoo aangenaam zyn als eertyts d'eerste
dag in de Vasten aan de Vleeshouwers is geweest. Het schynt Hermes toe, dat die
intentie van de Vasten is, om de menschen door dat eeuwigdurent viseeten
in halfslachtige dieren, als Otters, Water- | |
| |
ratten of Kikvorssen,
en door de menigte van olie, in Lampen te herscheppen, ja door de speceryen in
Ypokras-koussen te veranderen. Vasten zou thans een heilzaam middel zyn om het
zieke ligchaam der Zuitzee van zyne overtollige humeuren en verstoppingen te
zuiveren. Over eenige jaren was'er een Kwakzalver (maar Hermes is onbewust of
hy uit twee adelyke huizen gesproten was) die voorgaf, preservative
pillen tegens eene Aartbeving te hebben. Dit is ongerymt: fiat. Maar het
is niet ongerymt, eene volksbeweging of eene al te hevige gisting van
Maatschappyen, door een dieet tot bedaren te brengen. Indien eene Natie
de matigheit omhelsde, en, in stede van wyn, een gerstwatertje gebruikte, zou
aanstonts de boom van algemeen vertrouwen groeien en bloeien. Een iegelyk van
de Heeren Aktionisten, die genegen zyn van dit recept den proef te
nemen, zy gewaarschout, om, als
Pythagoras, op zyne hoede te zyn, en zich van
verkiezingen te myden:
Dat is, wacht u voor Committeês. Daar is byna geen
mensch, al was hy zoo dom als
Argus, of zoo min belezen als
Kosmus, die niet hier of daar heeft gehoort, dat die van
Athene in de verkiezing van Magistraats-persoonen boonen gebruikten.
| |
Uittreksel uit het geleerde werk van den Hr. Grenouille en
Ville, en z.v.
Deze onvermoeide Schryver geeft ons eene aangename beschryving van
de onderscheide geslagten der Kikvorssen. By voorbeelt, hy begint met de
gemeene soort, waarvan
Virgilius eertyts zong:
Et veterem in limo ranae cecinere querelam. Dan
verhandelt hy een tweede soort, die, volgens
Plinius, onder de doornen en braambossen
schult, Rubeta genoemt. Een derde soort, die het koorn verslint,
Calamitas, of Ellende gedoopt. Noch beschryft hy Kikvorssen die
stom zyn, en op het eiland Seripho huis houden. Item een Zeevorsch, die
zich somtyts van 't hooft tot de voeten in modder en Zeeschuim, uitgezondert
twee kleine hoorntjes, die altoos overal doorsteken, begraaft. Zelfs telt hy
op, het Gezwel, van de Geneesheeren Ranuala (Kikvorsch-gezwel) genaamt,
zynde eene Ontsteking onder de tong. Noch mentioneert hy het kruit
Ranunculus, benevens de stamhuizen der Padden, Lantpadden, Waterpadden,
Schiltpadden, Aspadden, en z.v. Hy verhaalt, dat Augustus eene konst
bezat om de Vorsschen te doen stilzwygen;
Obstrepentes forte ranas silere
jussit.
Sueton.
| |
| |
Eindelyk hoe
d'Abderiten, een volk in Thracie, zoodanig door de Vorsschen
gepersecuteert wierden, dat zy genootzaakt waren hun vaderlant te
verlaten en elders fortuin te zoeken. Hoe applicabel dit laatste is op
Hermes zal ten eenigen tyde eens verhandelt worden.
Deze Brief was geaddresseert aan Hermes Drukker; die
denzelven, in verwachting van eene wederlegging, aan den Ouden heeft
overgelevert: maar die vint ongeraden zich in zoo een gevaarlyk geschil met
persoonen, die den Hemel in den mont en 't Vagevuur in 't hart dragen, in te
wikkelen, en die altoos met zwaart, vergif en strop familiaar zyn. Is
'er iemant die zyne zaak tegens de nakomelingen Jakobs defenderen wil,
fiat; hy ziet 'er van af.
HERMES.
Uwe roekeloosheit in het avanceren van die
comparatie tusschen een Engelsch Akteur en Nederduitsch Comediant is
onvergeefelyk: wat scheelt u onze gewillige armoede? wees verzekert,
Grootspreker, dat wy min het Gebrek estimeren, dan de zee de
geesselslagen van Xerxes, of 't bevel van Koning Edgar; en wy
zyn, in spyt van uwe critique, de hommelbyen der Dichters, die door het
opsnyden van hunne nachtbrakingen fatzoenlyk subsisteren. Al uw verwyt
strekt ons tot lof; want indien een man, die alle 's werelts wisselvalligheden
met een onverschillig oog beschout, tot boven de starren verheven wort,
verdienen wy dan de helft van dien lof niet? wy, die zoo onverschillig onze
vorstelyke sieraden na het vyfde bedryf nederleggen, en zoo geduldig onze
graupapiere zomerkleetjes in 't hartje van den winter weer oprapen, en om onze
koninklyke schouderen hangen? Nochmaals, wy achten min uw verwyt dan de Maan
het bassen van
Descartes ongevoelige Dieren.
Uit order van de dobbele Schoutooneelen.
Eerstdaags staat'er een geleert Manuscript, behelzende
eenige verklaringen over de duisterste passagien van Dr. Faustus,
in 't ligt te komen. Het is gevonden in den schoorsteen van een oude
Matrône, op wiens zoldertje de Kamerdienaar van den Dr. verscheide
jaren onder de figuur van een' Bezemstok gelogeert heeft.
Gedrukt voor den Autheur, en wort uitgegeven te
Rotterdam by
Arnold Willis; Amsterdam
J: Ratelbant,
J. Oosterwyk en
D: Rank; Haarlem
M: van Lee; Leiden
G: Knotter, Hage
Wed: Gazinet; Delft
R: Boitet, Dort
J. van Braam; Utrecht
M:L: Charlois; 's Hartogenbosch
C:W: vander Hoeven; Bergen op Zoom
Overstraten; Breda
Evermans, enz.
|
|