| |
| |
| |
No. 28
Rotterdamsche Hermes.
Donderdag den
30 Januar. 1721.
In nova fert animus mutatas dicere formas
WAt men den ouden en zorgvuldigen
Hermes ook mag nageven, zoo is hy tegenwoordig
voornemens, zynen Lezer zoo zakelyk te onderhouden als hem eenigzins doenlyk
is, en in 't vervolg altoos zyne beloften omtrent zyne schriften na te komen.
Dus is ook de stoffe, die hy thans trakteren zal, afhangkelyk van zyne
laatste belofte, en hy zal nu trachten te proberen, hoe bedriegelyk de
schyn is, en hoe veel het uiterlyke masker, van naby door de Zon der waarheit
geëxamineert zynde, van het inwendige verschilt. Daemon dan (na
verscheidemalen gehoest en gehemt te hebben (het gewoone voorspel van een
Orateur) begon zyne Lakonische Redenvoering in deze termen:
Volg de Waarheit. Hy wees (dit zeggende) met den voorsten vinger van
zyne rechterhant op het Kabouterjuffertje, dat zoo lang was als het vyfdepart
van een Brabantsche elle, en zoo gevleescht als een paar Spaansche
Castagnetten; en 't welk op die woorden zeer bezadigt opstont, en in den
tuin ging; wanneer Hermes, als uit eene slaapziekte wakker wordende, uitriep:
Helâs, Daemon! indien dat Juffertje de Waarheit representeert, is de
Waarheit niet afkomstig van eene Reuze-Familie; en de Franschen hebben het
geheim bevat, wanneer zy iemant zes petites veritès zeggen; O
hemel (vervolgde de oude Man) is dan de Waarheit zoo klein, en zyn de
Ondeugden
| |
| |
zoo groot! dan was het beter, dat zy, afkeerig
van den wierook der stervelingen, met de Godinne Astrea het azuur van den
Olympus had beklommen, dan alhier in slyk en drek, onder de gedaante van een
Dwergje, te schuilen..... Daemon stremde de klemreden van Hermes, leide hem
naar buiten, gaf hem een kristalle zonnetje, zoo groot als een zak-kompasje, in
zyne oude pooten, en belastte hem daar langs de Waarheit te beschouwen, en z.v.
Zoo ras bespeculeerde hy (gefavorizeert door een' helderen hemel
vol starrenlichten) het kleine Popje niet, of hy zag dat haar hooft tot aan de
wolken reikte, terwyl hare voeten de aarde raakten: hy zag dat de tedere
vingertjes, niet dikker dan cytersnaren, tot een grooter lengte en omtrek
groeiden dan de vermaarde Zon-Kolossus van Rhodes, en dat twee
spierwitte zwanevleugels uit twee elpenbeene schouderen (want zy was
moedernaakt) te voorschyn kwamen, door welkers behulp zy zich eerst buiten het
bereik van d'Optices van dier en mensch begaf, een weinig tyts daar na
lager daalde, verscheide kringen om het kasteel Leeuwenburg sloeg, en eindelyk
haar' koers zette naar eene vermaarde Koopstadt, toegewydt aan den Maasgodt en
de Godinne Rotha. Zy liet eene straal achter zich, blank als de melkweg, en
glinsterende als fyn gout, bezet met edele gesteenten. Daemon dat gewaar
wordende, nam Hermes in zyne bouten, begaf zich met hem naar de wolken, en
volgde het licht van de Waarheit. Maar het was opmerkelyk, dat de Waarheit,
een' schoorsteen in de stadt naderende, waaruit een veelkleurige rook opsteeg,
schielyk dat gebou, uit vrees van besmetting, aan hare linkerhant (dat is de
plaats van verachting) liet leggen, en haren koers nam naar een geheel ander
gedeelte. Hermes nieusgierig zynde, vroeg naar de oorzaak van dit doen; waarop
de gevlerkte Daemon repliceerde, dat het huis van dien schoorsteen wiert
bewoont door een jong Drukker, die, eenige Pasquinades, vol saamgeperste
logens, gedrukt hebbende, op hoop van daar langs een voet vleesch in zyn
kuip te bemagtigen, zich te laat van hoop en profyt gedestitueert zag,
en dat hy nu, beschonken 't huis gekomen zynde, zich zocht te diverteren
met een bedroeft vreugdevuur van die Drekgoden (die geene wonderen verricht
hadden) te stooken. De Waarheit daalde neder voor de poort van een schoon
Paleis, en trat daar binnen, gevolgt van Hermes, die | |
| |
aldaar eene
rype Princesse a lombre zag spelen, dewelke een natuurlyke
aversie vertoonde voor het dier, Man genoemt, dat zy, als iets
obsceens, met haat en verachting scheen te beschouwen. Hermes bezag haar
eens ter loops door het Microscopium van de Waarheit; waar op zy
aanstonts op een rustbank achterover viel, hare hielen zoo hoog opligtte dat
men hare fuillemorte koussebanden zien kon.... in 't kort dat 'er de
Waarheit en Hermes van begonden te blozen. Van daar marcheerden zy naar
een jonge Juffrou, tusschen de 17 a 18 jaar, dewelke tegen Matante in
volle hevigheit dus uitvoer: Neen; spreek niet een woort meer van dien
droogen Jan; neen, Matante, ik heb als noch geen zucht voor het huwelyk, want
myne rezolutie is, in eene maagdelyke zuiverheit te sterven. Hermes
appliceerde zyn kristalle Zon op die Vestale, en wert grootelyks
gesurpreneert, dat zy van kleur changeerde, den arbeit op den
hals, en weên op weên kreeg, zoo dat zy, geassisteert van
eene Kamenier en van Matante, binnen een groot halfuur eene blyde Moeder
wiert. Op straat komende, zag men een Man en Vrou hant aan hant naar huis
wandelen, zynde zy beide getrakteert geweest by zyn Oom. Hermes bezag
dat paar met zyn glaasje, en de Vrou was in een moment in de broek,
terwyl de Man met een waaier speelde. De Zuitzee-Aktionisten, op de proeve der
Waarheit gestelt, veranderden in Bedriegers of Zotten. Officieren, die, als
Bazilisken, de doot in d'oogen droegen, en vreezelyker tronien vertoonden dan
de Prinssen der Kannibalen, veranderden in Bloodaarts of Lammeren; andere,
modester gekleet, speelden met den Vrede in hun' mont, en een slagzwaart
in de handen. Oude Edelluiden produceerden, in plaats van
geslachtrekeningen, patenten van Kwakzalvers: en
Zeden-Reformateurs waren, of Lichtmissen of Bouffons. Een oude
Jood scheen te schreien over de ruïne van een' vervallen Tempel; maar van
naby door 't kristal geëxamineert, was hy bezig om Spaansche
pistoletten te besnoeien; en een uitheemsche Griek, voorzien met een Gebedeboek
en lederen zak vol onbeschaamtheit, verstont, als een uitgevaste Wolf, het
graan van zyn' Evennaasten, en schond zyne huisvrou. Het is eene klos al te vol
vlas om die in eene reis af te spinnen, derhalven zal Hermes in de toekomende
week zynen Lezer een ampeler verhaal van de vordere ontdekking (door het
| |
| |
kristal der Waarheit ondervonden) trachten mede te deelen, alzoo
hy tegenwoordig eenigzins genootzaakt is, zal hy zyne beloften achtervolgen,
tot het dagelyks nieus over te gaan.
Die van Schafhauzen schryven, dat de rebellige
Wilchinger Boeren, van de Magistraat geordonneert zynde den Eedt van
getrouheit te doen, zulks niet alleen in negative termen hebben
geweigert, maar zelfs boomen uit d'aarde gesproken. Een Boer te regeren is iets
zeldzaams, en een Drost die dat kunsje fiks, heeft is alzoo raar in een Dorp
als een witte Raaf in het wout. Die boerevlegels zyn altoos door hunne onkunde
mistrouwende, en gelooven zelfs geene Almanaksheiligen, schoon ze hun in den
oogst zonneschyn, en in droogte regen beloven. Een Boer heeft, behalven de
D***, de weerelt en het vlees, noch drie dootvyanden en drie bloetvrienden. De
vyanden zyn, de Schout, Sekretaris en Deurwaarder, die onbarmhertige Tienden
uit deszelfs bedroefde professie verzamelen; en zyne vrienden zyn, de
hont, die door bassen het huis voor dieven, en het gezin voor eene slaapziekte
bevryt; de kat, die hem voor het muizensterflot van den Bisschop Hatto
bewaart; en de haan, die hem, als een Klapwaker, waarschout wat uur het is. Hy
vult de beurs van zyn' Lantheer, ontfangt de benediktie van zyn Pastoor,
en sterft onder d'abondantie van Koornbrandewyn en zoetekoek, zonder
zich oit met den Hemel of het Vagevuur bekommert te hebben.
Uit Vrankryk hoortmen, dat de Heer Paris tot
Inspecteur van de toekomende pacht is aangestelt. Een Trojaansche Paris
had zich eertyts een kittelig Inspecteurs-ampt over de huwelykspacht van
Menelaus aangematigt, doch hy was zoo vuurig in zyne administratie, dat
'er geheel Troje door in brant vloog; door welk ongeluk de pachthoef, benevens
de Trouwmedaille, wederom in handen van den Griekschen Eigenaar vielen. Maar de
Huurder, of liever Inspecteur, had, als een valsche Munter, geen
kleintje den ovalen omtrek van dien troetelpenning besnoeit, ja het gewigt zoo
merkelyk vermindert, dat hy, naderhant in de balans van kuisheit gewogen, tien
engelschen en eenige azen te ligt wert bevonden, het geen nochtans den
verliefden Koning niet weerhielt haar dagelyks in zyne verliefde armen te
herwegen. De Ridders van Kaprikornus en de Baanderheeren van den Stier, konnen
uit deze Chronologie of tydreke- | |
| |
ning zoo wel de
authentykheit van hunne afkomst deriveren als de Tytrekenkundigen, die
hunne jaarboeken, of met de fundatie, of met de destructie van
Troje beginnen.
De 17 der Loumaant zegt ons, dat Monsieur Desmarets de
Fransche Majesteit te Parys met een heerlyk Muzyk heeft bedankt, doordien zy
hem een' Pardonbrief, wanneer hy over het schaken van een Meisje ter doot
veroordeelt was, heeft verleent. Onbegrypelyk is het voor Hermes, dat een
Muzikant door d'Anemone of wintbloem van een Consert de
irreparabele dievery van eene maagdelyke Roos herstellen kan; en aan den
anderen kant overgelukkig voor Desmarets, dat hy door eene schoone stem
des levens dien leelyken halsbant des doots heeft afgewezen. In Engelant zoy hy
't met geen Airtje afgelegt hebben; voor 't minst zou die vleesgierige
Natie, die op het chapitre van den rozenkrans zeer streng is, hem fynder
hebben doen zingen. Het geval van den Hr. Hogan Swanson, Deensch
Koopman, is noch vers in 't geheugen van Hermes. Die ongelukkige had een jong
Meisje bepraat, en wert, wanneer hy bezig was daar mê in compagnie
een Kupidootje te gieten, uit zyn voorteelend werkhuis gesleurt, zyn
menschevormtje ontnomen, om de verdere vermeerdering te beletten, in Neugate
naau opgesloten, en eindelyk aan den Schiltknaap Jak Ketch overgelevert;
dewelke hem aan geene armen noch beenen bezeerde, maar door het toenypen van
een Turksche kraag zoo aamborstig maakte, als of zyn adem tusschen twee bulten
toegeschroeft wiert, en zulks (gelyk de zwarte Aran zich beroemt)
Te gulzig dronk, en zyne lusten
Op Pafos nachtaltaar al te onmedogent bluste,
En Nennys kuisheit schon.
De Engelschen beschuldigen de Heeren Bewinthebbers van de Zuitzee
met eene crimineele malverzatie, en eeren hen met den term van
felons of dieven. Wat de malverzatie aangaat, Hermes
affirmeert, dat'er geen slimmer malverzatie is, dan het gelt te
behandelen gelyk een oud Man eene jonge Vrou doet, dat is, kussen en streelen,
zonder iets meer. Die in het gulde riet van Midas zit | |
| |
moet goude
pypjes maken; en die met den Geltduivel gescheept is moet 'er mê over.
Maar zoo zy dieven zyn, is hun halsbant zoo dik vergult, dat hem geen hennippe
Neklace oit zal konnen bevatten. Dit brengt Hermes te binnen, het aardig
antwoort van een' Engelschen Struikroover, dewelke in het overleveren van zyn
beurs aan een Gerichts-dienaar, gevraagt wordende of hy geen meer guines
hadde; genereus antwoordde: Ja, ik heb 'er noch 200, maar mag
daar over niet disponeren, die zyn voor Milord ***, die daarvoor, als een Pater
Trinitaris, myn rantzoen aan de Patroonen van de Tyburngalei moet
betalen.
De Fransche doen ons gelooven, dat'er sterk aan eene verzoening
tusschen den Hartog en Hartoginne du Maine, die malkanderen t'zedert hun
bannissement niet hebben gesproken, gearbeit wort. O wat werpt het
huwelyk rampzalige twistappelen in de vreugdezaal van de Liefde! en het schynt
dat de man na 't genot den verrekyker omkeert; want die noch onlangs zyne
Maitresse als een Koninginne trakteerde, speelt nu op zyn beurt
voor Koningk, of liever Tieran. Een jonge Juffrou, die voormaals eene
Schuimgodinne in schoonheit, eene Minerva in verstant, en eene Hebe in een
eeuwigdurende jeugt was, is nu verandert in een voorwerp van haat en
misvertrouwen, of ten minste van onverschilligheit. Hy, die eertyts twee
trekkebekkende Duifjes voor zyn devies verkoos, kiest nu voor zyn
huwelyksschilt een' omgekeerden Arent. Foei, die Jufferenplagers, die aan de
versgedekte huwelykstafel, als opgezwolle winteruilen, sprakeloos zitten, met
lange tanden die versgeplukte Zomerkarssen gebruiken, ja somtyts naulykx durven
bekyken, terwyl een galant man onderwyl van honger sterft, en zich
gelukkig zou achten, met het overschot van Hannen te mogen ontbyten of
avontmalen!.... Maar raaskalt d'oude Hermes niet, die door zyn hooge jaren
buiten staat is om gunsten van Dames te ontfangen, en nu zyn hof by die
aanlokkelyke Sexe schynt te willen maken? gewisselyk. Dit eenige moet hy
evenwel noch zeggen, dat 'er noch dagelyks eene menigte van fyne en
transpirante paerels in de pooten van een dommen Haan valt, die meer
estime voor een hantvol Virginyhaver of een bakje Fransch duivesap
betuigt, dan voor eenen gevermilloenden schotel vol inlantsche
confituren. | |
| |
De Fransche Jezuit Poirê ('t geen ruim zoo goet is als
poivrê) heeft, in 't byzyn van de Kardinalen de Rohan,
Polignac en Mailly, mitsgaders vele Geleerden (die laatste doen
meer depense in Oratien dan in balen of masquerades) eene
sierlyke Latynsche Oratie gedaan. Hermes heeft te Oxfort eenmaal eene
diergelyke Latynsche Oratie bygewoont, waarin alles zoo geleert
behandelt wiert, dat'er d'oude Man weinig vrucht van hadde; ook is het waar,
dat 'er de Engelsche pronuntiatie van den Orateur, die zoo scherp
was als de versgeslepe punt van een lancet, veel toe contribueerde.
Hermes moet in passant zyn' Lezer eene remarque mededeelen,
hierin bestaande; dat'er geen krachtiger argument in eene redenvoering
is, dan een schoonen Diamant te zwaeien met den kleinen vinger van de
rechetrhant: dit bezielt de Toehoorders met eene diepe achtbaarheit; en het
doet de oogen van de Juffers zoo krachtig schemeren, dat zy zich verbeelden
twee Orateuren, of liever twee Zonnen te zien; waarop dan het vonnis van
eene favorabele decisie, als een welriekende Nardus-geest, op die
lieve hant komt nederdalen. Een vette goudbeurs op zyn tyd uitgetrokken, en met
een dreigement van morbleu, myn Heer, ik zet 100 pistolen,
vergezelschapt, is een overwinnend argument tegens Schilders, Muzikanten
of Geleerden, die, als Uilen van konst, of Vleermuizen van geleertheit, altoos
eclipzeren voor de goude stralen van de Fransche Zon. Het derde argument
is dat van den Degen, dat helâs! door afgedankte Officieren en Haagsche
Lichtmissen zoo verre buiten de grenspalen van betamelykheit
geëxtendeert wort, dat Hermes, die een dootvyant van vechten en
krakkeelen is, het met eene groote stilzwygenheit zal passeeren.
De Valsche Speelders moeten, op nadrukkelyk schryven van drie
Vorsten, eerstdaags uit Hamburg decamperen. Daar is noch ongelukkiger
noch oneerelyker professie dan die van een Speelder. d'Ouderdom verzaat
alle driften, uitgenomen het speelen en de gierigheit; en het is beklaagelyk,
dat eene goede zaak, die in 't begin tot vermaak geinstitueert is, nu in
eene schandaleuze brootwinning is verandert. Haat, twist, vloeken,
dronkenschap, moort en valsche munt, zyn de kinderen, die uit de vruchtbare
baarmoeder van het spel worden voortgeteelt; en tegens een eenige, die door het
spel | |
| |
Ridder van de Weelde geslagen is, worden 'er duizende tot
Ridders van d'Armoede geslagen. Het ware te wenschen dat alle Speelders
getrakteert wierden als dat driegespan, waarvan Hermes zyn' Lezer in
weinige woorden 't geval zal mededeelen.
Een Heer, die uit vermaak de wateren van Turnbridge in Engeland ging
gebruiken, viel 's daags na zyn arrivement in de griffioensklaauwen van
drie Valsche Speelders, dewelke hem het tytverdryf van een pasdiesje
proponeerden; en het geen hy na eenige weigerende termen aannam. Het spel
was in d'eerste drie minuten ten voordeele van de Geryons; doch het
draaide op 't laatst zoo avantagieus in faveur van dien Heer, dat
hy alle hunne guines, bestaande uit meer dan 600, in eene eenige
goutbeurs verzamelde. De Heeren van Six-cinque zaten in zak en assen, en
staroogden op malkanderen als geruineerde Klokkengieters; tot een van
hen, als uit eene slaapziekte opborrelende, hem vroeg, hoe zyn naam, en waar
zyn logement in Londen was, om hem, indien zy zulks t'eenigen tyt mogten
genegen zyn, tot revengie te konnen verzoeken: waarop hy repliceerde:
Heeren, myn naam is Ladyman, myne woning in den Tour, en myne professie
het maken van Dobbelsteenen. Wat dunkt u, Lezer? Wie verstont het kunsje
beter, de Marquizen van Deux-aas, of de Fabrikeur van de
Dootsbeenderen?
Gedrukt voor den Autheur, en wort uitgegeven te
Rotterdam by
Arnold Willis; Amsterdam
J: Ratelbant,
J. Oosterwyk en
D: Rank; Haarlem
M: van Lee; Leiden
G: Knotter, Hage
Wed: Gazinet; Delft
R: Boitet, Dort
J. van Braam; Utrecht
M:L: Charlois; 's Hartogenbosch
C:W: vander Hoeven; Bergen op Zoom
Overstraten; Breda
Evermans, enz.
|
|