| |
| |
| |
No. 22
Rotterdamsche Hermes.
Donderdag den
19 Dec. 1720.
Versibus exponi tragicis res comica non
vult.
Horat. in Arte.
EEne schoone Dame, die ruim twee parten van haar leven in een
koets (het schynt dat Juffers gaern gehossebotst worden) en een derde in de
Operâs en Schouburgen had gepasseert, zei onlangs tegens Hermes,
dat'er doorgaans op zaken van het uiterste gewigt het allerminst wert
gereflecteert; By voorbeelt, vervolgde zy, is het verlies van
een volmaakt Akteur niet wel zoo beschreielyk voor zyn troup, als de doot van
een wakker Generaal schadelyk is voor zyne Armeê? De laatste is wel een
bolwerk voor Lant en Vryheit, doch de eerste een Tuchtheer en Leermeester voor
de Zeden: hy bestraft de feilen zoo aangenaam, en zyne boertige en ernstige
reflectien worden met zoo vele uitwendige sieraden vergezelschapt, dat men zyne
stem nooit kan noemen een vox clamantis in diserto, maar ter contrarie
een Muzikale harange, opgepronkt en vereert met het volmaakste van beide de
Sexen. Beschou maar eenmaal, myn oude
Hermes (zeide Madame) de differerende
personagien der aanschouwers in een' Schouburg; dat voorwerp alleen is magtig
om den onverschilligen Boer van Ezopus luchtsprongen te doen maken. Sommige zyn
gejuweelt als Oostersche Koningen, andere opgetralyt als wasse poppen; dees is
behangen met een' zyden en wollen buit, in vollen vrede op een' ligtgeloovigen
Winkelier behaalt; geene bralt met de nieumodische galonnen van een' besnuifden
Franschen Vluchteling; een derde pronkt met een Tabatiere, | |
| |
waarvan hem het fatsoen noch de konst ooit een penning gekost heeft, terwyl
Korinna hare Mechelsche kanten (die, zonder aan 't vagevuur van d'Admodiatie
Zuivergelt gegeven te hebben, in Hollant gelant zyn) aan eene incommoditeit van
negen maanden verschuldigt is. Maar het voornaamste (ging zy voort) is
dit, dat indien onze gedachten in onze aangezichten geschildert zyn, ach! myn
goede Hermes, wat kan'er glorieuzer beschouwing door iemant uitgekipt worden,
dan de hartstogten van Haat en Liefde, Jalouzy en Vertrouwen, Razerny en
Vreugde, Liberaalheit en Gierigheit, Wraak en Vergiffenis, in den halven cirkel
van de lonken en blikken der Aanschouwers, als de ontstelde golven van eene
worstelende zee te zien op en neder dynen! dan ze te zien (zeide zy al
vorder) met eene aangename beweging onder gaan, en voort uit den afgront van
eene geveinsde vergetenheit, als de kokende baden van Kuma, weer opborrelen!
wat is 'er heerlyker, dan door een zielverrukent concert van overeenstemmende
Muzikanten te participeren aan 't verstant, d'egaliteit, 't humeur en de
verdiensten van 't puikste der stervelingen! En wat is 'er deftiger,
herhaalde die Jonge Spruit (dewelke onder de regering van Vrou Jakoba voor
d'eerste reis in haar virgineele fuikje de Lamprei van het huwelyk had
gevangen) dan het ophalen der gordynen?..... op het woort van Gordynen
bestreek de Droomgod met zyne yskoude vingeren de oogleden van den ouden
Hermes, die door deze faeminine oratie tot 'er doot toe
gefatigueert was, en dompelde hem in zoodanig een vermakelyk gezicht,
dat hy geresolveert is den wel- en kwalykmeenenden Lezer het verhaal
daar van mede te deelen.
Hermes dan droomde, dat hy wandelde over de Aphesche gebergten,
van eeuwigheit gedoemt tot het dragen van sneeu- en hagelparuiken; en het
scheen dat hy in die exercitie wert opgelicht door een Kabouter, wiens
kleed uit meer koleuren bestont dan het palet van een Bloemschilder. Deze knaap
sprong, of liever vloog met hem tot de opperste toppen van die natuurlyke
Piramiden, van waar hy niet alleen zonder yzen beschoude de rondom verheve
spitsen die de azuurblauwe wolken doorboorden, maar desgelyks de vervaarlyke
neêrwaarts dalende spelonken en yselyke afgronden, waar langs men door
eene groote verscheidenheit van bevroze winterwegen, dewelke langs alle kanten
met doorschynende verzilverde yspalissaden waren gefortificeert,
genootzaakt was neêr te dalen. Het eerste | |
| |
dat hy (na zyne
oogen, welke hy, om in 't afdalen niet wervelziek te worden, vast toegenepen
had, ontsloten te hebben) beschoude, was een van de voortreffelykste gezichten
des geheelen aartbodems. Nooit heeft Damon grooter varieteit van
koleuren in zyne klaverbeemden gezien; nooit Lykoris levendiger groen op
de grazige oevers van den Riviergod der Abderiten; nooit Korilas
zuiverder kristal in de ruischende beekjes van de Charante, of Glycera,
de Tuiltjesmaakster, oit meerder en zachter bloemglanssen op de panneelen van
haren Galant, dan alhier de oogen van Hermes vervrolykten. Hy was niet
weinig ontzet, een Paradys te ontmoeten in het midden van witgebaarde rotsen,
onguure bergen en gryze steenklippen. Men zag'er duizende Parterres van
allerhande gewassen, dewelke zonder de schikking van eene konstryke hant een
heerelyker order in die onorder waarnamen, dan die gene, dewelke door de boeien
van de konst zyn verdeelt. In het midden van dien natuurlyken Lusthof deed zich
een Paleis op, dat, van verre gezien zynde, een koningklyk gebou geleek, door
eene overspelige navolging van Vorstelyke bousieraden; doch van naby beschout
zynde, bespeurde men, dat de steenen, zonder behulp van kalk, losjes op
elkander lagen, de muuren uit met lym en verfbestreke planken en deelen
bestonden, en dat de fundamenten van dit uitwendige Persepolis
zoo bouvallig waren, dat alles met het minste wintje kraakte als brandende
bladeren van droogen lauwerier. De Godinne van dezen Burgt stont waggelende in
eenen cirkel van Kroonen, Septers, Hartogstabberden, Herdersstaven, Romeinsche
Altaren, Bokalen, Trompetten, Slagzwaarden, Apothekers flesjes,
Vederbossen....... en duizende diergelyke Meubelen. Haar toeleg was, om, als
eene vervalle Coquette, de aanschouwers door eene mechanische
schoonheit te verblinden: hierom vertoonde zy liever hare rykdommen en
hoedanigheden by het kaarslicht dan by de fakkel van Aurora. Haar
aangezicht was meer besmeert en beschildert dan een Italiaansche kerkgevel, en
haar ontbloote boezem en armen waren met ketenen en sieraden van valsche
gesteenten opgesmukt. Zy noodigde een ieder met aanlokkelyke woorden en
betoverende gebaerden in haar heiligdom; des Hermes, die zelden een Jozef op
het kapittel van negative is geweest, en nooit rekenschap geven zal, dat
hy by de Juf- | |
| |
fers weigerachtig is bevonden, resolveerde om,
door de bemiddeling van eenige moderne medailles (de Dames en
Oostersche Koningen moet men altoos door presenten naderen) aan dat
vermaak deelachtig te worden. Maar, helaas! hoe bedriegelyk zyn de menschelyke
gissingen! hy wert, in plaats van een zielverrukkend voorwerp te ontmoeten,
verwelkomt door een opgerecht Praalgraf, overdekt door een zwartfluweele
stacikleet, aan de vier hoeken opgehouden door vier aanzienelyke
personagien; de twee voorste waren gedost in Romeinsche Wapenrokken, en
hunne Helmkammen pronkten met spierwitte Adelaars? de twee laatste verschilden
in kleersieraden en gebaerden; want de een zwaaide met zyn linkerhant een'
ryksstaf van Lelien, en de ander bralde met een' goutgeelen Komeindekaas, op
het avantagieuste geplaatst in een' porceleinen schotel. De veelkleurige
Demon gaf aan Hermes bericht, dat die twee Romeinen waren die twee
vermaarde Tooneelspeelders, namelyk de groote Kalliopus, waar
Terentius zoo dikmaals van gewaagt, en de schoone Roscius, meer
dan eenmaal aangeraakt van den welsprekenden Cicero. Die met den
Lelientak was de verstandige Moliere, dewelke onder de glorieuse
regering van Lodewyk den XIV. heeft gebloeit; en die met den Komeindekaas de
vriendelyke Jan Baptist, gerenommeert door vaerdige antwoorden en
engelachtige Dochters. De voornaamste Akteurs van de Haagsche en
Leidsche Schouburgen waren geplaatst in nissen; de Treurspeelders, als
Quiriten, met Point de Venise dassen, a la Steinkerke, en
gekoleurde Kinstrikken; de Blyspeelders waren opgeschikt met de dragten van
alle Europesche Natien; en verkoelden de lucht met vale Cyprestakken,
verzilverde Lauwerieren, en (honoris & odoris gratia) hartsterkende
Rozemarynspranten. Maar wat tong zoude eene volmaakte schets, overeenkomstig
met het droevig voorwerp van dit navolgende, konnen geven? Men zag vier tedere
Nimfen met de natuurlykste bewegingen van een' innerlyken druk, gelyk de
Zusters van Faëton op den oever van den Po, deze porfyre Lykbus met
zilvere tranen begieten, en met stilzwygende uitdrukkingen van Vaarwel,
ô beste der Vaderen, en getrouste der mannen, bejammeren; waarop men
eindelyk, gelyk een vuur dat uitbarst, de zwaarmoedige lucht door
dikmaalsherhaalde hikken, zuchten en doodelyke klagten, als door een
vierdubbelen | |
| |
echo, hoorde weergalmen; welke wedergalm dan, door
de bronze stemmen der Akteurs herkaatst zynde, een geluit
formeerde, dat een ieder met eene eerbiedige en heilige inblazing
vervulde.
Het ongedult van Hermes kon niet langer beteugelt worden; dies
vroeg hy den gemarmerden Kabouter, wat geheiligde assche in die Urna
funeralis besloten was, en wie die Najden waren, dewelke zoo mededogende in
hare eigen traanrivieren zwommen. Doch het antwoort was ruim zoo verschrikkelyk
als het geluit, dat de Stierman Thamus ontfing, voorby Paxes, tusschen
Tunis en Morea, varende, 't welk hem belastte te verkondigen, dat de groote God
Pan gestorven was; want de vraag was naaulyks voorgestelt, of het geheele
Auditorium gilde: De groote J. v. R. Direkteur van twee Nederduitsche
Schouburgen, is verscheiden!
Daar stort die Palameed, na veertig jaar te
worstelen.
Daar daalt de Schouburgzon veel lager dan zy
plag.
Daar valt de gryzen kop, 's mans uitgedient
gezag,
Die 't dubble Schoutooneel met slagtant en met
borstelen
Zoo trou verdedigde. en hy, die, als eene
zuil,
Stont pal voor 's Schouburgs eer, en schimp en smaat hielp
deelen,
Springt nu als Markus in den kuil,
En plettert door zyn' val die dubble Vreugtkasteelen,
Die noit de Naneef, wie ze ook immer mag
gebiên,
In zulk een' luister weêr zal
zien.
Een onverwacht geraas van een' animalen galm, die door een'
vervaarlyken slag vergezelschapt was, opende de uitgestrektheit van Hermes
groote blikken, en zyn eerste voorwerp was, die conversable Dame, die,
by mankement van Toehoorders, meê een uiltje had geknapt: doch de
reuk van een tweestoops fles Franschen Brandewyn op Orangebloemen, die de
vermaledyde Lou, Hermes familie-kater, van boven
neêrgesprongen had, gaven waarschynelyker blyken dat hy volkomen wakker
was; en leerde hem met een, dat 'er dikmaals al vry vele waarheden onder de
schorsse der droomen bedolven leggen; en dat het ruim zoo nootzakelyk is altoos
een droomboekje in voorraat te hebben, als alle de Theologische
Traktaten van den grooten Zanger en Autheur der Coccejaansche
Venus.
Stultitiam patiuntur opes.
Horat.
Uit Roome schryft men, dat de Princesse d'Ursini haren naam
verandert heeft in Marquise della Torre, om daar door den titel van ha- | |
| |
re
Hoogheit te bekomen. Onder de Maan is'er geen dwazer Narrekap dan
de beooging van qualiteit of eertitels; en niets dat minder
reëel is. By voorbeelt, een Fransch Officier, na meer laerzen
versleten te hebben dan Agamemnon of Aiax (want die stonden de
gansche belegering uit zonder reparatie) en meer wonden ontfangen te
hebben dan een geschilderde gekwetste op een Chirurgyns uithangbort,
wort vereert met een chimerique Ridderorder van St. Lazarus of
Louis, waarvan hy een Spaansch Officiers inkomen trekt, dat is, vuur en
licht, zoo hy gelt heeft om het te koopen. De Zoon van een onbarmhartige
Woekeraar ruilt zyns vaders ziel tegens een' moedernaakten Eernaam van Myn
Heer de Marquis, en valt, als de verloren Zoon, na twee of drie jaren
posessie, in den verkensdraf van zyn primitief Niet. Een ryke
winkeliers Dochter of Burgerjuffertje versmelt als Gom Tragant op 't
gezicht van een sneeuwitte pluim, gechamareert kleet, vier of vyf fyne
hembden, die wekelyks met veel omzigtigheit tweemaal gewassen worden, een lange
stekade, twee paar lubben met Brusselsche kanten, en een noit betaalde blonde
paruik (dit alles te samen gekalkuleert, maakt een compleet
Vendrig uit) en verpant voor die geleende pluimen veeltyts haar fortuin en
gezontheit. O Ydelheit der Ydelheden! Waar in bestaat de distinctie? Is
het niet in Schuldenaar en Schulteisscher? en men behoeft geen groot Redenaar
te zyn om uit te cyfferen aan wiens kant de avantagie is. Zou het niet
eens in een eeu mogen gebeuren, dat een Kleermaker, Paruikmaker, Zaalmaker, of
diergelyke Mechanicus, tegens een groot Heer, dat een kwaatbetaler was,
zeide: Het is een fantastike distinctie, myn Heer, tusschen u en my; ik
schyn u Dienaar, en gy myn Meester, en ondertusschen pronkt gy met myne livrei,
en ik ontfang geen gagie? Hermes meent ja.
Te Parys wort veel gewag gemaakt van een Italiaan, die, na
men voorgeeft, den steen der Wyzen heeft gevonden, benevens de konst om
Marmersteenen en Diamanten te smelten; ook zegt men, dat hy considerabele
prezenten aan zyne Maitressen vereert. Hoe 't smelten van
Marmersteenen in zyn werk gaat is Hermes onbewust; maar hy is ter
contrarie door en door overtuigt, dat'er niets krachtiger is, en van
eene spoediger uitwerking om het hart van Juffers te verzachten, te bewegen, en
tot medelyden te kneeden, dan gout en juweelen. | |
| |
Des of ons
Ovidius zingt, dat hy, by mankement van
goude of zilvere legpenningen, de Romeinsche Popjes een dichtje in de hant
stak, echter zou de vermakelyke Argus hem konnen contradiceren;
die, wanneer hy drie jaren tegens wil en dank in het Lant van Beloften,
onder de verdrukking van een' onbeleefden Schulteischer moest doorbrengen, in
al dien tyt geen een eenig vaersje aan haar voor betaling heeft konnen
debiteren; zoo dat de Hals, als een Londensche Prentice, de helft
van een leidend gedult-Novitiaat manmoedig heeft doorgestaan.
Belangende het hersmelten van Diamanten, of de transmutatie
van de metalen, zulks komt Hermes waarschynelyker voor, alzoo hy beleeft heeft,
dat een klein scheel mismaakt Bespiedertje in een diepzinnig Theologant
is getransmuteert; dat'er uit het element van een Wynschenker een
Ambassadeur is opgestaan; en uit een' gedelabreerden katoenwinkel een
wekelyksche Bouffon is komen opborrelen: zoo dat men oogschynelyk
bespeuren kan, dat, gelyk de zon de verachtste stof (slyk en drek) in schoon
gout kan veranderen, de fortuin desgelyks uit de verachtste schepzelen (in spyt
van verdiensten) aanzienelyke mannen kan voortbrengen.
| |
Raadzel.
Zeker Schryver vergeleek eertyts den Kardinaal du Perron,
die veel verstants bezat, doch slechte beenen had, by het beelt van
Nebuchodonosor, dat is, een gout hooft, maar potaarde beenen. Dat men nu
onzen kleinen scheelen Pasquillant eens mogtcompareren by den kop
van Polifemus, namelyk na dat 'er Ulysses met zyn gespitst
branthout eene manuale operatie opgedaan had, dat is, blint van geest
en blint van oogen; zou dat al heel misgetast zyn?
Τὶ τυφλω καὶ κατοπτρω.
Quid caeco cum speculo?
Lees, die hier van de meening weten wil:
Wat doet een Blinde met een' bril?
| |
| |
| |
Navita de ventis, de bobus narrat arator,
Enumerat miles vulnera, Pastor oves.
De aangenaamste uuren van het menschelyk leven zyn de uuren van
eene aangename conversatie; doch dan moet men geen Krygsman met de
Bulla Unigenitus, geen Kluizenaar met de Kourant, of geen Koopman met de
Aphorismata van
Hippokrates onderhouden. Een man die zulks
tenteerde was waerdig dat hy voor een St. Innocentius geboekt
wiert, al was hy zoo sterk als David, zoo glad als
porcelein, of zoo welsprekent als een Westfaalsche Jonker,
wiens kleet doorgaans, als dat van Ezau, naar de jagt of
naar eikelen riekt. De gansche werelt is maar uit tweederhande
persoonen opgestelt, Active en Passive; doch men moet de
passive soort, waardoor Hermes thans de lieftallige Yjuffers
denoteert, met iets aangenamers dan een Groenwyfs-convensatie van
Erten enBoonen, Blomkool en Asperges,
trakteren. Onder zoo veel groente moet noodzakelyk een stukje vleesch
gemengt worden om het den vereischten geur te geven, doch geen
Paerdevlees van Hartdravers, wier Meesters somtyts al
hunne couragie op het tipje van de tong dragen, en dikmaals, eer zy
halver weg zyn, adem mankeren. Dit dan rypelyk in alle deelen overwogen
zynde, interdiceert en verbiet Hermes (als daar toe van Kato
Censor gevolgmagtigt zynde) aan zeker Persoon de continuatie van
diergelyke laaggezielde methoden, ja zelfs in het toekomende in de
tegenwoordigheit der Juffers geen hout, turf, takkebossen
of andere brandende stoffe te noemen: eene eenige combustibele materie
uitgezondert, namelyk die alleen, dewelke de Stofscheiders van
Cytherea gebruiken, om het dekoctie-keteltje van het
menschdom in eene gematigde warmte te onderhouden.
- - - - Si quid novisti rectius istis
Candidus imperti, si non, his utere mecum.
De Sekretaris van zekeren Brief, aan Hermes respektive
Drukkers afgezonden, mitsgaders allen andere, die zulks in het toekomende
mogten willen ondernemen, wort verzocht wat verstaanbaarder te schryven, dewyl
Hermes, die op verna de beste Student niet is, 'er twee Engelsche
brillen op verstompt heeft; en voortaan dusdanige Missiven te
frankeren, alzoo 'er tegens de Portbrieven (Hermes zal zekerlyk
Briefporten willen zeggen) geprotesteert wort, te meer, dewyl die
zoodanig multipliceren, dat het schynt als of de lucht met niets anders
dan met brieven voor Hermes bezwangert was.
|
|