De Rotterdamsche Hermes
(1980)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
No. 17
| |
[pagina 74]
| |
Schoon hy nu en dan om een bagatel al eens kwaat bloet tegens zyn' Evennaasten zet, echter is het geen zwaar werk om hem zulks uit het hooft te praten, want de onstantvastheit van zyne gesteltenis bevryt u voor zyn wraak; zyn hartstogt brant zelden, doordien zyne herssenen te koel zyn. Alles wort door rook verstikt eer de vlam uitbarst, en de materie is zoo vloeibaar dat zyne razerny aanstonts in water verandert, zoo dat hy by stuipen ligt voldaan, en zelden lang toornig is. Hy is zoo een krachtig Beminnaar van zyn vryheit, dat hy zelfs vreest zyne Overheden te gehoorzamen; en hy is zoodanig verschrikt voor den Weerwolf van Slaverny, dat hy zich naaulyks aan zyn eigen vryheit durft onderwerpen.
Een Vrouwe Diadeem bemint by meer dan 's Mans.
En vraagt ge: Is 't om door hulp haar zwakheit te
onderschragen?
Neen, maar dan ziet hy kans
Om voor dên
Ga naar voetnoot* outsten roem het
uiterste te wagen,
Dat is de vryheit van den G** dienst en het
Lant;
Waarnaar hy zoekt, en heeft ze beide in zyne
hant.
Den besten Prins tracht hy het meeste te overheeren.
De kwade wort met macht door vreemde hulp
betemt;
Een goede wort begrimt, hoe vast zyn ryksstaf
klemt.
Al was 't een Vredevorst de Brit zou murmureren.
Hermes zal thans niet repeteren hoe de Britten hunne gebeden, wanneer Koning Willem III. de drie Koningkryken had bewaart, als Hebreeusche texten van achteren opzeiden; noch hoe zy de harpen van loftuitingen, waarmê zy den hemel tot hun behout, en de Uitlanders tot hanthaving van de Wetten hadden geroepen, naderhant aan de willigen ophongen; noch hoe de Mannen Gods in mannen des Oorlogs veranderden; hoe zy die wakkere Garde du Corps weer over zee schikten; noch hoe ondankbaar zy dien grooten Portlant, den eenigsten Hussaï om de duistere geheimen van de Achito- | |
[pagina 75]
| |
phels uit te rooien, den volmaaktsten Minister en dappersten Generaal, met laffe en kwaataardige raillerieshebben vervolgt. Ook zal Hermes niets zeggen van den vermaarden Schomberg, wiens persoon een geheele Armé tot Engelants hulp gerekent wert; wiens daden en overwinningen van Villa Vitioza topt aan de Ryn hebben geklonken; wiens Faam Vrankryk, Duitslant en Vlaanderen hebben gebazuint; dan alleenig dit, dat die stoute Mannen naderhant van de True born Engelschen met de schouderen werden begroet, en zoo aangenaam in hunne oogen waren, als een Zog in een Joodsche Synagoge, of een societeit Maartsche Katers onder een stel Japans Porcelein. Voor 't laatst zal hy zyne Lezers eenige remarques tot lof van de Britsche Ladies mededeelen, en daar mê naar bed toe. De Engelsche Dames zyn zonder tegenspraak by alle Natien gerespecteert; ze zyn schoon, geestig, gespraakzaam, en bezitten, als erfdeugden, kuisheit en zedigheit; en zoo het by geval eens gebeurt dat hare zwakheden in 't onderspit geraken, men gelooft dat die val, meer door een natuurlyk medelyden voor de mannelyke Sex dan uit genegentheit voor die zonde veroorzaakt wort. Wie zag ooit dat de Londensche Juffers hare onderste rokjes met touwe hoepels als klokken uitsparden, om daar door aan nieusgierige oogen okkazie te geven van hare welgemaakte beenen te beschouwen? Wie heeft ooit beleeft dat zy hare schouders of boezem hebben ontbloot, om door die natuurlyke waaijers de vlam van onkuische driften aan te blazen? Waar zag men ooit dat Juffers van geboorte, zonder de algemeene straat van het huwelyk te passeren, zich, om een slaafsch onderhout, in de gloeiende armen van dertele Lords en Edelluiders hebben geworpen, en het gulde kalf van zuiverheit (waarom alle Minnaars danssen) door het verterend vuur van Kupidoos toorts hebben verbrant en de asschen in de lucht gestrooit? Wie kan heugen dat getroude Dames ooit het respect, 't geen zy den mannen verschuldigt zyn, hebben gebroken; of met Vreemdelingen in karossen, schuiten of wagens gerinkint; of immer in wynhuizen meer quantiteit dan drie vingerhoetjes Sek of Clairet hebben genuttigt? Wie heeft ooit bygewoont, dat Adelyke of Burger Juffers hare kuische lippen den vreemdeling, om die te laten kusschen, hebben aangeboden? of dat | |
[pagina 76]
| |
ze, als was het een Parlementaire Akte, aan niemant die genade hebben gerefuzeert? Wie zag ooit dat een Koopmans of Winkeliers Huisvrou het Huwelyks-pakhuis langs het zydeurtje van Overspel ontsloop, en dat om een Officier of Kadet over zee te volgen? Wie zag ooit dat......... maar halte! Hermes zou zoo doende (wilde hy alle de rare en verdienstige qualiteiten van de Engelsche Dames ophalen) de Hollantsche Juffers wel op zyn dak krygen; des zal hy'er maar byvoegen (om te toonen dat zy niet t'eenemaal zonder gebreken zyn bevonden) dat men
Deez Dames, schoon begaaft met zedige manieren,
Hoort dikwils wat te veel en te luitruchtig tieren.
Hoovaerdig zyn ze, en meest genegen tot den
wyn.
Dus Hermes zegt, in spyt van Britsche toverlonken:
Het schynt de hemel heeft die Sex geen ziel geschonken,
Dan om voor kuif en lint en kleet bezorgt te
zyn.
Men schryft uit Londen, dat de Kompagnie der klingen wekelyks 5 ten 100 van hare schulden betaalt, en dat zy binnen 10 weken alles zal voldoen. Hermes is niet bekent met de Klingen-compagnie, maar met die van de gechambreerde Klingkramers is de betaling somtyts misselyk, en hy heeft meer dan eens hunne Crediteuren gereet gelt of stokslagen zien ontfangen; ook heeft hy met verwondering geremarqueert, hoe zy om een haverstrô die vuisten, die aan de doot verpacht schynen, aan de glommende kolen van blakende Dorpen en brandende Kasteelen verwarmen. Zy leven op de lucht van buspoeder als een Oievaar op Kikvors en Paling; en sommige zyn zoo vol vuur en vlam, dat Hermes gezien heeft, dat hunne neusdoeken onder het snuiten van den neus aanstonts in tonder veranderden; ook heeft hy een Kapitein gekent, die, als hy een' rauwen schapenbout inslikte, hy die binnen een halfuur, door en door gebraden, kon weerleveren, want in zyn maag was altoos een doorgaande hitte als in een glasblazery. Maar 't is een ongemeen vermaak die jonge Mavorssen onder de Juffers te zien hazeleren; want zy blocqueren de Maagdelyke vesting zoo suffisant, dat het een onmogelykheit voor | |
[pagina 77]
| |
de Deugt is om'er het minste secours in te werpen; en zy sommeren de kuisheit van de Dames zoo onbarmhertig als of het een uitgehongerde Citadelle was. Zy leven op hunne groote degens als de Kiezetrekkers op het uithangbort van paternosters van ontwortelde tanden, op dat een ieder zou konnen zien waarmê zy hun broot winnen; met een woort (want Hermes is vreedzaam, en onbelust om horzelen te tergen) zy leven als hun patroon Mars, wiens gewoonte was, altoos te krakkeelen, of andere mans vrouwen af te zoenen. Uit Parys wort geschreven dat de Chevalier van St. Joris een' jongen zoon heeft gekregen, altoos zyne goede vrinden wenschen malkanderen daar geluk mê. Het is der moeite waerdig om het toekomend geluk of ongeluk van ongebore kinderen te bespeculeren. Deze onnozele Jongen (zoo dat nieus waar is) komt in de werelt te voorschyn als de eerstgebore van een' Normanschen Pleiter, dat is, in een' verwarden boel, en een kantoor vol Processen, die hy, zoo hy wil leven als een fatzoenlyk man, moet besolliciteren en uitvoeren. Rodrigo zegt in de Cid: De eer van myn huis niet verdedigt te hebben moet my nimmer worden verweten. En het zal zelden een Vorst gereprocheert worden, dat hy omtrent het invorderen van zyne pretenzien nalatig is geweest. Hoe gefondeert de pretenzie van den Pretendent is, laat Hermes over aan de politique Bedillers van geslagtrekeningen, die, zonder diergelyke discourssen, in de Koffyhuizen zouden moeten bassen. Alleen vreest hy, dat, zoo die Poolsche vruchtbaarheit continueert, en dat die jonge Ridders vermenigvuldigen, zulks een pynelyke doorn in den voet van een magtige Natie zal zyn, want of'er al een afgescheurt wort, daar zal geen tweede ontbreken. Uno avulso non deficit Alter.De Prins Regent heeft aan de Cordeliers en Franciskaner-Monnikken, dewelke klaagden dat ze te talryk waren om te konnen leven, dit gerepliceert: Eerwaerde Paters, schiet hondert uit van de jongste Broeders om als soldaten de wapenen te voeren, dan zullen de resterende vyftig gemakkelyk aan den kost geraken. Die verstandige Vorst schynt | |
[pagina 78]
| |
die Broeders in den gront te kennen, en hun yver om Ammunitiebroot te eeten moet hem niet onbewust zyn. Want of wel een Hoogduitsche Monnik in het jaar 1380 of daar omtrent Inventeur van het Buskruit is geweest, echter hebben de Ecclesiastique Naneven t'zedert op die compositie zeer weinig geäast, want zy beslichten door de bank hunne duëllen op dezelve manier als de Muskovische Kneezen en Bojaren, dat is, met houte slagzwaarden; of als de Visamazonen, door eene bataille van tanden en nagels. Een Condelier verroert noit de tong dan om de kakebeenen in beweging te houden. Noit strekt hy zyn' arm uit dan om daar langs zyn rechterhant op te vullen; en nooit trekt hy het klokzeel dan om het offerbekken te doen klinken; en tot behout van dien harmonieuzen klank affigeert hy aan de Tempeldeuren de woekerplakkaten van afslag en toegevenheit. Zy vergulden en verzilveren de Autaren, om daar langs in de beurs verzilvert te zyn; en om hunne winst wint den zondaar zyn' aflaat. In 't kort zy zingen nooit: Ad laudem & gloriam nominis tui: Tot lof en eer van uwen naam: of zy voegen'er by: Et ad utilitatem nostram. En tot ons eigen nut. Buchanaan zingt'er van: (schoon Hermes thans zoo ver in de Latynsche taal niet gekomen is om die regeltjes over te zetten)
Et tunicam fluram nodosa cannabe cingis
Cum melius fauces stringeret illa tuas.
In het jaar 1672, toen Hermes zoo vlug was als een huismosje van zes weken, en zoo doodelyk op Korinna verlieft, dat hy 's nachts boven de tien of twaalf uuren niet rusten kon, ten zy hy een douzyn kapittelen las in de Reisbeschryving van Bourgogne en Champagne, vereerde hy op een Haagsche Kermis aan zyne Maitresse een papiertje vol zwarte Mouches, benevens dit nevensgaande Vaersje:
Zoo ge immermeer de gonst geniet,
O Mouches, om op 't blos van d'inkarnate wangen
En 't voorhooft, wit en glat als elpenbeen, te hangen,
Van myn Korinna, die zoo los van Hermes
vliet;
| |
[pagina 79]
| |
Zoo gy dien lieven Rozemont,
Gelukkig Git, ooit met uw kusjes komt te zuigen,
Zoo moeten al haar Minnaars tuigen,
Dat men de schoonste zon nooit zonder vlekken
vont.
d'Oude Hermes is thans rymziek (en thans zal zyn Lezer zulks in de beste vou gelieven te schikken) derhalven hier nevens noch iets op dezelve Korinna, in 't hartje van zyn lyden, want zonder lyden is de liefde smakeloos; en dit volgende is altoos zyn grontregel geweest, dat gerustheit eene onaangename kalmte in de Min is, want een eenvoudig geluk verveelt ons; daar moet in die hartstogt klimmen en dalen zyn, anders reiffelt zy uit als kanefas dat niet gewaslicht is.
De Mingod is een kint, zoo oud als d'eeuwen zelf.
De lucht blaakt door zyn toorts en d'aarde door zyn
vonken
Hy 's klein, nochtans zyn hooft reikt boven 't
stargewelf.
Korinna niettemin verbergt hem in haar lonken.
Zyn Czaarsche Majesteit heeft te Petersburg een' met diamanten bezetten Degen, ter waerde van 30000 guldens, aan den Generaal Prins Gallizin vereert. Volgens Tibullus zyn de Degens uitgevonden om den weg des doots te verkorten; maar die stelling is niet altoos wis; want Hermes kent een jong Koopman, die somtyts met een' schoonen zilveren degen op zy loopt of ryd, en het gevest expres van zilver uitgekipt heeft, om dat hy voornemens is, niets anders daar van te laten zien of gebruiken; daar wort gepresumeert dat hy eens van een oude Baker heeft hooren vertellen, hoe Theophrastus Paracelsus in den knop van zyn' Degen een' familiaren geest had verborgen; en t'sedert dien tyt heeft hy eene verbeelding gehad, of 'er niet wel een booze geest in den zynen mogt zitten, die niet in gebreke zou blyven om 'er op de minste questie uit te springen, en zyn eigen Meester te byten. Toekomenden Donderdag (want het is nu te laat) zal Hermes de eer hebben om een' Amsterdamschen brief, opgestelt door een' Heer, dewelke naar alle apparentie dullen kervel in plaats van seldry zal | |
[pagina 80]
| |
gegeten hebben, te beantwoorden. Ook zal hy dien gunsteling van de Zanggodinnen, nevens het witte Niespoeder der Ouden iets ordonneren (want Hermes is een Medicinae Candidaat) om in het toekomende de zwaarste toevallen van die kwaal te stuiten, alzoo die uit te rooien, hem voorkomt als eene onderneming die onmogelyk is.
De Hermes wort uitgegeven, te Rotterdam by Joan Hofhout en Arnold Willis; Amsterdam Oosterwyk, Ratelbant en Rank; Haarlem van Lee; Leiden Knotter; Haag vander Burg; Delf Boitet; Dort Outman; Utrecht Charlois; Middelburg van Hoekke; Vlissingen Willegaarts; Goes Bakker; Bergen op Zoom Overstraten. |
|