Onlangs had Hermes de eer van een consultatie van twee
Midicinae Doctores, by te woonen, waar van de oudste uit het
slekkenhuisje van den Apotheek in de parlemoere schulp van de
geneeskunst was gekroopen: maar, helaas! hunne ordonnantien en
sentimenten discordeerden meer dan de snaren van eene ongestelde luit,
waar van men zegt, dat men dikmaals dat Instrument ziet stellen, doch
zelden daar op speelen. De oudste condemneerde de Lydster, dewelke zoo zwak was
dat zy geen once zyde kon optillen, tot den kelk des doots, Ipecacuanha
het lethale Conditum van den Cortex Peruvianus, en een
zieluitdryvend purgans. Doch als de Jongste, die meer medelyden voor de
sexe betuigde, dat dootvonnis weigerde te onderteikenen, verliet de oude
Rechter schielyk den zetelstoel van Radamantus, greep, door het
toeknippen van Atrops scheer, eenige zilvere Ruiterpenningen (AElianus
zegt, dat een Gans in stervensnoot altoos de pooten contracteert) en verdween
zoo schielyk als de Prins **** die 's nachts zonder trommelslag d'Armée
liet opbreken. Hoe waarachtig is het Puntdichtje van Ouwenus: de Doctoren leven
by onze ziekten en de Advokaten by onze zotheden:
Ulceribus, Galene vales tantummodo nostris,
Stultitia nostra, Justiniane Sapis.
Hermes blyft by gebrek van papier gebrekkig omtrent de
Aritmetique van de vier saizoenen van Argus, doch in de naaste verhoopt
hy een gedeelte van zyne belofte te voldoen.
De Hermes wort uitgegeven, te Rotterdam by
Joan Hofhout en
Arnold Willis; Amsterdam
Oosterwyk,
Ratelbant en
Rank; Haarlem
van Lee; Leiden
Langerak en
Knotter; Haag
vander Burg; Delf
Boytet; Dort
Outman; Gouda
vander Kloes; Utrecht
Charlois; Middelburg
van Hoeke; Vlissingen
Willegaarts; Goes
Bakker; Z: Zee
de Voogt; en Bergen op Zoom
Overstraten.