Den echo des weerelds. Deel 1
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 379]
| |
zyn Boeren, als hy onbekent was by de Historieschryvers. Dien Heer had sestien Zoonen overwonnen op een Stuk fransch Brood en op een Teug schraale Wyn; een Bewys, Dat de gedwonge Maatigheyt vry zo voordeelig is aan de Voortteeling, als de onbedwonge Overdaat; en dewyl het Stamhuys al te bekrompen was om 'er zo veel adelyke Welpen in op te voeden, te kleeden en te reeden, dekampeerde den een voor en den ander na om de Fortuyn op te loopen. Den jongste Jonker had van de Wieg af zulke overtuygende Blyken getoont van zyn adelyke Hartstogten, dat den ouden Landjonker graauw en blaauw wiert als hy hem in het Visier kreeg, des greep hy hem op een zekere Ochtendstond by de Kraag, draayde hem drie slagen rond, en stiet hem toen buyten 's huys met deeze geluk wensch; St. Job verzel uw met het alderzwaarste Kruys,
Met Winters zonder Turf, met Grysheyt zonder Huys;
Met de' Armoeds Korenschuur, met Kelders zonder Wynen,
En met den Overvloed van 's Ligtmis maag're Zwynen.
De Historie zegt, Dat dien adelyken Balling een tyd lang zo veel Ongemak lee als het. Winterkoren op het Veld, dewyl hy Brood mankeerde wanneer hy Wyn had, en een Mantel ryk zynde benoodigt was om een Hembd; ja by den dag wel met een Hoed liep, doch des nachts zonder Muts sliep, in 't kort, hy munte in alles op een haair op een welgebooren Lyflands Baenderheer, Zauer kraus, Zauer broot, Zaure wyn, ond nix dar 't soe. Ondertusschen dwaalde hy als een Ongelukx Vogel van Stad tot Stad, en van Vlek tot Vlek, in den Omkring van zyn Geboorte-luchtstreek, meesterlyk de heerschende Hartstogten der Provintiaalen na-aapende; met die van Berry liegende, met die van Touraine steelende, met die van Languedok zwetsende, met die van Provence spottende; met die van Rheyms bygeloovig, met die van Picardyen hovaardig, en met die van Normandyen pleytzuchtig, zonder dat hy een Linnen keel verrooverde by alle die onvergelykelyke Navolgingen. Eyndelyk wiert hy dat Leeven wars, en hy kriewelde op een paar houte Schaatsen na de graazige Oevers der Batonisten, een Volk dat als een Hospitaal Reyn en Onreyn inneemt, voed, kleed, en verrykt, en wiens Weldaaden doorgaans vergolden worden met een honds- | |
[pagina 380]
| |
filosoofsche Ondankbaarheyt. Hy was reeds gearriveert tot op de laage Ga naar voetnoot* Zwaluw, met een verhongert Voorneemen om langs dien Bryberg het Luylekkerland des Amstels te bereyken, toen hy zig eensklaps van die Gelukzaligheyt zag verydelt, by gebrek van Veergeld, zynde de Schippers van dat Dorp in alles gelyk aan den Veerman Charon, eerst Geld, en dan het Zeyltje in den top geheyst na de Eliseesche Nederlanden. De Slaap is den alderbeste Raadsheer, zeggen de Bedelaars, de Luyaards, en de Dichters, en die Zinspreuk volgde onzen Avonturier op als een Godspraak, hy kroop looslyk in een Hooiberg, ley het doortrapt Hoofd gerust op de drooge Peuluw, en viel aan 't snorken uyt den treuren. Hy had te naauwer noot een dozyn Uuren gerust toen hy een Godes, Wiens Opslag zo zeedig was als het Opslag van de beruchte brutaale Marie, zag verschynen. Die Godes was de Tegenvoetster van de Kamelion, als die niet wist van verbleeken nog verbloozen, die alles staande hielt door een hartnekkige Onweetendheyt, in stee van door een gefondeerde Reden, die een kopere Voorhoofd, Hoeren Oogen, en een rechtgeleerde Tong droeg, met een woord, de Godinne der Onbeschaamdheyt. Slaapt den Baron? vroeg de Onbeschaamdheyt, en hy andwoorde met een vrolyk Geluyt, Ja, Mevrouw, maar wie zou niet ontwaaken op uw kopere Verschyning. Dit gezegt hebbende vloog hy overend, omarmde de Onbeschaamdheyt, kuste de Onbeschaamdheyt, zwoer Hulde aan de Onbeschaamdheyt, en protesteerde plegtiglyk, Dat hy de voordeelige Onbeschaamdheyt tot aan de Hospoort des eeuwigen Verderfs, dat is, tot aan zyn alderlaatste Leevens-zucht, zou aankleeven, byblyven, en aanbidden. Die Betuyging vergold de Onbeschaamdheyt door een Geschenk dat in den beginne Inbeeldelyk was, doch met 'er tyd weezendlyk wiert, een Geschenk waar van zig dien Gaulois konstiglyk bediende, en welk Geschenk ruym zo voordeelig is geweest aan zyn Nazaaten, als de Ontdekking der Goudmynen aan Spaanje, als de Uytvinding der Aktiehandel aan Jan Law, en als de herhaalde Ordonnantien des Bezoars voordeelig geweest zyn aan de gedisinteresseerde britsche Apotheekers. Dat Geschenk bestont in het stichten van Kasteelen in de Lucht, in zig zichtbaarlyk te verryken in de Bevatting | |
[pagina 381]
| |
der Liggeloovigen, en in nog grooter Edelman te zyn als Nimrod, den Uytvinder der Haazenstrikken. Flux bediende hy zig van het Geschenk der Onbeschaamdheyt, en hy kroop uyt den Hooiopper in de Herberg, accosteerde een vreemd Heer die na Dort moest, brak met gewelt in deszelfs Conversatie, ontleende hem tegens wil en dank een Dukaat, belacghte binnen monds deszelfs nederlandsche Ligtgeloovigheyt, nam van dien Weldoender zyn Afscheyt zonder hem eens Vaar wel te zeggen, en ree op de Vyf Wielen van die Dukaat tout droit a Amsterdam, pour faire Fortune. Zo dra was hy aldaar niet geland of hy kogt een halve Stuyvers Limoen, die hy met de punt van een gevonde Spyker uythoolde, roerde die toen effentjes aan met de Roede der Onbeschaamtheyt, en presta pas verwisselde die Limoen zyn Gestalte in een vergulde Karos. Een Kaaskoopers Knegt kwam gevalliglyk de Deur uytstuyven met een Muyzeval met ses leevende Muyzen, die hy kogt a vier Duyten het Stuk, en flukx door de Roede der Onbeschaamdheyt hervormde in ses gepenningde Koetspaarden. En nu was hy benoodigt om een Koetsier, derhalve stal hy een gebaard Aapje op den Hoek van de Hermytsteeg, streek dat Dier over den Rug met de Roede der Onbeschaamdheyt, en herwisselde dat Indiaans Gedrogt in een Zweeds Koetsier, die met een paar Knevels pronkte als ommers zo zwaar als een paar Toiletborstels. Van daar kroop hy in een Fruytverkoopsters Kelder op den Dam, sorteerde een half dozyn veelkleurige Haagedissen uyt een groote Kleerben met Sluysche Haaselnooten, streelde die Hagedissen met de Roede der Onbeschaamdheyt, die flukx getransmuteert wierden in ses Laqueyen, die zig zonder tydverlies met hun gechamareerde Kleeders op het Achterste dier Limoenkaros posteerden, met zo een onbeschaamt Air, al of zy jaar en dag hadden gelaqueyt in den dienst van den Ridder van St. Steven. Toen moest den Linnenkeel ook geloof geeven aan de Roede der Onbeschaamdheyt, welke Keel door die Strykade in een scharlaken Statievacht, en het Savoyaarts Wambes in een Goudlakens Kamisool vervelden, den Hoed kreeg een Point d'Espagnes Hoepel met een witte Pluym, het Hembd, den Das, en de Manchetten sloegen zo wit uyt als de Keurs van de | |
[pagina 382]
| |
Koninginne Blanche, zyn voorste Pooten wierden met superfyne Kabretleere Handschoenen, zyn onderste Pooten met geborduurde Parysche zyde Koussen, en zyn vereelde Hoeven met welgemaakte Spaansleere Schoenen beslaagen. In die Equipagie d'un Marquis du bel Air rukte hy het Portel van de Karos zo zachtzinnig open, dat de Glaazen daverden, wierp zig zylings op de Achterplaats, en beval met een Meesters toon recht toe recht aan te draaven na het naaste Heeren Logement; alwaar hy zig zo vast wortelde door een onbeschaamde Wanbetaaling, dat den Kasteleyn geen kans zag om zig van dien Gonsteling der Onbeschaamdheyt te ontheffen. Maar het adelyk Bloed was al te vlug om te blyven steeken halver weege. In min als in een paar Weeken kende hy al de Straaten en Steegen van die Weereldstad, hy insinueerde zig onder het faveur van de Roede der Onbeschaamdheyt in de Kennis der voornaamste Heeren, kreeg de voet in het Huys van den Heer van Goedvertrouwen, koekoekte dien Heer uyt zyn Eer, ruineerde deszelfs Huysvrouw in Goed en in Bloed, dupliceerde de voorbaarige Kamenier, debaucheerde de Dienstmeysjes, verleyde de eenige Dochter, trouwde die by wyze van een Kompliment, en bemachtigde alle de roerende en onroerende Goederen van die vermaarde, en tot op die nootschikkelyke tyd toe onbesprooke nederduitsche aloude Familie. Tot daar toe was dien Schoolmeester geavanceert in zyn zeedekundig Vertoog, toen ik hem aan de Rollen van zyn Koussen begon te kennen, voor le Sieur Rossignol, die wel eer zo familiaar was met de Koetspaarden van het Weenerhof, en al ommers zo bekent is met de uytheemsche Graven en Baronnen, als met de inlandsche premier Nobles uyt Vader Jeremias Servetsteeg; met een Woord, voor die Man die al te gek is om zonder een paar Oppassers in een strenge Winter betrouwt te worden voor een ontstooken Vuur van glimmende Turfkoolen, Ik stont op het Punt om my over 's Mans zo onlangs bekomen Wysheyt te verwonderen, toen hy een Papier uyt zyn Tas liet vallen onder het uythaalen van een Konterfytsel, welk papier ik steelsgewys opraapte, en aan de Hand kende voor een Manuscript van den geweezen Ontleeder der Gebreeken, met dit Opschrift. Een na | |
[pagina 383]
| |
het Leeven afgeschetst Karakter van een Gaskons Edelman, onder de bekende Zinspreuk, In een vreemd Gewest ben ik Schatryk, door een onbeschaamde Inbeelding, en in myn Vaderland Doodarm, op de bloote Proef. Een fransche Notaris die in een paar onpaare Laersen zig stond te bakeren voor den Haerd, was zo aandachtig op dat Sprookje, dat hy niet eens gewaar wiert dat zyn Stevels reeds waaren geschroeit tot Hoorn voor Scheepslantaerens, voor dat den Jongen die het Spit draayde hem met deeze Woorden waarschoude; Myn Heer zie voor uw, of je zult uw Spooren branden. Je meend myn Laarsen, Coquin, repliceerde hy vry gemelyk, en den Spitdraayer andwoorde, O neen, myn Heer den Notaris, uw Laersen zyn reeds verbrandt. Een Languedokx Profeet, die het Geloofs-Onderzoek der Britten was ontsnapt door een tydige Vlugt, beweerde met een staale Tong de Weezendlykheyt der Gauloische Voorzeggingen; en hy voorspelde tot een Proef op de Som van zyn Onfeylbaarheyt, Als dat de Weerelt niet langer zou duuren als tot op den sestienden van December toekomende, welke Dag hy den Naam gaf, van den zwarten Maandag. Over dat beslissent Vonnis ontstonden onderscheyde Dispuyten voor en tegen, des schoot den voorgemelde Schoolmeester Rossignol daar op uyt, Wel, wel, indien ik wist dat die Profecy zo zou uytvallen, begaf ik my Morgen aan den Dag weer op Reys na Weenen, om dat Ongeluk te ontwyken. Ik zag een Oogmeester zitten luymen in een duystere Hoek van die Conferentie-saal, die zig zo vol en dol gezoopen had, dat men geen Oogwit meer aan hem kon bekennen, verstrekkende hy tot een oogschynlyk Spektakel aan die verlichte Vergadering. Pat bleu Messieurs, (sprak een walsch Ingenieur, die zyn Fortuyn had gemaakt door een Nieuwe Uytvinding van Profytertjes) is het geen zonde en schande dat een redelyk Mensch zig zo vol zuypt? Ik beken (vervolgde hy) dat ik den voorgaanden Avond zo beschonken was dat ik niet kon gaan nog staan, patience, wat denkje dat ik dee? ziende dat ik niet langer kon zitten nog kruypen, zo stend ik zoetjes op, hong den Mantel om den hals, en ik gong rekken als of me de Duy ** met een lange Zweep voortmende. Een speculatief Savoyaarts Vroedheer, die de bezwangerde | |
[pagina 384]
| |
Schoorsteenen verloste van haar bittere Vruchten, spoelde het Roet zonder ophouden door met de eene halfpints Beker vooren de andere na, waar op den Kasteleyn hem vroeg met een mal Accent; Is die Wyn niet Heerlyk van Smaak? Ja, Heer Hospes, (andwoorde hy) die Wyn is onverbeterlyk, nooit heb ik beter Wyn geproeft in myn gantsche Levensloop; maar ik hebze nog beter gedronken te Turin in Savoyen. Op die voet redenkavelde die Roccamboolsgezinden, doch ik wiert in het Vervolg nog meerder vervrolykt door een 't Zamenspraak tusschen den Schoolvos Rossignol, en den Schoorsteenveeger Diamant, den Eerste als Aanklaager en den Tweede als Verweerder, | |
Of een gebooren Franschman wispeltuurig is of niet?Die 't Zamenspraak zal den Echo des Weerelds behandelen op een ongemeene wyze, om de Weerelt te overtuygen, Dat de Schoolmeesters niet altyd even mal zyn, schoon dat ze een singuliere Mode hebben in het rollen van hun zaaye Koussen.
Dixi. Te Amsterdam by Hendrik Bosch is gedrukt en te bekomen Golsius Laatste Gedagten, Golsius Na-gedagten over de Romeynen. Idem Prekende en Biddende Christus. Sibersma over 't Evangely Johannis. Josias Ubink over den 68 Psalm. Beneus Gekruyste Christus. Van Alphen over de Corinten. Hunnius Zions Lofgejuig. Blyenberg tegen Spinosa. Superville over 't Nagtmaal. Van Hoeken Korte Schets, Catechismus met de Tafelen van Festus Hommius. Junius Gelykluydende Texten. Schuts van 't Nieuw Verbond. Brakels Geestelyk Leeven. Idem Trappen des Geestelyk Leeven. Sibersma Joodse Catechismus. Sibema Zalomons Swaard. Van der Wayen Leven Jesu Christi, &c. &c. |