Den echo des weerelds. Deel 1
(1726)–Jacob Campo Weyerman– AuteursrechtvrijDen Echo.Ik beken tot myn Schande en Schaamte van Ja. | |
De Gerustheyt.Ghy schaamt uw dat te bekennen het geen ghy uw niet schaamt om te doen! Ha! nooit zal ik uw Kastelynsche worden, en te vergeefs zult ghy my daar toe verzoeken. Ghy moet eerst de Zaak eens zyn met uw zelve, eer uw dat Geluk zal overkomen; maar dat zal nooit geschieden zo lang alsje zulke Stukken uytrecht, waar van de Bekentenis uw kan en moet doen schaamroot worden. | |
Den Echo.Ha ik ben in een vreeslyke Verwarring! | |
De Reden.Hoort na my, en ik zal je redden. | |
[pagina 323]
| |
Den Echo.Dat wil ik wel doen, maar ghy verbystert my met alle uw Argumenten, van Hier heb ik je, en daar verlies ik je. Ik durf nergens toe besluyten, bevreest dat ik Leedweezen zal hebben over myn Besluyt. | |
De Gerustheyt.Je hebt Ongelyk, Reden, wat vermaak konje vinden in des Echos Rust te stooren? Ghy ontneemt hem aan my op dat Moment dat hy zig verbeelt my te bezitten. In der waarheyt uw Tieranny is niet minder als die van de Neyging. | |
De Reden.Wat zou ik doen, Mevrouw, zou ik den Echo overgeeven aan zyn Hartstogten? Weetje niet, dat het myn Pligt is deszelfs Hartstogten te beteugelen? en hebje wel ooit konnen huysvesten in een Ziel die zig door derzelver Gewelt liet vervoeren? | |
De Neyging.Ik heb duyzentmaal meer Bekwaamheden om zyn Hartstogten te bestieren, als de Reden. De Hartstogten zyn aan den Mensch gegeeven om deszelfs Zinnen bezig te houden, en om hem te vervrolyken. Ik diverteerde des Echos groote Jeugd met danssen en springen, en met visschen en vinken; zyn Manbaarheyt behoorde ik met Boeken en Doeken, met de Konst der Wysheyt van Gratiaan, en met de Konst der Minne van Naso; en zyn toekoment Wintersaisoen verdeel ik in drie evengelyke Deelen, het minste deel voor de Wyn, het navolgent voor de Sexe, het grootste voor de Studie, en het geen 'er overschiet of te kort komt, voor de Conversatie met zyn goede Vrienden. Tot dus ver heb ik hem reeds gebragt, en hy is reeds uyt een losse Kabouter verraart in het sestiende part van een Filosoof, volgens zyn eygen Zeggen. Des Echos Grafschrift.
Wars van den Overvloed van Cithereas Meezen,
Wars van der Grooten Gonst, en van der Kleynen Macht;
't Is aan de geele Vecht dat ik dat Lot verwacht,
Het geen ik nooit beriep, veel minder ooit zal vreezen.
| |
[pagina 324]
| |
De Reden.Maar zo hy buyten den Omtrek van die Maatigheyt uytspat, volgens uw Advies, Neyging, wie zal dan de naaste zyn om zyn ongeregelde Lusten te beteugelen? | |
De Neyging.Dat kan niet geschieden, want ik werk te gelyk met de Natuur, en die zal hem niet tegenstrydigs aanraaden. | |
De Reden lacghende.Ha, ha hi de Natuur! de Natuur zou een slegte Gouvernante voor den Echo zyn zonder myn Bystant. De Natuur is in hem vry driftig en ongestuymig, en op dat Moment dat hy handen en voeten los geeft aan de Natuur, vervalt hy in die Buytenspoorigheden die vry sterk ruyken na een Raazerny. Maar indien je my niet in de weg liept, nooit zou hy vervallen tot die Buytenspoorigheden. | |
De Neyging.Dan benje een onnoodig Stuk Huysraads aan den Echo. | |
De Reden.In tegendeel, je weet dat ik uw meer contramineer als je lief is, en dat ik dikmaals uw Wanordens repareer. | |
De Neyging.Ghy doopt de vermaakelykste Uytwerkselen der Hartstogten Wanordens, en die Hartstogten verraarden in een smaakeloos Genot, als men die poogt te bepaalen. Maar eens onderstelt, Dat een al te vlugge Hartstogt een Wanorde zy, dan is die Vlugheyt veelstyds boven het bereyk van uw plomp Snoeymes. Hoor, fyne Zuster, het eenigste dat 'er op is bestaat maar in een Punt, wy deelen den Echo met ons beyden; het Bloempje van zyn Jeugd en van zyn Manbaarheyt heb ik geschuymt, maakje nu vrolyk met het Restje. | |
De Reden.Dat wil ik gaarn doen, Madame Vert & Bleu, dan zal ik 'er nog lang wil van hebben, want hy is van een oude Tuk, en zo taay van Gesteltenis als Mandemaakers Teen. Nooit trouwden zyn Voorouders voor de Vyftig, en echter gewonnen zy Zoonen en Dochteren tot de Tachentig jaar. Hy is nog een Tak van de Antideluviaansche Geslachten, van de Bazansgezinden, | |
[pagina 325]
| |
alle Kaerels die het Water niet kon wegspoelen, en die geen Ga naar voetnoot* Vyfhandekens bollen behoefden in te neemen tot de Voortzetting van de Huuwelykx pligt. Maar dat apart, myn Heerschappy is wettig, en de uwe is 't Onrecht aangemaatigt. | |
De Neyging.Daar scheelt het hem, Hartje. | |
Den Echo.Daar valt de Conferentie in duygen, en myn Rust in spaanders. Wat staat my nu te doen, Gerustheyt? | |
De Gerustheyt.Je moet kiezen of deelen, Echo des Weerelds, of ik zal nooit uw Kastelynsche worden. | |
Den Echo.Ha ik rampzaligen Echo! die Gelukzaligheyt zal ik nooit genieten. De Aanraading der Reden is al te geweldig, en de Overreeding der Neyging is al te toegeevent aan de Natuur. Wat staat me nu te doen in deeze twee Uyterstens? Ik gevoel te veel Toegeevendheyt voor de Neyging die my aanhaalt, en ik zou gaarn luysteren na de Reden die my vermaant. Ha wat een ruuwe Stryd! een Stryd, die waarschynlyk niet zal eynden dan met myn Eynde. Vaar wel Gerustheyt voor eeuwig, vaar wel in alle Eeuwigheyt, dewyl ik wanhoop uw ooit te zullen bezitten. Ik zie, ik beleef, en ik ondervind, dat het al zo ondoenlyk is, den Mensch te vereenigen met de Gerustheyt, als het ondoenlyk is de Jeugd te vereenigen met de waare Wysheyt.
Eynde. |