Den echo des weerelds. Deel 1

[p. 321]

No. 41

Maandag, den 29. Juli, 1726.

- - Sit pro Ratione Voluntas.

DE NEYGING, is gelyk aan een Domestieke Paauw, die met een opgeblaazen Air op den Top des Huys vliegende, aldaar op het blinkent Rad van haar Pluymen staat te pryken, en die zig spiegelende in haar duyzent Oogen, en de andere Vogelen aanmoedigende om hem te bespiegelen, zyn doordringende Stem zo hoog als 't doenlyk is verheft, als of hy wilde zeggen, Ik ben 'er Een uyt Duyzent!

De REDEN in tegendeel is een tamme Uyl, die quansuys wel vergenoegt schynt met zyn domestieke Kruk, doch die met de eerste Gelegendheyt zig in een onderaards Hol of bemoste Opening verschuylt, en in die duystere Wyk met te Stem eens Geests uw zal toeroepen, De Natuur gaat boven de Leer!

[p. 322]

De GERUSTHEYT is .... ik weet niet wat dat de Gerustheyt is, en zo 'er iemant is die my kan aantoonen, dat hy de Gerustheyt bezit in alle deelen, dat is, een Ziels en een Licghaams Rust, die zal ik een Altaar oprechten, 't zaamengestelt uyt een eenig Stuk van den Steen der Wyzen, ik zal hem vereeren met een gedreeve Lamp uyt Korintisch Koper, en ik zal die Lamp voorzien met den eeuwigduurende Olie en het nooit verteerent Lemmet van den Asbest, ik zal hem ter eeren een sneeuwitten Eenhoorn laaten slachten, en hem dagelykx een Fenix en een Dozyn leevende Paradysvogels aanbieden; met een woord, ik zal hem beschenken met alle die Onmogelykheden, die met het onbekende Zuydland ontdekt, en gemeen gemaakt zullen worden tegens St. Jutmis, als de Kalveren op het Ys moeten danssen.