Den echo des weerelds. Deel 1
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 110]
| |
'k Word door geen Schatten aangevogten;
'k Beny aan Churchil nog Eugeen hun Glorie-togten;
Nog doel als Meccas Ottoman
Op Tauris nog op Ispahan.
Een Krans van rype Zomerroozen,
En Oosters Reukwerk is myn Al;
Ik strook Egiptis buyten tal.
Een Minnaar houd zyn post, dat Luyaards hun verpoozen.
Ha! 'k neem het Uur van Heden wis,
Onzeker wat dat Morgen is.
Terwyl dat Heden duurt zal ik Egiptis streelen,
'k Ben door geen Onmacht afgekeurt;
Des wil ik aan de Min en Wyngod, beurt om beurt,
Myn Geest en Licghaam mededeelen.
Bevreest dat anders 't Doods besluyt,
Mogt roepen daagsch daar aan, Tap toe de Kaers gaat uyt!
|
|