Den echo des weerelds. Deel 1
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 95]
| |
Tonteldoosje dewyl hy nog Rok-nog Broekzakken had om het in te bergen, derhalve porde zyn Vrouw hem aan, dat hy uyt een goed hart zou bidden om een Millioen tien a twintig, te erlangen, en zy was zo welspreekende op dat gulde Kapittaal, dat hy dien Raad opvolgde, en bad dat het schande was. Dat Gebed wiert ten laatsten verhoort, en daar daalde uyt de Haansballen een goude Tafel nederwaards, die hy met een mannelyke Dankbaarheyt, en die zy met een vrouwelyke Onvergenoegdheyt, recipieerde. 's Nachts daar na droomde hy van meet af aan, dat hy alle de Burgers van Askalon, zo de Portugiesche Joden als de Frankfoortsche Smoussen zag zitten aan een goude Disch met drie Pooten, dat hem geen kleyntje verdroot, als die maar een Theetafel had met een paar Stelten. Flukx viel hy weer aan 't Eysschen als of hy een Jood was, en hy kreeg nog Iets boven zyn Eysch, want hy was zo bemint hier boven, dat de gantsche Weerelt op het tipje staande van te verdrinken, gered wiert om zynent wille. Thans zyn de Joden zo devoot geworden, (zegt den Echo des Weerelds) dat zy liever willen rooven als bedelen, en uyt dien hoofde ziet men een grooter tal van die edelmoedige Avontuurier op de Volewyk hangen, als voor de Kerkdeuren zitten bidden. |
|