had aan de Starren, toen hy een paar Nachtravens, met Zakken, Keysers, Koevoeten, en met een Dieve-Slonsje voorzien, zag komen aanstappen. Flukx schoot die Vorst zyn Damaste Japon en geborduurde Pantoffels uyt, trok een Linnen Keel en een paar omgekeerde Schoenen aan, zette een Engelsche Muts op, vermomde zyn Tronie met een koppel pikzwarte Knevels, stak een braaven opsteeker in de Broek, en liep zo vaardig na beneden, en van daar op Straat, dat hy die Negotianten nog achterhaalde op den hoek van een dood Steegje. Messieurs (sprak de Koning) schrik niet, ik ben mee van 't Loon, en ik mag wel een flaauwe Star zien in een Blikslaagers Doosje. Een Kat die de Booter bemint zal nooit haar Jongen berispen over 't likken aan een pot met Room; Geld is het Middelpunt aller Vreugden, en 't Gewisse is een Speelkind van ons eyge Vormsel. Ik weet een Kans uyt Duyzent (vervolgde hy, ziende dat de Dieven, hem stonden) om ons ryk te Steelen van deeze Nacht; maar gelyk als 't Spreekwoort zegt, veel Handen ligt den Arbeyt, ik kan alleen geen yzeren Koevoet over midden byten, staa me de Helft, en 't Land is ons. Dit gezegt hebbende marcheerde de Vorst in 't Voorste Gelit na 't Hof, en de twee Joodsche Kartouchiaanen volgden hem na, met een Serpentynsche Loosheyt en met opengesperde Vingers, als wanneer hy met een Meestersleutel een Zydeur van 't Paleys opende, en aan de Dieven een Apartement dee zien dat vry beter gemeubileert was als de Audientiesaal van de Halsheerlykheyt van Rixsel en Sterksel. Aldaar ley den oudsten Dief flukx een Arrest op een paar Goude Blakers, doch de Koning ontsloeg dat Arrest, met te zeggen; Dat 'er vry ryper Koren in Egypten was,
en hy geleyde hun in een tweede Saal, die een grooter tal van Goude en Zilvere Zak-Orlogies herbergde, als 'er ooit te zien waaren in de Slaapkamer van den geweezen Stalmeester Lokh**; maar toen den jongste Rave een met Diamanten beslaagen Uurwyzer wilde eygenen, wiert het Verbot, van nog niet te rooven vernieuwt, Want, (zey de Koning) den minste Omslag dient onze Professie, en dat zyn Paerlen en Diamanten. Eyndelyk brogt hy die ongeoorloofde Schattenzoekers in een Vertrek, dat tegens hun aanglinsterde als een Stel van Glaaze Tonneelkroonen; doch in die Starka-