Waarschouwing.
Een grilziek Schoenmaaker, woonachtig in een dryvende Ton na by Tessel, of daar omtrent, heeft een nieuwe Bescherming voor de Kuysheyt der Sexe geinventeert, genoemt Dianas Muyltjes. Een getrouwde Dame of een jonge Juffer kan veyliglyk op zo een paar Muyltjes een Heer een Visite geeven in zyn Slaapkamer, zonder het geringste Gevaar van Achterwaards over te vallen op een onwettig Ledikant. En een Winkeldochter kan op die Muyltjes een varsch gelant Baron gaan victualieeren in den Doelen, 't Heeren Logement, of elders, zonder eens bevreest te zyn, dat hy ze zal behandelen als een Lyfeygene Deern, die gezaait en gerypt is in den Omtrek van zyn Dwanggebiet. Doch zo het mogt komen te gebeuren, dat zy door Verzoeking ofte anderssins die Muyltjes kwam uyt te schieten, als dan loopt zy perykel van haar Tederheyt te zien verkreuken door onwaerdige Handen.
Nota bene, dat zo een paar Muyltjes een grooter Preservatie is tegens een graage Maag, als getrokke Konkommerzaad, of als de Maagdenklagt van den Ridder Kats.