Den echo des weerelds. Deel 1
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 57]
| |
No. 8 | |
Maandag, den 10. December. 1725.Oculi Pictura tenentur, aures cantibus. DE meeste Schilders zyn goede Anatomisten, doch kwaade Tydkundigen; zy verstaan op een Haairbreedte na de Ontleedkunde van Oude Wynen, en van jonge Vrouwen, maan zy zyn zo onkundig in de Geslachtrekening van de Schilderkonst, als in die van de Zeedekonst, en zy bestudeeren meer het Oogpunt van de Doorzigtkunde, als de Hoofdpunten der Geloofkunde. Het lust den Echo des Weerelds, om eenige Momenten te papegaaien over die Konst en over desselfs Konstenaars; en het lust hem, om met eenige Konstenaars Vertellintgjes, die niet vervat zyn in de Leevens Beschryving der Schilders, zyn Leezers, zaakelyk en vermaakelyk, te verrassen. Men stelt doorgaans Vier Schoolen der Schilderkonst, waar op of na, de Schilders studeeren, ten minsten behoorden te studeeren. | |
[pagina 58]
| |
Primo. De Romeynsche School bestaande uyt Michel Angelo en Raphael Urbyn, twee Hoogleeraaren van Pictura. Ten tweede. De Venetiaansche School waar van Titiaan den Rector Magnificus is, die in de Schoone Natuur zo door en door geleert was als een Inspecteur van Hoepelrokken. Ten derde. De School van Lombardyen, die tot haar Bescherm heylig heeft de groote Corregio, een Man die op een tedere, adelyke, en gemakkelyke wyze, het Konstpinseel heeft behandelt. Ten vierde. De pynlyke School van Toskanen, die inzonderheyt tot haar Patroon uytkipt Leonardo d'a Vinci, die meer geboent als geschildert, en meer Kabinet maakers Biesjes, als Pinseelen versleten heeft op zyn gepolyste Konstschilderyen. Die Manier wort inzonderheyt nagevolgt door die Schilders, die de Arkadische Heupjigt in hun Bevatting hebben, doch die daarom niet nalaaten van gevernist te worden tot Ridders; waarschynlyk om dat hun Tafereelen de Gladheyt van Bellonas wapenrusting zeer naby komen. Zo het ons nu vrystont, Om 'er de vyfde School van Brabant, bestaande uyt den verdienstige P.P. Rubbens, en uyt den delikaate A. van Dyk, als een Aanhangsel by dat Viertaal, te moogen byvoegen, dan zou Italien ons grootelykx verpligten. De Saal van Luxenburg, het Platfon in de Banketteer Saal van Whithal, en een or eyndig Get al Outaarstukken beplyten het Recht van dat Wonder der Schilderkonst, Rubbens; en de Heerlyke Konterfytsels en onbetaalbaare Konst tafereelen, verdeedigen den Eysch van die verbaazende Zon der Conterfytselsschilders, van Dyk. Maar Ik zal me niet inlaaten in dien onbeperkte Konst-Oceaan dier twee Hemelvogels, vastgeklonken aan het azuure Uytspansel der Schilderkonst; alleenlyk zal ik myn Leezers een korte Bepaaling van die Konst afschetsen, en dan overgaan tot de Karakters van eenige Schilders, myn Tydgenooten. De SCHILDERKONST is een Konst zeer na gepaart aan de Toverkonst, ten toon stellende aan 't Gezigt onzigtbaare Zaaken. Hoe bevalje die Stelling, Leezer? Die Bepaaling is zo waar als waarschynlyk, en moedigt de Schilders aan, om zelfs naauwkeuriglyk acht te geeven op 's Menschen innerlykste. Beweegingen. Vooral dan dient een Schilder | |
[pagina 59]
| |
het Hart of de Ziel te kennen, hy moet alle de onderscheydene Ontroeringen die de Natuur aldaar verwekt onderzoeken, hy moet niet alleenlyk ieder Hartstogt in zyn byzonder doorgronden, maar hy moet desgelykx zyn Inbeelding uytbreyden over alle de verscheelende wyzen om die uyt te drukken door zyn Konstpinseelen en Koleuren; en om tot die Volmaaktheyt te komen moet hy tederlyk beminnen, en een half dozyn Maitressen te gelyk getrouwlyk lief hebben. Ondertusschen past het een Vader des Huysgezins, die zyn Zoon dreygt over te geeven aan de Schilderkonst, dat is aan de Gestarntens Zotheyt en Armoede, naauwkeuriglyk de innerlykste Hartstogten van den toekomende Maaler na te gaan. Zo Papa bemerkt dat zyn Kind een groot Liefhebber is van in de Slagtyd Ossen te loopen dollen, en Verkens te zien keelen laat hem die Knaap dan bestellen by een Batailleschilder. Zo hy gewaar wort dat zyn Zooneen Vlindertjes Zot, en een groot Comparant op de Beurs van Flora is, daar steekt een Bloemschilder in, en die moet in 's Gravenhague bestelt worden by den Bloemschilder Roe **, om op eene en dezelve tyd goede Manieren, en porcelyne Tulpen te leeren afmaalen. Een Jongen die de Duy ** in 't School ziet, en drie maal 's weekx na buyten gaat Stutteloopen, is tot een Landschapschilder in de Wieg gelegt; en die Knaap die van na by een paar schoone Oogen durft bekyken mag wel opgefokt worden tot een Portretschilder. Uyt een Komenys Kind spruyt nu en dan wel een fraai Schilder van Stil Leeven, want een Schotel met geschulpte Boter, of een halve Edamsche Kaes verandert minder onder 't Pinseel, als een rype Heulbloem. Een Kabouter die als Cajus dol is om Zeeschulpen en Kinkhoorns te vergaderen moet Stukjes van Van de Velde copieeren; en een Ander die te dom is om een van die voorgenoemde Konsten te bevatten, moet zig als Substituyt van de Verfquast evertueeren in 't koloreeren van Deuren, en Vensters, en zig uytgeeven voor een Kender van Schilderyen. Indien ik begeerig was om deeze Stoffe uyt te rekken, zou ik 'er konnen byvoegen; Dat de Konst van een Portretschilder den hoogste Rang diende te voeren onder het Bataillon der Pinseelisten, dewyle die Schilder aan Ons onze Voorouders en Vrienden voor oogen stelt; Ons op een zekere wyze met de Dooden en met de | |
[pagina 60]
| |
Afweezenden vereenigt; en door zyn Pinseel onze Smarten weet te verzachten. Maar het lust ons om de Konft te laaten, en om aan de ontfronste Leezers eenige Byzonderheden van de navolgende Schilders voor te disschen. | |
De' Hr. Kuningam, een Historieschilder.Die Konstenaar was den eenigste Zoon van een Broodbakker, wiens Winkel doorgaans zo vol Heyboerinnetjes was om Koekjes te koopen, 's Morgens omtrent de Klok van Achten, als de Beurs van Antwerpen tegens Een Uur geplaveyt is met geldelooze Muziekanten, en met aartsluye Tapytweevers. Die Bakker wiert zo ryk en weelig door die Koekjes-Myn, dat het hem hoognoodig scheen te zyn van zyn Zoon tot een Schilder te verheffen, om die Penningen, die hy in de Bakkery uyt Water en uyt Meel had uyt gebaggert, te zien versmelten in Wyn en in Dansmeesters. Den jongen Heer dan, wiens Vader nooit hooger wiert begroet als Sinjeur, wanneer een Burger - tamboer hem een Almanak kwam aanpreeken op Nieuwe Jaarsdag, vertrok na Antwerpen, en hy geraakte by een Historieschilder die geen minder Konstenaar zou geweest zyn als Jordaans, by aldien hy desselfs Manier van Ordonneeren, Koloriet, en Omtrek, had bezeeten. In die Stad schilderde hy, gelyk als den geweezen Ontleeder eertyds studeerde, den laatste betaalde zyn Professooren, doch verscheen nooit op eenig Collegie, en den eerste gaf Maandelykx aan zyn Meester een Pistool, maar hy genoot geen Onderwys waardig een Duyt. De Fles en de Hoepelrok waaren de twee Tafereelen die hy dagelykx op den Ezel van zyn Begrip zette, en dat dee hy alleenlyk om dat geene dat vervat was in de eerste, en verborgen was onder de tweede. Nachtnymfen en Schuldeysschers omcirkelden hem dag en nacht, en hy besloot daar uyt, dat hy in de Wieg verruylt was tegens een Minder, zynde die twee Vermaaken het Voorrecht des Adels en niet eens Broodbakkers. Het schynt ons toe (zegt den Echo des Weerelds) dat hy gedestineert was door de Ga naar voetnoot* Wet der Vergelding, om zulke buytenspoorige Rekeningen te voldoen, in die zelve Munt, die verroovert was door diergelyke Wisselbrieven; ook oordeelde hy wyslyk, van verpligt te zyn om die Schade aan de Weerelt te vergoeden, door zyn Verquisting, die zyn Papa aan 't Gemeen had veroorzaakt, door zyn Woeker. | |
[pagina 61]
| |
Hy besteede juyst zo veel tyd om de Schilderkonst te bemachtigen, als een der Oudvaders besteede om een Huysvrouwe te gewinnen, en hy brogt zo een bevallige Konst-Leda mee in zyn Geboorteplaats, dat ik het de moeite waardig acht van een a twee van zyn Tafereelen te beschryven. | |
De Beschryving van een Schildery.Dewyl hy zo gewoon was Vuur en Vlam te zien in zyn Vaders Bakkery, verkoos hy voor zyn eerste Ordonnantie den BRAND van TROYEN. die hy aldus uytvoerde. Op de Voorgrond van dat Stuk stont Eneas zo recht overend als een Meyboom, en den oude Anchises die schrylings over zyn Schouders zat was geschildert in 't Hembd, (de gewoone Gestalte eens Trojaans, zey hy die de Vlam ontwykt) met een half Dozyn lange Tabakspypen in de rechter Poot, in stê van de Huysgoden, terwyl Julus, die als St. Rochus Hond naast Papa liep, zeer smaakelyk scheen te by ten in een Schoonhovensche Fonteynkoek. Kreusa scharrelde Vader en Zoon na op een paar gefestoeneerde Muyltjes, zy droeg onder haar linker Arm een Moffekas vol Mutsen, Linten, Kanten, Mouches, Karmyn, Paerlwit, en Pomade, en zy zwaayde met de rechter hand een blankgeschuurde Theeketel; Tot een Blyk (Sprak de Schilder) dat de Vrouwen meer zorg draagen voor het Toilet, en voor de Theetafel, als voor welvoegender Nootwendigheden. Op de tweede Grond zag men een Trojaansche Schout, die beezig was om Vyf a Ses Gaauwdieven te vleugelen, welke Schelmen, onder 't pretext van de Vlam te helpen blusschen in de Schoorsteen van Ucalegon, een gerookte Zy Spek, en omtrent Dertig Pond zo Verkens als Rundsworst, hadden gestoolen. Hier me bewys ik (zey die Konstenaar, die als een Liedjes zanger zyn Schildery uytley) dat de Brandblusschers bestaan uyt Drie Klassen, de minste Klasse schiet toe om te gaapen, de volgende om poot aan te speelen, en de grootste Meenigte vliegt 'er op af, om te Steelen en te Rooven. In 't Verschiet had hy 't Slot van Priamus afgemaalt na 't Kasteel van Loon op 't Zand, waar in de Grieken uyt Vyf Batteryen zo veel Bomben en brandende Kogels schooten, dat de Trojaanen geforceert wierden om de Chamade te slaan, welke Chamade-slaander hy na 't leven had afgeschetst na Sr. Dons de Stands Tamboer, die | |
[pagina 62]
| |
tegens Helena, die uyt de hoogste Slots-toren ley te huylen en te balken, scheen toe te wenken; Zo lang als 't Leeven duurt, duurt de Hoop, en zo lang als de Hoop niet sterft duurt het Leeven. | |
Een tweede Schildery.Het tweede Tafereel was de Historie van den Koning Candaules die zyn schoone Vrouw in puris naturalibus vertoonde aan Gyges. Hy had die blanke Koningin geschildert na een Gaarnals Meyd die zo ros gehaairt was, dat geen Visscher of Soldaat haar ooit een Kus kon geeven of hy verzengde zyn Lokken of Knevels; daarenboven voerde die Meyd meer Sproeten op haar onbeschaamt Voorhoofd, als een Schotsman, die altoos geproviandeert loopt met Haveremeel, gepulveriseerde Zwavel, en Verkensreusel. Om nu beeldspraakelyk aan te toonen, dat het de Koning ernst was, scheen die de Koningin te engageeren om na Vlooien te zoeken in de plooien van haar Hembd, waar door Gyges de heerlykste Gelegendheyt des Weetelds kreeg, om een Majestueuze Gelegendheyt, en om een Koppel Vorstelyke Tetten te beschouwen. Die Prins lichte zyn Prinses met een Kaers van Sessen in 't Pond, om daar door een Denkbeelt van de Prodigalityt der Schilders van zyn Eeuw te toonen aan de Naneeven, konnende een Schilder op die tyd een dikke Kaers bekostigen om een Toorts na af te maalen, daar hedensdaagsch de gequalificeerste Antwerpsche Konstenaars een Vuurwerk moeten afschetsen na de Snyders Zon van een geel Waslichtje. Voor het Koninglyk Ledikant stont een Gueridon en daar op een verloode Aarde Oosterhoutsche Waterpot, vergezelschapt met een papier vol Spaansche Snuyfftabak, een karmozyne Draad tegens de Kramp, benevens een langwerpige Bouteille met het Uyttreksel van Wacgholder druyven tegens de Overvallen der Duysterheyt. Vordets was het Rabat van dat Ledikant geborduurt met de gulde Zinspreuks letters van het Vrouwelyk Voorrecht, Tandem bona Causa triumphat. | |
Het Karakter van de Schilder N. Milê.Die Milê stont voor een Marynschilder geboekt, half Portret, half Historie, en in 't geheel Slegt. Die Konstenaar was een groote Meysjeszot, anders genoemt een Stadsvryer, die meestentyds zo | |
[pagina 63]
| |
veel Maitressen had op zyn Kamer, als een Boerehaan schaamtelooze Hennen heeft in zyn gevedert Serail. Hy admireerde Alles in een nieuwe Maitres, en hy versmaade Alles in een oude Vryster ook stelde hy grooter Roem in de Veroovering van een Maagdom, als in de Overgave van het Kasteel van Namen. Hy was een wandelende Almanakmaaker, die naauwkeuriger gluurde op de Tronie van een Meysje, als een Starrekyker speculeert op een Maan Ecclyps; en hy gaf voor, de Hartstogten van een juffer alzo wel te kennen by haar Ooggetuygende Planeeten, als een Starnar Iemants Fortuyn kan uytleggen door de Invloeiendheyt der Constellatien. Hy stak zo vol Komplimenten, als een Slagtyds Verkens blaas vol Wind, hy speelde zo lang voor Dienaar by een Juffer tot dat hy haar Meester wiert, en dan formeerde hy zo wel een Eysch op haar Beurs, als op haar Ziel. Hy telde zyn Nymfen op gelyk als een Planter zyn Negers optelt, en de Schilder was zo ryk in Maitressen als de Planter in Slaven. De Konst van zig te kleeden was zyn voornaamste Studie, voedzaame Souppes en Kapoenen zyn dagelykx Voedsel, het Schouwburg zyn Uytspanning, Overspel en Hoerery zyn Broodwinning, en de Schilderkonst zyn Pynbank. Van die Konstenaar is als nog een Ordonnantie te zien in de Konstkamer van een Kurassous Advokaat, van de navolgende Constructie. | |
De Beschryving van een Konststuk.Het Tafereel verbeelde Ga naar voetnoot* Loth met zyn-Dochters, geordonneert op een onvergeeflyke, en geschildert op een misdaadige wyze, alles uitgevoert na 't leeven. Loth was gepinseelt na den verzoopen Kornet Hooge**, die meer als dertig jaar lang gelogeert had in een Buffelsleere Kolder, en die dat Wambes niet begeerde uyt te trekken, ofschoon hy de Eer genoot van de bekende Bloedschande te verbeelden. Een van de twee Dochters was geportreteert na Mademoiselle Montal, een jonge ongetrouwde Juffer die reeds twyfelde voor de sesde maal, en die om geene Waarom of Daarom haar wilde ontrygen, uyt vrees dat zy ver- | |
[pagina 64]
| |
klikt zou worden door de twee Competente Getuygen van een verslenschte Boezem. De andere Dochter had hy geconterfyt na de Munstersche Hospita uyt de witte Zwaan, die zo lang was van haar Heup tot aan haar Pollevyen, als de Standert-Loth was van zyn Pluym tot aan de Zoolen van zyn Stevels, zo dat die Loth in een zekere Gestalte sterk gezweemt zou hebben na een Kruydnagel in een. Westfaalsche Ham, of na een verdort Takje Roozemaryn op een Materstuk gesprengt Rundsvleesch. Het Traktement waar mee die Dochters den dronken Papa vergasten bestont in een Tonnetje Colchester Oesters, een Pouille Fricassée, Limburgsche Kaes, gepelde Pistaches, een Schotel met zoete Room, en Wyn zonder Eynde. In 't Verschiet zag men een half Dozyn Trompetters benevens een paar Keeteltrommen, die zig lustig lieten hooren, op het instellen der respectieve Gezondheden. Vive le Tableau, & au Diable le Peintre! |