Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijTweede deel
[pagina 373]
| |
geval uwe komst verhaastte. - Ik deele in uwe rechtmaatige droefheid. - Waarlijk, het sterven van zulk eene boeteling moet veele aandoening bij u verwekt hebben. - Dan, bedenk, mijne vriendin! wij alle zijn hier slechts voor eenen tijd geplaatst. - Laaten wij ons dan onderwerpen aan den wil van Hem die leven en dood in zijne hand heeft. - 't Is waar, gij hebt, door dit sterfgeval, de laatste uwer nabestaanden verlooren; maar gij zijt ook reeds zoo verre in jaaren gevorderd, dat gij op u zelven staan kunt: - en hebt gij niet alles in den edelen kruijer gevonden, wat gij in een vader zoudt wenschen? - wees dan te vreden, en schik u naar uw lot. - Als gij door uwe druktens zijt, en alles geregeld hebt, kom dan eens over - het is thans allerverrukkendst in de volschoone Natuur. - Het bevalt mij hier buitengemeen wel, en ik twijfel geen oogenblik, of gij zult hier ook zeer veel genoegen vinden. - Westerland is zeer begeerig om kennis met u te maaken - hij moet alle uwe brieven, aan mij, leezen - inpertinent, zult gij zeggen, evenwel dit moet geschieden. - Hij zegt altijd: ‘De brieven van louize zijn waarlijk een Roman, en verschaffen mij veel genoegen bij het leezen.’ - Och! louize! wees niet te onvreden dat dit geheim mijne pen ontvallen is; want als een lief man, met de inneemendste vriendlijkheid, zijne vrouw iets vraagt, en dat zeer ligt intevolgen is, kan dat eene weldenkende vrouw weigeren? - immers neen. Ten | |
[pagina 374]
| |
minsten wat mij betreft, alle de wenschen van mijnen westerland worden door mij opgevangen. Ja, mijne vriendin! het is mij bekend, dat de Graaf van koningstein met madelon gehuuwd is. - Onlangs te Nymegen zijnde, hebben wij hem toevallig ontmoet; westerland kende frederik zeer wel; want hij had zelfs op de begraafnis van zijn Oom geassisteerd. - Ik heb hem gevraagd, of hij nog brieven wisselde met zijn vriend henry, en waar deeze zich thans ophield? - Hij antwoordde mij, in lang geen bericht van hem ontvangen te hebben - dat door een tusschenkomend geval de briefwisseling was afgebroken - dat zijn laatste uit Rijssel gedateerd was - dat hij, sedert dien tijd, niets van hem vernomen had, en hij dus onbewust was van zijne omstandigheden en van de plaats van zijn verblijf; hij voegde er bij, dat hij in alle zijne brieven van u melding had gemaakt. - Ik geloof dat gij wel zult doen met te begrijpen, dat henry nu voor u verlooren is; ten minsten voor nog lang. - Ik kan niet denken, dat hij weder naar Holland zal keeren, of een onvoorzien geval moest hem herwaard voeren, en men kan niet weeten hoe wonderlijk iets gebeuren kan. - Ik veronderstel, dat gij thans met cecilia verzoend zijt - maak haar dus mijn compliment. - Mijn westerland doet u door mij van zijne achting verzekeren - en, mijne vrien- | |
[pagina 375]
| |
din! geloof dat ik nimmer ophouden zal te zijn
Uwe getrouwe vriendin,
e.h. van westerland, Geb. van spaanendonk.
P.S. Frederik weet dat gij reeds terug gekeerd zijt. |
|