| |
Negen-ennegentigste brief. Henry aan Lord N.
Geachte Vriend!
Spa. -
Wij zijn nog te Spa, doch zullen morgen van hier naar Holland vertrekken; maar alvoorens wil ik u de Geschiedenis van mijne vriendin therese doen toekomen. - Ik zal haar zelve laaten spreeken, en gij, mijn vriend! zult de Schoone bewonderen.
‘Ik werd geboren in een gedeelte der waereld, 't welk rust genoot, voor dat de hebzucht der Europeäanen hunne ondeugden op de vleuge- | |
| |
len der winden derwaard heenen voerden. - Ik verloor mijne moeder in de eerste dagen mijner kindschheid; dit verlies kan nimmer vergoed worden; hoe liefderijk ook een braave vader zijn moge, ziet men hem te dikwijls, of door te groote strengheid, of dwaaze toegeevendheid, de zeden zijner dochteren bederven, of derzelver opvoeding verwaarloozen.’ -
‘Mijn vader, hoe zeer verslaafd aan zijn comptoir, en overkropt met bezigheden, was echter zeer wel overtuigd, dat zijn pligt medebragt, de wankelbaare schreeden van zijne therese op het pad der deugd te richten. - Als een eerlijk Spanjaard en ijverig Roomsch Catholiek gezinde, spreekt het van zelf, dat hij met die denkbeelden was ingenomen, welke andere gezindheden bijgeloovig noemen; maar wijl ik in denzelfden Godsdienst werd opgevoed, en, als veele jonge lieden, geen kennis van anderen had, dacht ik mede dat de zoogenaamde ketters afschuwelijke monsters waren; althans mijne verhitte denkbeelden schilderden mij die af als gedrochten; en dit was het eenige waarin men mijne opvoeding dwaas zou kunnen noemen. - Voor het overige droeg pedro wel zorg mij alles te laaten leeren, waar voor mijn jeugdige geest eenigzins vatbaar was; en dus verkreeg ik zoo veel kennis van de Aardrijkskunde, Astronomie en Geschiedenissen, als noodig was om over alle gebeurenissen door te denken, en aan mijn Gemaal, wanneer de huwelijksband mij eens vereenigde, een aangenaam gezelschap te verschaffen. - De Na- | |
| |
tuurkunde had mijn Vader zoo min als de vrouwlijke handwerken vergeeten; ja, onder zijn oog oefende ik mij in de bestuuring van het huishouden; “want”, zeide mijn Vader, “mijne dochter! het is niet genoeg voor een man, dat zijne huisvrouw hem een nuttig gesprek verschaft; maar ieder is ook op aarde geplaatst om te werken; de man moet het geld winnen en de vrouw het uitspaaren; - een kwalijk bestuurd huishouden moet ten gronde gaan, en in het zelve kan geene goede Moeder of Echtegenoote zijn.”’ -
‘Toen mijne opvoeding dus voltooid was, vergunde mijn Vader mij nu en dan naar Mexico te reizen en het vaste land te bezichtigen. - Gij zult, daar mijn Echtgenoot uw vriend is, zeker kennis draagen van het ongeluk dat mij met eene boot is overgekomen - de zonderlinge redding door powhatan - vervolgens van mijne vrijagie, en mijn gelukkig huwelijk met hem, tot het noodlottig oogenblik van onze scheiding door den fellen brand, waarbij hij mij, gelijk ik hem, voor verlooren achtte; waarom ik dit gedeelte mijner geschiedenis zal voorbijgaan, en bij de scheiding van mijn Echtgenoot vervolgen.’
‘Ik werd weinig tijds voor den ongelukkigen brand, door een Britsch Capitein, sentry, gevangen genomen; ik spottede daarmede, wel weetende, dat zulks niet gebruiklijk was, en vertrouwde, dat powhatan, wiens Regiment nabij die plaats lag, mij spoedig verlossen zou. - In het midden des nachts kwamen ook de Ameri- | |
| |
caanen, en mijne overweldigers moesten wijken. - De Engelschen, verwoed over hunne nederlaag, staken het dorp in den brand. - Ik werd uit mijne rust gewekt door het gekerm der Inwooners, wier wooningen verbrandden; daar sommigen uit den slaap in het graf stortten. - Sentry vergat mij niet - hij kwam met allen spoed in mijne kamer, verzogt mij dat ik hem zoude volgen, om het woeden der vlamme te ontgaan. - Vrugteloos verzettede ik mij hier tegen. - De Capitein beloofde mij naar powhatan te zullen verneemen, en mij, op het minste bericht van hem, tot hem te geleiden. - Ik stapte dus met hem in een rijdtuig, dat mij aan het Engelsch Hoofdkwartier bragt. - Ik had geene reden mij over zijn gedrag, omtrent mij, te beklaagen - hij behandelde mij met alle heuschheid; alleen het denkbeeld over de onzekerheid van mijnen powhatan baarde mij angsten; - en helaas! weinig tijds daarna liet de Capitein mij een gedrukt rapport leezen, waarin mijn Halsvriend als gesneuveld werd opgegeeven. - Op deeze tijding stortte ik in eene gevaarlijke ziekte, verzeld met ijlende koortsen, in welken ik mij zelven van het leven wilde berooven. - Na mijne herstelling verviel ik in eene volslagen gevoelloosheid. - In deeze omstandigheid waagde het de Capitein, bij gelegenheid dat ik hem voor zijne zorge dankte, mij van liefde te spreeken. - Immers, om billijk te zijn, mag ik niet ontkennen, dat hij, geduurende mijne ziekte, alle zorgen voor mijne behoudenis heeft aange- | |
| |
wend - en dit vereischte dankbaarheid; dus beantwoordde ik zijne edele handelingen met vriendelijkheid; maar ik benam hem, zoo veel mij mogelijk was, alle hoop op eene verbindtenis, door hem te kennen te geeven, dat ik nimmer een tweede huwelijk zou aangaan; - echter bood ik hem mijne vriendschap aan, en hij versmaadde deeze zuster der min niet.’ -
‘Geduurende mijne ziekte was het oorlogsvuur in America uitgedoofd - de Legers trokken terug; en de Capitein met zijne manschappen naar Canada gemarcheerd zijnde, zeide ook den dienst vaarwel.’ -
‘De Capitein sloeg mij voor om in Londen te gaan woonen, mij eene volmagt afvraagende om de nalaatenschap van mijnen gesneuvelden Echtgenoot voor mij te ontvangen. - Ik stemde hierin gereedelijk toe, en indedaad, hij overhandigde mij een aanzienlijk capitaal, alles, zoo als ik van achteren begrijpen moest, in de hoop van zich door den tijd met mij te verbinden.’ -
‘Wij gingen dan te Quebec scheep naar Portsmout, waar wij zeer voorspoedig aankwamen. - Sentry, merkte ik, bezat veele goederen en was zeer rijk. - Hij huurde voor mij een Buitengoed, eenige mijlen van die haven, als mede een voor zich, in dezelfde nabuurschap, die wij ook daadlijk betrokken. - De Capitein kwam mij ook van tijd tot tijd bezoeken en ik kon hem niets anders dan wederkeerige vriendschap bewijzen; - evenwel straalde in alle zijne gesprekken die stille hoop door, dat ik eindelijk | |
| |
zijne bede zou gehoor geeven; dan, hiertoe was mijn besluit te onverzettelijk genomen.’ -
‘Wij hadden slechts een korten tijd aldaar ons verblijf gehouden, toen de Capitein door een hevige ziekte werd aangetast. - ô! Hoe diep was ik getroffen in die oogenblikken, en hoe kampte mijn hart of ik wel gehandeld had. - Dan, op een morgen liet hij mij verzoeken bij zich te komen (alle hoop tot zijne herstelling was opgegeeven) met bijvoeging, van mij iets van aanbelang te moeten bekend maaken. - Ik zettede mij oogenbliklijk in het rijdtuig en reed naar hem. - Dan, hoe verschrikte ik, toen ik in zijne kamer trad, daar hij als 't ware met den dood lag te worstelen. - Hij reikte mij zijne, als door den dood verstijfde, ijskoude hand toe, en sprak, met afgebroken woorden: “Vriendin!.... ik heb u.... misleid.... uw Gemaal... is niet dood... maar... leeft... Mijne liefde.... voor u.... deed mij... dit bestaan... Och!... ver... geef... mij!... ik.... sterve!”’
‘Welk een aaklig oogenblik dit voor mij was zult gij ligt beseffen, te meer daar ik niet wist waar mijn powhatan zijn verblijf hield, en mijn vriend, na die ontdekking, den geest had gegeeven.’
‘In eene mijmering van gedachten verkeerende, bleef ik besluiteloos, wat nu te zullen aanvangen. - Intusschen werd mij bericht dat ik erfgenaame was van de geheele nalaatenschap des Capiteins. - Na dat alles was afgeloopen, en mij | |
| |
die erfnis was ter hand gesteld, besloot ik herwaard te vertrekken; omdat zeker voorgevoel mij voorspelde hier iets van mijnen powhatan te zullen verneemen, en gij zijt het die hem mij ontdekt - - zeg mij, zou hij zijne therese nog beminnen? - - Och! had ik zijnen dood niet zeker gesteld, reeds voor lang had ik hem wedergevonden.’ -
Dus verre therese. - - Ik kon de Dame verzekeren dat powhatan haar nog vuurig beminde. - ô! Hoe brandend is haar verlangen om hem te omhelzen. - James! hoe zonderling zijn de gevallen van 's menschen leven. - - Welk een dienst zal ik nu den Americaan niet bewijzen. - hoe levendig zal zijne vreugde zijn!
Dewijl ons vertrek op morgen bepaald is, zal ik hier geene brieven meer van u wachten; maar geef dezelven adres op Arnhem, om van het Postcomptoir afgehaald te worden. -
Deeze bevallige vriendin verbeeldt zich, dat zij, met mij naar Holland keerende, ook mij met louize hereenigen zal; dit zoude zeker wel mijn verlangen zijn; maar de wijze hoe, kan ik niet doorzien. -
Ik zal haar tot Arnhem, of nabij Nymegen, vergezellen, en vandaar adres aan mijn Vriend frederik geeven, die haar dan wel verder geleiden zal; vervolgens hier of daar in Gelderland eene verblijfplaats voor mij opspooren; maar ik zal mij wel zorgvuldig wachten, iemand, buiten u, te melden waar ik mijn verblijf houde.
| |
| |
Na uwe overkomst in het najaar zie ik met verlangen uit. - Gij zijt alles wat mij op aarde is overgebleeven - mijn weldoener en vriend - en zoo lang men een vriend heeft, kan men nog niet zeggen alles verlooren te hebben. - Blijf dan mijn vriend, james! zoo lang ik uwe genegenheid niet onwaerdig ben. - Laat uw verheven geest mij moed inboezemen, om mijn leven niet onnut te slijten; want zoo ik iets tot welzijn van anderen kan verrichten, dan ondervindt mijn gemoed de meeste kalmte. - Ja, zoo mij niets gelukkigs overkomt, wil ik met u naar Engeland trekken; - maar welk een dwaas denkbeeld! - immers kan er geene omstandigheid voorvallen, die mijne wenschen bekroonen zoude. -
Ik zal, edele Lord! met verlangen den tijd uwer komst afwachten - dan zal ten minsten de vriendschap bloeijen, zoo de liefde verbooden blijft. -
Vaarwel james! groet den Capitein van mij - en denk veel aan
Uwen getrouwsten Vriend,
henry.
|
|