Ernstig gesproken, beste vriend! ik heb altijd voorzien, dat uwe vrijagie, met die Hollandsche Juffer, wel een vechtpartijtjen zou opleveren - 't is niet alles mis; doch ik wil nu billijk zijn; want, volgens alle nog overgebleeven dwaasheden deezer eeuw, heerscht het punct van eer - dat vervloekte zotte ding, nog in volle kracht en luister, en volgens dien regel, waart gij buiten de mogelijkheid om anders, dan den Ier te kwetsen of te dooden; ten minsten u in gevaar te stellen om een dier beide ongelukken te begaan, of zelf te sneeven, of verminkte ledemaaten te bekomen - dit zijn toch de gevolgen van dergelijke partijën - maar wat zal men zeggen? - de mode gebiedt zulks, en wie moet die niet volgen? -
Officieren zijn zeker genoodzaakt, zoo lang deeze malle gewoonte stand houdt, geen hoon te lijden; maar wij, Politique Persoonen, wat behoeven wij altijd, op het minste oneffen woord, met den dégen gereed te staan? - Het komt daar van, dat het aan elk vrij staat met geweer te loopen. - Bij de Romeinen hoorden men van geen tweegevechten, uit hoofde dat zij, in den bloei van hun Gemeene-best, nooit wapens, dan in den oorlog, droegen. - Het moest aan niemand vrijstaan anders dan op reize wapens te voeren, en alle Herbergiers behoorden verpligt te zijn, hunne gasten bij derzelver komst, tot hun vertrek, te ontwapenen; - en daar des Heeren wegen van Struikroovers moesten gezuiverd worden, opdat niemand, binnen den omtrek van het Ei-