schoenmaker - had een éénige dochter, een braaf meisjen, van twintig jaaren oud, welke door bemoeial in de gronden van den Godsdienst onderweezen werd. - Volgens de klagte van deezen man, en de daarna mondelijke verklaaring van de dochter, in de tegenwoordigheid van het Gerecht, had Broeder bemoeial zekere gelegenheid weeten waar te neemen, dat de Ouders niet t' huis waren, en een flesch wijn met zich genomen hebbende, die hij met bedwelmende middelen had toebereid, zich, naar gewoonte, om te katechizeeren, bij haar vervoegd, vervolgens haar van deezen wijn te drinken gegeeven, en daarna, in bedwelming, haar schandelijk onteerd, 't welk eene zwangerheid ten gevolge had, die hij, door sterke middelen, poogde te verdrijven; dan deeze middelen waarschijnlijk te sterk geweest zijnde, lag dit meisje, door wreede pijnen, te zieltoogen, en stierf ook kort na deeze bekendtenis. -
Nu wierden er middelen in het werk gesteld om den booswicht te doen vatten, welken men dien dag nog in de stad gezien had; maar het schijnt dat hij, het gevaar, waarin het meisjen zich bevond, vernomen hebbende, zich met de vlugt gered heeft. -
Vervolgens is mijne voorzegging, aan Mejufvrouw bedilziek, vervuld geworden, dat zij nog door dien gewaanden vroomen Broeder deerlijk zou bedroogen worden, gelijk zij nu ondervonden heeft, zoo als gij, uit den verwarden brief van haar, aan mij geschreeven, en dien ik