Wat is toch eene vrouw, wanneer zij alleen omdwaalt? -
Sophia, mijne Reisgezellin, kan hier in het geheel niet aarten. - Powhatan en ik hebben soms de grootste grappen met kruijer en haar. - Gij weet dat hij, in al zijn doen, Oost-indie vertoont - hier en daar ontvalt hem wel eens een oneffen woord, dat juist wel wat zagtluidender kon wezen; dan, wij hebben alle onze gebreken; hij is toch een goed en braaf mensch; en sophia vergeet wel eens, dat zij maar tot gerief van mij is mede gezonden, ex-Huishoudster is, en terug gekeerd zijnde, deeze waardigheid weder zal aanvaarden: - wanneer kruijer dan op zijn praatstoel zit - over de gewoontens van dit Land zijne origineele aanmerkingen maakt, dan valt sophia hem, met haare waanwijsheid, in de reden - wil zijne woorden meer regelen, en haalt, zeer vies, den neus op, even of zij zeggen wilde: ‘Gij zijt een onbeschoft mensch.’ - De goede kruijer dit ziende, brandt los, geeft haar, zonder complimenten, al in den gewoonen stijl, de volle laag - zegt, dat zij met al haare geleerdheid, een weetniet is, omdat zij zich een air aanmaatigt, en haar meerderen wil bedillen. - Even handig springt hij met Mistriss madisson, welke een weduwe is, om, die, na haare jaaren, er zeer bevallig uitziet - zij moet, in haar jongen tijd, tot eene van de Gratiën behoord hebben - zij is, in den omgang, eene charmante vrouw. - Kruijer en Mistriss madisson zijn veeltijds zoo gemeenzaam, dat een oppervlakkig aanschouwer zou zeg-