moeten weigeren, ô! dat zijn priemen die het hart doorbooren! -
Ja, louize! het is dan waar, dat de Baron van westerland mij bemint; reeds lang heb ik dit ontdekt; - maar de ijslijke foltering, welke mij dit veroorzaakt, gaat alle beschrijving te boven. - Geef mij raad, dierbaare vriendin! - Ach! waarom zijt gij nu juist zoo verre van mij verwijderd? - uw raad zou mij zeer te stade komen. - Dan, gij zijt zelf ongelukkig, en ik, die zulks weet, ben nog zoo wreed, van u in mijnen rampspoed te wikkelen. - Zou ik den Heer van westerland mijn ongeluk bekend maaken? - Hij is edelmoedig - ach! waar voert de liefde mij niet heen. - Indien hij een eerlijk man is, dat ik buiten alle twijfel stel, kan hij mij immers niet tot zijne Echtgenoote neemen? - beminnen, is geheel iets anders - maar dat ik zwijge, en slechts ongelukkig zij. -
Uwe beide brieven uit Bath zijn mij ter hand gekomen - met blijdschap heb ik uwe gelukkige komst aldaar vernomen. - Gij hebt waarlijk spoedig kennis gemaakt en ook spoedig harten veroverd. - Het kan ook niet misschen, of een welgemaakt meisjen, met een deftig voorkomen, en dat daar te boven een uitgeleezen verstand bezit, moet eene aangenaame conversatie opleveren, en een menigte aanbidders en bewonderaars verwekken. - Geloof mij, vriendin! het zal alleen bij Lord danville niet blijven - ik heb altijd gehoord dat de gestalte der Engelsche vrouwen niet zeer beroemd is: zij hebben zoo niets