Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijTweede deel
[pagina 146]
| |
ven? - Het is enkel uit genegenheid. - Ik houde veel van jonge lieden - immers zijn zij de hoop der grijsheid. - Ik ben nog de oude knecht - vrolijk en wel gemoed - maar niets bevorderd, sedert wij elkander zagen; - ja, ik zal waarschijnlijk wel Overste blijven en sterven; - terwijl jonge Heertjens, die ik zag geboren worden, mij boven den kop springen - Nu - als ik weder op de waereld kom, in het Platonisch jaar, hoop ik op eene andere kostwinning dan het soldaaten leven - maar ik ben ook niet sterk geraadpleegd omtrent dat beroep. - Uw vriend henry houdt zich zeer wel - Ik heb hem zeer goede kennissen bezorgd - ter blits! vuursteen en donderbosch! hij zou zich anders verknijzen, of in kwaade handen vallen - daar zal ik op passen. - Er zijn hier zoo veele Melkmuilen die een degen draagen, dat een eerlijk man werk heeft om hun uit de voeten te blijven; - vooral zoo hij vreemd is, dan zouden zij hem met hun vier vijven wel aan durven - dat is waarachtig waar! Nu - indien ik uw vriend bij mij houde is hij daaromtrent beveiligd. - Vaarwel! - In den aanstaanden zomer - als hij nog leeft - krijgt gij een bezoek van
Uwen welmeenenden Vriend,
lustig. |
|