Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijTweede deel
[pagina 31]
| |
foei. - Hoe! een man die zoo bedaard dacht - altijd de Philosophie voorpredikte, bewijst nu even klaar dien regel, of de waarheid deezer spreuk: doet naar mijne woorden, maar niet naar mijne daaden. - Uwe Philosophie gevalt mij zoo kwalijk, dat ik van Wijsbegeerte en dergelijke zaaken niet meer hooren wil. - Bedenk eens hoe louize - de voortreflijke louize door u behandeld is; - want ik spreek over zaaken die andere overslaan, of niet weeten - vreemden hebben haar verlost! - en wat deedt gij? - Gij verbondt u intusschen aan eene looze bedriegster. - En al was het waar geweest, dat louize u verraaden had, toondet gij dan, door uw gedrag, geen ligtvaerdigheid, die elk braaf man moet afkeuren? - In agt dagen aan twee meisjens verbonden!! - Foei, henry! ik schaame mij over u! - en elken stap dien gij verder doet verlaagt u in mijne oogen. - Het is bij mij niet genoeg zijn dwaaling intezien; maar men behoort die te verlaaten; dan, gij gedraagt u allerlaaghartigst. - Waarom niet naar louize gevlooden en gezegd: lief Meisjen! ik heb u beledigd? - maar in tegendeel gaat gij loopen, en schrijft een mallen brief aan den Heer adelaart, waaruit blijkt dat gij louize nog bemint, maar van haar afziet. - In kort, het blijkt ten duidlijksten, dat mijn vriend, waarop ik voorheen zoo grootsch plagt te wezen, gek is. - Uwe letteren aan mij, zijn waarlijk zoo ingericht, dat het onverantwoordelijk is, indien men voor u geen zorg draagt. - | |
[pagina 32]
| |
Nu - ik stap van deeze onaangenaame stof af - als gij deugdzaam wilt worden, en uwe herssens bedaard zijn, schrijf mij dan weder - zoo niet, spaar dan de moeite. - Ik blijve u echter beklaagen, als
Uw oude Kameraad,
frederik. |
|