Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijTweede deel
[pagina 28]
| |
loozen handel, en zelf gevoel dat frederik mijn gedrag moet afkeuren; daarom heb ik mij van alles wat een mensch kan streelen losgerukt, en gaa op reis, om Nederland, misschien, nimmer weêr te aanschouwen. - Mijn voorneemen was eerst om ook aan u niet te schrijven; maar gij zijt mij een zoo getrouw vriend, dat ik zulks over mij niet verkrijgen kon. - Ik zoude, waarschijnlijk, overal in den dienst, behoudens mijn rang, kunnen plaats vinden - ook wel brieven van aanbeveeling, van ons Opperhoofd, aan vreemde Mogendheden, hebben kunnen verkrijgen - en, 't geen juist alle voorwerpen van aanbeveeling niet zeggen kunnen, ik zou door kunde mijn Beschermer eer hebben aangedaan; maar henry wil zijn bloed niet verkoopen, noch zich aan eenen Dwingeland verhuuren, om zijne onderdaanen te helpen verdrukken - neen, dat duldt mijn hart niet. - Ik gaa herom zwerven, en wil trachten overal, waar ik kan, wel te doen - niemand te beledigen, dan ben ik nuttig voor anderen en zelfs gelukkig. - - Maar welk woord ontvalt daar mijne pen? - Is er voor mij geluk op aarde zonder louize? - ô Neen! - en de gedachte, dat ik het ben, die haar bloeijend geluk vernield heb, doet mij de haairen van schrik te bergen rijzen... ‘Beminde - teder beminde louize! zoo gij echter wist hoe veel berouw henry gevoelt - hoe groot de liefde is welke zijn hart blijft bezielen, gij zoudt hem vergeeven, en in gunst weêr aanneemen. - Louize! - dierbaare louize! | |
[pagina 29]
| |
zonder u is het leven mij tot een last - overdenk toch alles met bedaardheid - waart gij zelf ook wel geheel vrij van dwaaling?’...... Maar weg met deeze snoode gedachten - dat zij daalen in den nacht des afgronds - tot op den bodem der helle‚ waaruit dezelve voordkwamen! - - Ben ik niet een rampzalig Verraader? - - en is dit geen naam die elk verfoeit?? - - Neen, henry! zoo lang gij nog poogt uwe schuld te verbloemen, zijt gij geen ééne trede op het pad der deugd teruggekeerd! - - ‘Ja, 't is waar, eeuwig beminde louize gij zijt der deugd en onze liefde steeds getrouw geweest; - maar ik heb, door trouwloosheid, de tederste banden verscheurd!! - - Vergeef, dierbaare louize! vergeef eene dooling, die uit mijne liefde voor u is voordgesprooten! - - zij deed mij struikelen - mijn hart, aan u geboeid, zag in uwe vriendin louize zelf aan - en deezen afgrijslijken misslag zal ik, tot aan mijn dood, betreuren.’ - Vergeef, dierbaare vriend! deezen uitstap, en gedenk in wat smart ik gedompeld ben; ja, door ijslijk naberouw gepijnigd, ben ik mijne zinnen geen meester; - dan, ik schrijve aan een vriend - en gij, die zelf minnaar zijt, zult mij vergeeven. - Immers het is met ons wezen overeenkomstig dat men die rampen meest beklaagt, waar door wij getroffen worden; het was toch altijd ons grootst vermaak alles aan elkander te vertrouwen - laat henry deezen troost nog mogen genieten! - | |
[pagina 30]
| |
Frederik! gedenk aan onze aloude vriendschap - mag ik mij uw vriend nog noemen? - of heb ik, door mijne dwaaling, dien naam verbeurd? - Uw antwoordt moet mij overtuigen, of henry nog één vriend heeft. - Wij kennen elkander - dus, indien uw antwoord de gewoone hartlijke en vriendschaplijke uitdrukkingen niet behelst, dan is ook mij den troost der vriendschap ontnomen - en ware het zoo, ik zoude uwe handelwijze moeten billijken; evenwel altijd over frederik denken als een vriend. - Wees niet te streng, en denk, met deelneeming, aan
Uwen ouden Kameraad,
henry. |
|