plaatzen; want in de vriendschap kunnen wij verdeeld zijn. -
Uwe aanmerking, over den aart der vrouwlijke vriendschap, vinde ik zeer eigenaartig - gij stemt, in deezen, volkomen met mij in. - -
Ei, ei, maakt het voorgenomen huwelijk, van louize met henry, zoo veel ophef? - Het kon wel gebeuren dat dit wat voorbaarig was - ik, voor mij, sustineer dat het zoo schielijk nog geen voordgang zal hebben. -
Meid lief! als ik wist dat gij zwijgen kont - ja, dan zoude ik u iets toevertrouwen - maar het is nog wat vroeg - wij kennen elkander nog niet genoeg, om zaaken van deeze aangelegenheid te openbaaren; daarom moet gij nog geduld hebben - eerst moet ik weeten, of gij de waare vereischtens der vriendschap kent - of gij weet, dat vertrouwen het waare kenmerk van deeze hartstogt zij - en dan spreeken wij elkander nader. - Dit kan ik u zeggen, dat henry de man van mijne verkiezing zou zijn; het is de weldenkendste jongen die ik ooit ontmoet heb. - Zijn verstand.... ô! ik zeg niets meer - 't is een Engel in menschenschijn, en de roem zijner Sexe. - Hij is de vriend onzer Kunne, en kan niet lijden dat een meisjen gehoond, beschimpt of beloogen wordt. - ô! Waren er meer Jongelingen aan hem gelijk, nimmer zoude onze Sexe zoo belasterd worden! - en wie zijn, veeltijds, de drijfveeren van ons ongeluk? - Hoor, ik zeg altijd, waren er zulke laage verachtelijke mannen niet, de helft onzer Kunne zou deugd-