Henry en Louize

Eerste deel

Honderd eerste brief.
De Ritmeester Raub aan Cecilia.

Freule!

Ik zal de eer hebben, op den gestelden tijd mijne opwachting te maaken, en uwe bevelen verneemen. - Het zal mij steeds een buitengewoon genoegen zijn, eene zoo charmante Freule eenigen dienst te kunnen bewijzen - gebied vrijmoedig - uw nederige dienaar verlangt niets vuuriger dan zijn pligt te betrachten; en die is, na mijn post, de Dames mijn eerbied, door daaden, te bewijzen. - Ik acht mij zeer gelukkig, met u kennis gemaakt te hebben. - Gij, en uwe vriendin, zijn de bekoorelijkste Juffers, die ik op al mijne reizen ooit ontmoette. - Ik be-

[p. 429]

nijde hem, die het geluk heeft van u te behaagen - hij moet zeer zeker onder eene gunstige Planeet geboren zijn - en wie weet of hij de waerde van dien heilstaat eens kent. - Hoe 't zij, Freule! ik wensch zeer ernstig naar uwe vriendschap. - Eenige goede gedachtenis bij de schoone cecilia na te laaten, als ik het vermaak mag genieten u te zien, zal ik niet manqueeren, en u te verzekeren, dat ik nooit ophouden zal, mij, met waare hoogachting, te noemen,

Freule!

Uw zeer gehoorzaame Dienaar,

passarowitz raub.

Ritmeester.