Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijEerste deel
[pagina 386]
| |
uwe, uitstorten. - Ik kome naar u toe, en hoop u nooit te verlaaten. - Mijne omstandigheden stellen mij in staat, om, waar ik gaa, niemand tot last te zijn; en uw gevoelig hart doet mij vreezen, dat gij, in dit leven, veele tegenheden zult moeten ondervinden - Laat het u evenwel niet spijten, Heer Majoor! dat gij zoo aandoenlijk zijt - het is waar, de onverscheeligheid geeft meerder rust; maar zij, die van een koelen aart zijn, hebben zulke reine, blijde oogenblikken niet, welke eene gevoelige ziel oplevert. - Ik stap er van af, mijn vriend! - morgen kome ik naar u toe, en dan zult gij vertrouwlijk kunnen spreeken met
Uwen getrouwen Vriend,
hexameter. |
|