Zes-endertigste brief.
De Heer Adelaart aan den Commandeur Jan Pieterse Kruijer.
Weledele Gestrenge Heer!
Ik heb uw brief ontvangen, en met een bijzonder genoegen uit denzelven gezien, dat gij behouden zijt terug gekomen. - Ik heb zeer weinig voor u gedaan, mijn vriend! maar de dankbaarheid, welke gij daar voor betoont, doet uw hart eer aan. -
Uw oude Patroon, de Heer leonard, is overleeden - zijne dochter, louize, staat onder mijne voogdij, en is een allerbraafst meisjen; daarom, zoo gij geene nabestaande vrienden hebt, en haar wilt bevoordeelen, zult gij eene goede daad verrichten. -
Ik staa op geene complimenten; - dus, zoo dra uwe verantwoording afgeloopen is, verwacht ik u aan mijn huis. - Zoo gij intusschen mij eenige berichten van uw wedervaaren wilt doen toekomen, zal mij zulks hoogst aangenaam zijn. - Gaa ondertusschen louize eens bezoeken; zij