niet gelijk! - Laat ik geene reden hebben mij over mijne goedheid te beklaagen.’
Ik. ‘Vergelijk mij nooit met zulke trouwloozen. - Even als gij, beminnelijke Schoone! de roem uwer Sexe zijt, zoo overtreft uw minnaar, in gevoel en eer, veelen zijner medemenschen.’
Louize. ‘Zoo lang gij deugdzaam en aan uwe liefde getrouw blijft, zal louize u blijven beminnen; maar zoo gij een verleider, of onstandvastig in uwe liefde wierdt, dan zoude ik u mijne genegenheid onttrekken, en dit zou mij de dood doen.’
Ik. ‘Engelin! ik neem de Hemel tot getuige mijner gelofte! - louize! zoo ik één oogenblik ophoude u te beminnen - u, die ik tot mijne Echtvriendin verkooren heb, altijd hoog te schatten, dat dan de Godheid doof voor mijne gebeden zij; den meineedigen minnaar straffe, hem vervolge door gemoedskwellingen, geen oogenblik rust vergunne; dat elk hem dan als een verraader vloeke, en eindelijk, dat hij het onbeschrijflijk verdriet lijde van u in de armen van een ander te zien.’
Zij geloofde mij, en ik drukte de eerste kusch op haare reine maagdenlippen, toen adelaart binnen kwam: wij waren door zijn komst onthutst. ‘Zoo, Vrienden!’ sprak de goede man, ‘wees niet verlegen - gij schijnt het te samen eens.’
Ik bragt het overige van den avond bij adelaart door, en de braave man was zoo verge-