deeze man komt, gewapend met zulke zwaare beschuldigingen, tegen louize, voor den dag, als ware het meisjen aan de gruwelijkste ondeugden overgegeeven; - en vult zijne redenen met een zoo verward mengsel van schriftuurplaatsen aan, dat men veel oplettendheid moet gebruiken om hem te verstaan. - Ik dacht daadlijk wel, dat al die bittere klagten daarop zouden uitkomen, dat het meisjen zich wat zwieriger kleedde, dan Tante goedvond - en misschien een groet van een jong Heer wat vriendelijker beantwoord had, dan gij, Mejufvrouw! dit noodzaaklijk achtte. -
Ik heb evenwel, op uwe aanklagte, aanstonds aan mijne Pupil geschreeven, en daarop een antwoord, in allen deele voldoende, ontvangen; waardoor ik dan ook in mijne gedachten ben versterkt geworden. - Na deeze verantwoording van het lieve meisjen, en een naauwkeurig onderzoek bij wezenlijk braave en onpartijdige lieden, naar het gedrag van mijne Pupil, moet ik u zeggen, Mejufvrouw! dat ik geene reden gevonden heb, om haar over wangedrag te berispen.
Voor het overige, Mejufvrouw! wil ik altijd met u over de belangen van louize spreeken; maar zend mij zulke domme Ezels nimmer meer, als die gemeene kaerel is; alzoo ik soortgelijke wezens, tot dat einde, niet meer ten antwoord zal staan. - Ik ben,
Mejufvrouw!
Uw Dienaar
adelaart.