Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijEerste deel
[pagina 90]
| |
Agt-entwintigste brief.
| |
[pagina 91]
| |
uwen braaven Voogd mogen zien: en zoo hij u heden nog niet bij den Heer adelaart mogt opwachten, laaten dan slechts twee regelen schrifts, van uwe schoone hand, hem verzekeren, dat hij u niet onverschillig is. - Mijne liefde voor u is te groot - te vuurig, dan dat ik mij zoude kunnen vergenoegen, uw bezit, alleen aan de niet ongunstige denkbeelden van den Heer adelaart voor mijn persoon, verschuldigd te zijn. - Ik bemin u zoo teder als men ooit beminnen kan, en nimmer zal mijne liefde voor u verminderen; veeleer zoude ik ook het leven willen derven dan uwe wederliefde; maar ik moet ook eenige zekerheid bekomen dat mijne liefde u niet mishaagt; daarom, indien uwe komst dan heden bij mijnen vriend, uwen Voogd, niet ten teeken verstrekken mag van uwe goedgunstigheid voor mij, overtuig mij dan ten minsten door een geschrift van u, dat ik niet te vergeefsch voor u zuchte. Geloof intusschen, dat henry alleen voor u leeft, en nooit ophouden zal te zijn, met de vuurigste liefde,
Geheel de uwe.
henry. |
|