Zeven-entwintigste brief.
Adelaart aan Louize.
Achtingswaerdige jonge Jufvrouw!
Van harte zult gij welkom zijn, zoet meisjen! - kom, hoe eer hoe liever, opdat ik u in persoon mijne goedkeuring kan te kennen geeven. -
Gij hebt u voorbeeldig omtrent den Heer henry gedraagen. - Ja, louize! ik ken hem sedert hij hier Guarnizoen houdt is hij l'ami de la maison. Hij heeft mij reeds zijne belangen geschreeven. - Zijne inzichten zijn, zoo het mij voorkomt, om u gelukkig te maaken, en kenmerken in alles den eerlijken man. -
Nu - bij monde spreek ik u nader - Gedraag u wijders braaf, dan zult gij altijd de vaderlijke vriend gevonden hebben in
Uwen Voogd
adelaart.