Zestiende brief.
De Overste Powhatan aan den Capitein Henry.
Vriend!
Ik kom bij u, - ik verlang mijn vriend aan dit hart te drukken: ja ik voel het, onze zielen zijn voor elkander bestemd. - Ik hoor, dat uwe liefde tot nu toe niet gelukkig is: schep moed, oprechte liefde overwint alles, behalven den dood. - Droevige gedachte! Ja, 't is ook de liefde, die mijn leven verbitterd heeft - alle vermaak, alle vreugde is voor altijd van mij geweeken; maar nog verkies ik eene zoo rampzalige liefde als de mijne, verre boven de onverschilligheid. - Vriend gij moet alles weeten, ik zal u mijn levensloop verhaalen, en gij zult mij troosten. - Tot nu toe mogt het mij niet gebeuren, zelfs de minste vertroosting, van een vriend in mijn lijden te ontvangen - voor u, waerdige henry! is dit bewaard; - het geeft reeds verligting, als men zijn hart kan openbaaren: morgen vertrek ik van hier, ik zou reeds bij u geweest zijn, maar ik trof hier deezer dagen, gevallig ,een oud cameraad van mij aan, die pas uit America kwam, hij bragt mij veele brieven van