Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijEerste deel
[pagina 52]
| |
medelijden met mij hebben. - Mishaagt u mijne tedere liefde? - Hoe - kunnen de begeertens van een rechtschapen man, die niet dan op een eerlijke wijze naar uw bezit staat, de schoone louize mishaagen? - één woord - slechts één wenk is genoeg ter volmaaking van mijn geluk! - Spreek, - laat ik mijn vonnis hooren, de dood is verre te kiezen boven die wreede onzekerheid: - immers, zoo uw hart niet meer vrij was, gebiedt uwe edele aart, mij dit bericht, hoe doodlijk ook voor mij, niet te onthouden; want zonder de wedermin van u, louize! kan ik niet leeven! - Vergeef mij deeze bittere klagten, Oppergebiedster van mijn lot! zoo gij mijne wanhoop wist, zoo gij in mijn hart, dat u aanbidt, kondet zien, zekerlijk, ik weet het, medelijden zoude uw teder gemoed tot liefde neigen; dan, welk ook uw antwoord zij, laat ik mijn noodlot verneemen; maar denk dat niemand u zoo beminnen kan als uwe tot den dood getrouwe
henry. |
|