geslooten schijnen; en evenwel mijn lot beslist moet worden. De gedachte, dat misschien anders een haatlijk medevrijer mij de schoone louize welligt ontrooven zoude, is voor mij onverdraaglijk. -
ô Laat ik u doen beseffen, hoe teder, hoe vuurig, hoe oprecht mijne liefde voor u is. Mijne bedoeling is eerlijk, en alleen gegrond om met u, mijne beminnelijke louize! eene huwelijks verbindtenis aan te gaan, 't welk ik mij verstoute u door deezen voortestellen. - Ik hang van niemand dan van u af, en heb reeds den rang van Capitein in 's lands dienst verworven, dat mij waarschijnelijk den weg tot verdere bevordering baanen zal. Zoo mijn beroep u echter niet behaagen mogt, onderwerp ik de verdere schikking daaromtrent aan uwe keuze. Gij zult immers, na deeze verklaaring, niet geheel onverschillig zijn, omtrent den tedersten die immer beminde.
Ik durf mij vleijen, beminnelijke Schoone! dat gij in uwen boezem een teder - een gevoelig harte draagt, - een hart dat vatbaar is voor oprechte liefde. - ô Verwaerdig mij dan met een antwoord, dat mij doet hoopen op uwe wederliefde, waar door het hart verligt zal worden van uwen vuurigen Minnaar
henry.