oostelijke en noordelijke gedeelten, zooals Ladybrand, Winburg, Ficksburg, Kroonstad, Heilbron, Bethlehem, Harrismith en Vrede waren er nog vele huisgezinnen. Deze families konden niet naar Boshof en Hoopstad, of naar de Kaapkolonie gezonden worden. En als dan de commando's uit deze door den honger bedreigde districten zouden moeten gaan, dan zouden zij de vrouwen en kinderen moeten achterlaten om van honger om te komen.
Zoo was het in den Transvaal ook gesteld.
Wij in den Vrijstaat dachten wel, zooals ik trouwens in deze vergadering ook zeide, dat wij, vóór wij onze onafhankelijkheid prijsgaven, de mannen op wier plaatsen de vrouwen en kinderen waren, aanzeggen konden zich met die vrouwen en kinderen overtegeven, om aldus de families van den hongerdood te redden. Maar wij zagen in dat dit toch maar niet kon, want daardoor zouden wij een aanzienlijk deel van onze manschappen verliezen.
En dan: was het ook waar, dat wij onze vrouwen aldus redden konden, dan zouden wij, die achterbleven, toch nog aan het gevaar van hongersnood blootgesteld zijn, want zeer velen konden niet meer van de uitgeputte districten weg naar de Kaapkolonie of ergens elders, wegens het gebrek aan paarden dat er bestond. In de groote oostelijke deelen van den Transvaal waren er velen zonder paarden, en diegenen die ze nog bezaten, waren in het bezit van zulke zwakke dieren, dat als zij ook in de Kaapkolonie met hen kwamen, zij toch daar gevangen zouden worden, vanwege de zwakheid der paarden.
Daarbenevens waren onze strijdmachten verminderd tot 10,000 in de Transvaal, 6,000 in den Vrijstaat, dewelke met omtrent 4,000 in de Kaapkolonie, slechts 20,000 uitmaakten. Wij zouden in allen geval den strijd niet opgegeven hebben, indien de berichten die wij uit de Kolonie kregen, niet zoo ongunstig waren. Nu hadden wij geen vooruitzicht daar.
Zoo zagen wij dat alles van aangezicht tot aangezicht. Men kan verstaan wat door ons hart daar te Vereeniging ging. Wij hoorden van elkeen hoe het in zijn district ging, en de één hing een donkerder tafereel dan de andere op. Wat konden wij doen? Wij moesten ons, hoe onoverkomelijk het ook scheen, aan ons lot onderwerpen, het Britsche Voorstel aannemen, en onze wapens neerleggen.
Het bitterste aan dit alles verbonden was de gedachte dat wij