avond en den volgenden dag over. Toen gingen President Steyn en ik ook uit elkander: hij naar Bezuidenhoutsdrift en ik over Frankfort naar het Heilbronsche commando. Eerst bleef ik te Frankfort een nacht over met Com. Ross en zijne manschappen, en sleet er een zeer genoegelijken tijd. Bij de Heilbronschen vertoefde ik slechts eenige dagen, want ik had noodzakelijk werk te verrichten in het Winburgsche, en ging toen daarheen.
Daar de commando's nu zoo verdeeld waren dat bijna elk in zijn eigen district werkzaam kon zijn, moest ik veel meer rijden dan vroeger.
Ik kwam bij Com. Hasebroek en zijne manschappen te Doornberg na eenige dagen aan. Toen ik daar was ontving ik van President Steyn een rapport van zijn nauwe ontkoming te Reitz op den 11den Juli 1901, waar hij en eenigen van zijn wacht ontkwamen, terwijl ongelukkig Com. Davel en al de leden der Regeering, behalve de heer W.C.J. Brebner, die afwezig was, gevangen genomen werden.
Van Winburg bracht ik een bezoek aan Asst. Hoofdoom. J. Hattingh, van het Kroonstadsche commando en ging toen naar President Steyn. Ik vond hem op den 20sten Juli, twaalf mijlen ten westen van Reitz. Wat was het mij een vreugde den President behouden te ontmoeten; maar wat ging het mij ter harte oude vrienden te missen, zooals Gen. A.P. Cronjé, lid van den Uitvoerenden Raad, Gen. J.B. Wessels, T. Brain, Gouvernementssecretaris, Com. Davel, Rocco de Villiers, Secretaris van den Uitvoerenden Raad, Gordon Fraser, Privaatsecretaris van den President, Mac. Hardy, Hulpsecretaris, Pieter Steyn, broeder van den President, en Veldcornet van den staf, en de andere vrienden - manschappen van de lijfwacht. 't Was mij treurig er aan te denken dat zulke mannen gevangen waren, en door ons, gedurende het voortzetten van den oorlog, nu gemist zouden worden. Wij waren aan zulke dingen wel gewoon geworden, maar wat de zaak hier verzwaarde, was dat er verraad in het spel was geweest - een Vrijstaatsche burger, Steenekamp was, namelijk, de leider van de Engelschen geweest, die de Regeering en de lijfwacht van President Steyn gevangen hadden.
De Regeering moest nu aangevuld worden, en de President stelde de volgende personen aan:
In de plaats van Gen. A.P. Cronjé, Gen. C.H. Olivier, als lid van den Uitvoerenden Raad, en van den heer T. Brain, den heer W.C.