De strijd tusschen Boer en Brit. De herinnering van den Boeren-generaal
(1902)–C.R. De Wet– Auteursrecht onbekend
[pagina 176]
| |
Hoofdstuk XVII.
| |
[pagina 177]
| |
Zij hadden gelijk, als zij dit dachten. Het zou onze laatste tegenstand geweest zijn, waren wij daar alleen gebleven. En, daarom, toen het voorgesteld werd, dat wij op de bergen posities zouden innemen, gaf ik, met onomstootelijke redenen, mijn besliste afkeuring daarvan. Het werd toen besloten, dat al de commando's, behalve een kleine wacht van achter de bergen uit zouden gaan. Het werd bepaald, dat onze geheele strijdmachtGa naar voetnoot1) in drieën verdeeld werd. 1. De ééne afdeeling zou onder mij staan. Zij zou zijn onder 't bevel van Gen. Philip Botha en bestaan uit Heilbronsche burgers, Com. Steenekamp en Kroonstadsche onder Com. Van Aard. Behalve dezen nog 500 Bethlehemschen onder Com. Michal Prinsloo, de burgers van Boshof onder Veldcor. Badenhorst, een klein getal kolonisten van Griqualand West onder Veldcor. van Zijl en eenige Potchefstroomschen, die zich bij ons bevonden. Dan had ik Kapitein Danie Theron om te verkennen. Hij, met zijn corps van tachtig man, bestaande uit haast alle natiën, had zich bij mij weder gevoegd. Ook had ik voor dit werk Kapt. Scheepers met zijn manschappen. De Regeering zou onder mijne bescherming zijn, en ik zou in de richting van Kroonstad Heilbron gaan. 2. De tweede afdeeling moest staan onder assist. Hoofdcom. Paul Roux, met P.J. Fourie en C.C. Froneman als vechtgeneraals, uit de volgende commando's: Fauresmith onder Com. Visser, Bloemfontein, Com. P.J. Joubert, Bethulie, Com. du Plooy, Wepener Com. Roux, Smithfield Com. Potgieter, Thaba'Nchu Com. Crowther, Rouxville Com. J.H. Olivier, Jacobsdal Com. H. Pretorius, Deeltje Bloemfontein, Com. Kolbe. Deze macht kreeg bevel op Maandagnacht, den 16den, één dag na ik dit deed, door Slabbertsnek te trekken in de richting van Bloemfontein, en daarvandaan zuidwaarts, en in de zuidelijke districten al gaande de achtergebleven burgers weder onder wapen te brengen. 3. De derde afdeeling stond onder Gen. Crowther en bestond | |
[pagina 178]
| |
uit de burgers van Ficksburg onder Com. P. de Villiers, Ladybrand, Com. Ferreira, Winburg, Com. Sarel Hasebroek, Senekal, Com. van der Merwe. Gen. Crowther moest met deze afdeeling op denzelfden datum, uittrekken ten noorden van Bethlehem, en voortgaan totdat hij Wd. Hoofdcom. Hattingh met de commando's van Harrismith en Vrede ontmoette, en dan onder hem opereeren in de noordoostelijke districten. Er bleef nog het overige van Com. Michal Prinsloo's Bethlehemsche burgers, te weten, die van de bovenwijk, Wittebergen. Dezen moesten als een macht achterblijven onder den heer Marthinus Prinsloo als hoofd. Deze wacht moest in drieën verdeeld worden, waarvan één te Slabbertsnek, één te Retiefsnek en één te Nauwpoort moest staan. Zij moesten geen wagens bij zich hebben, zoo dat, als de vijand in overweldigende getallen indringen zou, zij hun weg over de bergen vinden konden. Ik stelde die burgers daar, omdat zij, als inwoners van die districten, met het terrein daar goed bekend waren. Het werk van deze wacht was om de groote getallen vee, dat men achter de passen had gezonden, te beschermen. Dit dacht mij zou zij wel kunnen doen, want ik was van meening dat, na al de commando's van achter de bergen uitgetrokken waren, de Engelschen zich niet erg, in allen geval met geen groote macht, zich met de wacht zou bemoeien. Zoo werd alles geregeld, en ik vertrok door Slabbertsnek op den 15den Juli, verwachtende dat de generaals volgens mijne regeling, in overleg met de Regeering, mij volgen zou; maar wat gebeurde er? Dadelijk na mijn vertrek, wilden eenige officieren, ontevreden met de regeling die er gemaakt werd, waardoor Gen. Roux als asst. hoofdcommandant het bevel zou voeren eene vergadering van officieren houden om een hoofdcommandant te kiezen - hetgeen geheel strijdig was met de bepaling van den Volksraad, waardoor, namelijk, den President macht gegeven was alle commando-wetten te kunnen veranderen. Had asst. Hoofdcom. Roux toen maar zijn man gestaan dan was alles wel anders gegaan. Maar hij liet het toe en een vergadering werd op den 27sten Juli gehouden, waarop de heer Marthinus Prinsloo, met een paar stemmen (echter niet finaal want eenige officieren, die niet op de vergadering waren, moesten nog stemmen) tot assistent hoofdcommandant gekozen werd. | |
[pagina 179]
| |
Zelfs aldus onwettig gekozen, was de heer Prinsloo nog niet finaal gekozen, en wat deed hij als assistent hoofdcommandant? Hij gaf zich onvoorwaardelijk aan de Engelschen over! Laat mij in het één en ander kortelijks treden. De Engelschen hadden op den 17den en 18den Juli te Slabbertsnek en Retiefsnek, doorgebroken, en dadelijk heerschte er de grootste verwarring. Een groot gedeelte van officieren en burgers wilden zich maar overgeven. Dit bleek duidelijk daarin, dat op dezelfde vergadering, waarop de heer Prinsloo onwettig tot hoofdcommandant gekozen werd, er besloten werd met 17 tegen 13 stemmen, dat men zich overgeven zou.EEN COMMANDO BOEREN.
Maar dadelijk dit besluit in revisie nemende - hetgeen mij ook als politiek voorkomt - trok men dat terug, en besloot, stilstand van wapenen voor zes dagen te vragen, ten einde met de Regeering te kunnen raadplegen. Was dat werk voor officieren die zagen dat zij op het punt stonden van vastgekeerd te worden? Kon men denken dat een vijand zoo onnoozel zou zijn om stilstand van wapenen te verleenen, opdat men daardoor wegen tot ontkoming zou kunnen vinden. - Neen 't was òf kortzichtigheid òf ... iets anders! - | |
[pagina 180]
| |
Nu hadden de commando's nog gelegenheid om in de richting van Oldenburg of Witzieshoek te ontkomen. Maar, instede van met allen spoed daarheen op te rukken, ging de heer Prinsloo heen en correspondeerde met Gen. Hunter over stilstand van wapenen, hetgeen de Engelsche Generaal natuurlijk niet toestond, en de heer Prinsloo gaf zich, op den 29sten Juli 1900, met al de burgers achter de bergen onvoorwaardelijk over. Dit één en ander heeft de kleur alsof door de heer Prinsloo of iemand anders verraad kan gepleegd geweest zijn; en, wat alles des te bedenkelijker maakt, is dat Vilonel, een gevangene, die wegens hoogverraad een termijn van gevangenschap aan het ondergaan was, een hand in de onderhandelingen had. Met Prinsloo gaf zich over Gen. Crowther, de Commandd. Paul de Villiers, Ferreira, Joubert, du Plooy, Potgieter, Crowther, Van der Merwe, Roux en ongeveer 3000 manschappen. Wat alles des te treuriger maakte was dat burgers tot de plaats van Salamon Raath gekomen waren, en dus zoo goed als vrij waren, en toch terugreden om het wapen te gaan afleggen. Wat Asst. Hoofdcom. Roux betreft, hij deed daar een stap, die niet van een zeer voorzichtigen man, zooals hij bij mij aangeschreven stond, verwacht kon worden, maar wel van een kind. Hij ging namelijk persoonlijk naar Gen. Hunter's kamp om te protesteeren tegen de overgave, op grond dat zij onwettig was, daar hij en niet Prinsloo hoofdcommandant was. Hoe kon assist. Hoofdcom. Roux gedacht hebben aldus de daad van Prinsloo omver te werpen? Wat moet de Engelsche Generaal in de stilte geamuseerd geweest zijn over zulk kinderspel. Men behoeft zich ook niet te vragen wat van Gen. Roux werd? Er kan maar één antwoord zijn: Gen. Hunter had één prisonier meer! Er ontkwamen echter, de generaals Froneman, Fourie, de Villiers (Harrismith) en de commandanten Hasebroek, Olivier, Visser, Kolbe en anderen met een klein getal burgers en zes, zeven kanonnen. En wat moet ik zeggen, als ik nog een oogenblik stil sta bij deze daad van Marthinus Prinsloo, en de andere hoofdofficieren, daar achter de Roodebergen? Zij was een gruwelijke moord gepleegd op Regeering, Land en Volk. Drie duizend burgers zoo in de handen van onzen vijand te geven! De burger kan niet volkomen verschoond worden, maar hij kan toch pleiten dat hij aan zijne officieren ge- | |
[pagina 181]
| |
hoorzaam moest zijn. De officieren daarentegen verdienen voor altoos door het nageslacht voor deze daad gebrandmerkt te staan. Een treurig naspel vond nog plaats, toen een groot getal burgers van het Harrismithsche, en een klein deel van het Vredesche commando, nadat zij reeds ontkomen waren, van hunne huizen reden en op het dorp Harrismith het wapen aan Gen. Sir Hector Mc. Donald gingen afleggen. Het is om op de tanden te knersen er aan te denken, dat een volk aldus er niets van dacht zich in den grond te boren. Bij de Harrismithschen was er een landsvader de heer Piet Maree - een lid van den volksraad. Hij was de bewegende oorzaak van de overgave te Harrismith. Hij oefende invloed op de burgers uit, en ried hen aan om de schandelijke daad te doen - hij, één van de zestig mannen, die voor den oorlog stemden! |
|