De strijd tusschen Boer en Brit. De herinnering van den Boeren-generaal
(1902)–C.R. De Wet– Auteursrecht onbekend
[pagina 134]
| |
Hoofdstuk XIII.
| |
[pagina 135]
| |
RHENOSTER RIVIER, OEVERS GESCHIKT VOOR BEDEKKING.
| |
[pagina 136]
| |
Toen nu Gen. Buller daar door brak viel er weder een groote schrik op de commando's. ‘Wij zijn nu,’ zoo werd er gezegd. ‘omringd van alle kanten’, en men dacht dat er geene kans tot vechten, zelfs tot ontkomen was. Als er ooit in de geschiedenis van den oorlog een tijd was waarin President Steijn en ik met bezorgdheid en kommer vervuld werden, dan was het nu, dat Buller doorgebroken had, en Johannesburg en Pretoria in de handen der Engelschen gevallen waren. Het was met de uiterste krachtsinspanning dat wij den strijd aan den gang konden houden. Wel is waar, er waren vele officieren en burgers, die als rotsen stonden, maar het gevaar bestond, dat onze machten te niet zouden gaan. In de Transvaal gebeurde nu wat in den Vrijstaat had plaats gevonden, toen Lord Roberts Bloemfontein innam Bijna al de Transvaalsche burgers gingen naar huis en de officieren werden gelaten zonder manschappen. En dit kon tot overgave leiden. Maar wij werden gesterkt door de ondervinding, die wij opgedaan hadden, na de inname van Bloemfontein en lieten ons den moed niet ontnemen. Door President Steijn en mijzelven werden vele telegrammen naar de Regeering en hoofdofficieren der Zuid-Afrikaansche Republiek gezonden hen aanmoedigende pal te staan. De Generaals Louis Botha en De la Rey stonden pal, en als met knersende tanden zagen zij in de toekomst en gingen met den oorlog voort. Hoe ook de stormen woedden, stierden zij het vaartuig over de bruisende baren.
Het zal hier niet van onpas zijn een opgave te doen van den toestand en getalsterkte van den Oranje Vrijstaat. De geheele districten van Philippolis en Hoopstad hadden zich aan den vijand overgegeven. Uit het eerstgenoemd district waren er twee burgers getrouw gebleven: Gordon Fraser en Norval; uit het laatste: Cornelis du Preez en nog een, wiens naam ik mij nu niet herinner. Ik noem ze hier, omdat hunne getrouwheid hen tot altoos durende eere strekt. Uit het groote district van Boshof, hadden wij slechts Veldcor. C.C. Badenhorst (later commandant, en nog later, assistent hoofdoommandant) en zeven en twintig manschappen. Jacobsdal werd vertegenwoordigd door Com. Pretorius (die na Com. Lubbe te Tabaksberg gewond en in de handen der Engelschen gevallen was, in diens plaats gekozen werd) met veertig man. | |
[pagina 137]
| |
ROODEWAL-STATION.
| |
[pagina 138]
| |
Van Fauresmith was Com. Visser niet ongeveer zeventig man getrouw gebleven. Uit Bethulie was Com. du Plooij met dicht bij de honderd man uitgekomen. Bloemfontein was vertegenwoordigd door Com. Piet Fourie en twee honderd burgers. Van Rouxville, Smithfield, Wepener en Ladybrand hadden wij niet de geheele commando's, want zeer groote getallen waren achtergebleven. Ook hadden vele burgers van de districten Winburg, Kroonstad en Heilbron de wapens nedergelegd, en dit gebeurde ook juist in dezen tijd. Van de districten Ficksbrug, BethlehemGa naar voetnoot1), Harrismith en Vrede waren er nog geenen, die het wapen afgelegd hadden. Dit zou later geschieden. Allen te zamen waren er acht duizend burgers. Van het begin van Maart tot het einde van Mei, werden de burgers van de districten van Hoopstad, Jacobsdal, Fauresmith, Philippolis, Bethulie, Smithfield, Rouxville, Wepener, Bloemfontein en het zuidelijke deel van Ladybrand, die het wapen hadden afgelegd, en te huis waren gebleven, ongehinderd door Lord Roberts gelaten, voor zoover het hun persoon betrof, na mijne commando's uit die districten verlaten hadden, en noordwaarts gegaan waren. Ik lag nu te Frankfort, wachtende op de ammunitie, die van Greylingstad-station komen moest. Terwijl ik hier was besloot de Regeering, op aanbeveling van eenige officieren, dat de rang van vechtgeneraal afgeschaft zou worden, en tengevolge van dat besluit traden alle officieren van dien rang af. Ik kon mij hiermede niet te vreden stellen en verkreeg in plaats van den rang van vechtgeneraal dien van assistent-hoofdcommandant. Onmiddelijk stelde ik toen als zoodanig aan de oud-vechtgeneraals Piet De Wet, C.C. Froneman, Philip Botha en Paul Roux. | |
[pagina 139]
| |
HOOGE OEVERS VAN DE RHENOSTER RIVIER TOT BEDEKKING DIENENDE VOOR DE BOEREN.
|
|