De strijd tusschen Boer en Brit. De herinnering van den Boeren-generaal
(1902)–C.R. De Wet– Auteursrecht onbekend
[pagina 66]
| |
Hoofdstuk VII.
| |
[pagina 67]
| |
Ik begon door zoo goed ik kon mijne commando's te concentreeren te Modderrivierspoort - Poplar Grove - tien mijl ten oosten van waar Gen. Cronjé zich overgegeven had. Ik had tijd dit te kunnen doen, want Lord Roberts rustte van den 24sten Februari tot den 7den Maart, om wat bij te komen, na hij het reuzenwerk van het nemen van Gen. Cronjé's lager volbracht had. Hij zal wel zijn gedachte met meer dan het rusten zijner troepen bezig gehouden hebben, want voor onze twee honderd dood en gewond, had hij zeker een gelijk getal duizenden verloren. CRONJÉ'S GESCHUT BIJ MODDERRIVIER.
De rust dan, die hij nam, kwam mij goed te pas, en ik kon bestellingen maken in betrekking tot de versterkingen, die ik nu elken dag, van bijna alle kanten kreeg. Maar wat hoorde ik, terwijl ik hiermede bezig was? - Ladysmith werd door Gen. Buller ontzet op 1 Maart, Gen. Gatacre nam Stormberg op den 5den, en Gen. Brabant was aan het drijven van de Boeren voor zich uit. Dit alles was de vrucht van Gen. Cronjé's overgave. En niet alleen was het dat die overgave een nadeeligen invloed op ons had: zij sterkte en bemoedigde den vijand ook. Dit bleek uit het antwoord, dat Lord Salisbury aan het vredesvoorstel onzer | |
[pagina 68]
| |
beide Presidenten op den 5den Maart gaf. Maar hierop kom ik straks terug. Op den laatsten dag, die wij te Poplar Grove waren, kwam het oude Hoofd der Zuid-Afrikaansche Republiek, President Kruger, ons bezoeken. Hij had de reis van Pretoria tot Bloemfontein per spoor afgelegd, en het was den eerwaardigen man niet te veel geweest van onze hoofdstad naar ons - 96 mijl ver - in een paardenwagen te komen. Ongelukkig kwam hij bij ons aan op den 7den Maart, toen Lord Roberts juist met een macht, die een breedte van tien mijl had, in optocht was naar onze lagers, die ik in stellingen over een lengte van twaalf mijlen langs de Modderrivier geposteerd had. Ik zag geen kans er voor dat de oude President zelfs uitspannen zou, daar ik vernomen had, dat des vijands rechtervleugel reeds Petrusburg genaakte. De President was, echter dien morgen reeds twaalf mijl op een zwaren van den regen natten weg gekomen, en er moest wat uitgespannen worden om de paarden rust te geven. Maar de tuigen waren nauwelijks van de moede trekdieren genomen, toen een onjuist heliogram mij bereikte meldende dat de Engelschen Petrusburg reeds in bezit hadden. De President moest nu dadelijk terug. Toen hij zijn wagen beklommen had, was ik ook te paard gestegen, en reed, zonder verzuim naar de stellingen. Dan - welke bittere vruchten moest ik plukken van Cronjé's overgave! Een schrik was op de burgers gevallen, en toen de Engelschen nog niet zoo nabij gekomen waren, dat zij met goed gevolg met hun geschut op onze posities konden schieten, vond een wilde vlucht uit al de stellingen plaats. Er was aan den kant der burgers geen poging zelfs om ze, hoe prachtig zij ook waren, te houden. 't Was een vlucht, zooals ik vóór dien tijd niet gezien had, en na dien tijd niet zien zou. Wat ik ook deed kon ik, en konden mijne officieren geen burger keeren van achter de wagens en kanonnen aan te vluchten. Ik spande al mijne krachten in. Twee paarden, die zoo goed waren, als maar gevonden konden worden, werden door mij dien dag kapotGa naar voetnoot1) gejaagd. 't Was alles te vergeefs. - Gelukkig kwamen de Engelschen niet snel voorwaarts, anders hadden zij alles dien dag genomen. | |
[pagina 69]
| |
In den avond kwamen wij op de plaats van den heer Charles Ortel, Abrahamskraal, ongeveer achttien mijl van Poplar Grove. De vijand kampeerde anderhalf uur te paard van ons. Den volgenden dag wilden de burgers maar niet weg, en het was alleen met de grootste moeite dat zij tegengehouden en bewogen werden in positie te gaan. Ik ging met den grootsten spoed, dien dag naar Bloemfontein om de Regeering te raadplegen over zaken in 't algemeen, en om ookHOSPITAAL VAN HET DUITSCHE ROODE-KRUIS TE PAARDENBERG.
te zien hoe de stellingen ter verdediging van de hoofdstad ingericht moesten worden. Rechter Hertzog en ik gingen uit en ik beschikte honderd man, die in de forten daar waren, met kaffers, slooten te graven en schansen op te werpen. Op den morgen van den 18den Maart te 9 ure was ik te Abrahamskraal terug. Daar waren Gen. Piet de Wet, die van Colesberg een paar dagen, vóór de wilde vlucht, met zijne commando's aangekomen was, en Gen. De la Rey, die op den 7den Maart arriveerde. Deze twee generaals te zamen met Genn. Andries Cronjé, Philip Botha en Froneman hadden de burgers in posities geplaatst. Het duurde nu niet lang vóór het vechten begon. 't Was meer een kanonnengevecht. De Engelschen bombardeerden verschrikkelijk op Abrahamskraal, en later op Rietfontein, waar | |
[pagina 70]
| |
Gen. De la Rey met Transvalers en ook gedeelten van Vrijstaatsche commando's posities hadden. Hier deden zij den meest gedetermineerden aanval, maar met prachtige dapperheid sloegen de burgers onder Gen. De la Rey dien met zwaar verlies terug. Van hetgeen Gen. De la Rey echter hier uitrichtte, wil ik geen verslag doen, daar hij daarvan zelf een beschrijving gaat geven. De slag duurde van tien ure 's morgens totdat de zon onderging, en toen hadden de burgers de stellingen nog behouden. Zij hadden prachtig wederstand geboden. Hunne dapperheid ging allen lof te boven, en men kon het nauwelijks verstaan, dat het dezelfde burgers waren, die van Poplar Grove zoo verschrikt gevlucht hadden. En toch bleven zij in de posities niet, na de zon ondergegaan was. Zij verlieten die, alsof een schrik zich van hen opnieuw had meester gemaakt, en weken in de richting van Bloemfontein. Daar was er nu een macht van vijf duizend burgers blindelings voor den vijand wijkende. Men verstaat dat het moeilijk viel hen in orde te houden. Maar Bloemfontein lag voor ons! De gedachte eraan dat de hoofdstad in gevaar was zou wel moed aan de moedeloozen geven. Ik rekende er op en nam mij voor daar te staan zooals nooit te voren. Hier moet ik, vóór ik verder ga, vanhet vredesvoorstel gewagen dat de beide Presidenten op den 5den Maart aan het Britsche Gouvernement deden. Zij verklaarden, en riepen daarvoor God tot getuige, dat zij voor niets anders dan de onafhankelijkheid der beide Republieken vochten, en vroegen of er niet, met die onafhankelijkheid als basis vredesonderhandelingen aangeknoopt konden worden. Lord Salisbury antwoordde - en hoe dikwijls heeft hij sedert hij dat antwoord zond, hetwelk niets anders dan een scheeve voorstelling, ja een onwaarheid is, het herhaald - dat de Republieken zelve door het Ultimatum den oorlog in het leven geroepen hadden; en verder dat hij nooit in de onafhankelijkheid der beide Staten kon toestemmen: hij eischte onvoorwaardelijke overgave.Ga naar voetnoot1) Onvoorwaardelijk konden de Regeeringen zich natuurlijk niet overgeven, en de oorlog zou nu maar moeten voortgezet worden tot het bittere einde toe. Zij besloten een deputatie naar Europa te zenden. Die bestond uit de heeren Abraham Fischer, en Cornelis | |
[pagina 71]
| |
POPLAR GROVE. - RECHTERVLEUGEL VAN DE BOEREN-POSITIE.
| |
[pagina 72]
| |
H. Wessels, leden der Volks- en Uitvoerenden raad van den Oranje Vrijstaat (laatstgenoemde was ook voorzitter van den Volksraad) en Daniel Wolmarans, lid van den Eersten Volksraad der Zuid-Afrikaansche Republiek. Deze deputatie werd over Delagoa Baai gezonden.Ga naar voetnoot1) Maar waarom werd de deputatie naar Europa gezonden? Was het omdat de Regeeringen op interventie rekenden? Ik kan dit beslist tegenspreken. Dit was iets dat noch de Vrijstaat, noch de Transvaal ooit van droomde, en niets hierop gelijkende werd gezegd door President Steijn, toen hij de burgers te Poplar Grove toesprak: ook sprak hij, in geene van zijne toespraken later in dien zin. Het doel was enkel en alleen dat de deputatie onze zaak voor de wereld zou brengen. En zij heeft dit gedaan, en daardoor ontegenzeggelijk veel uitgericht. Zij heeft geholpen om de sympathie van de wereld voor ons te winnen. En ik geloof, dat er geen twijfel aan bestaat, dat hoe verschrikkelijk tegen alle beschaafde wijzen van oorlogvoeren Engeland den strijd voortzette, het toch met ons erger kon gegaan zijn, als wij deze sympathie van de wereld niet hadden.
Een paar dagen vóór de vlucht van Poplar Grove plaatsvond had ik Danie Theron als kapitein van een verkenningscorps aangesteld. Ik deed hem nu met zijn corps achter blijven om mij gedurig op de hoogte van de bewegingen van Lord Roberts te houden, en ging naar Bloemfontein. Daar plaatste ik de burgers in positie, en deed hen zich bezighouden met schansen op te werpen. Deze schansen | |
[pagina 73]
| |
STINKFONTEINFARM. - NA HET BOMBARDEMENT.
| |
[pagina 74]
| |
strekten zich van het westen tot het zuiden om, en waren van vier tot zes mijlen van de stad. Op den avond van den 12den Maart daagde Lord Roberts op en vonden een paar kleine schermutselingen plaats aan onze linker posities, ten zuiden van de stad, doch niets van belang gebeurde, en een ieder wachtte met allerlei aandoeningen op den volgenden dag. Die dag, de 13de Maart, dacht ik zou de dag zijn waarop men vechten zou met geen gedachte aan wat het kosten zou; en dat, als Bloemfontein toch ingenomen moest worden, het dan zou zijn over onze doode lichamen heen. Met dit voor oogen stelde ik alles in orde. Laat in den avond ging ik van stelling tot stelling en sprak de officieren en burgers toe. Ik moedigde hen aan, zeide dat een ieder zich dapper gedragen en onze hoofdstad tegen elken prijs verdedigen moest. De beste geest heerschte onder de burgers, en op aller aangezicht kon gelezen worden dat men vast besloten was daar te staan of te vallen. Maar wat hoorde ik toen ik, tegen tien of elf uur van de westelijke posities, rechts, bij die van den linker vleugel kwam? Commandant Weilbach had reeds vroeg in den avond zijne stellingen daar verlaten! Het was mij nu onmogelijk in den nacht hem te vinden, en ik moest van andere commando's burgers wegnemen en ze naar de verlatene stelling zenden. Toen dezen daar kwamen, vonden zij, dat de Engelschen reeds vroeg kort na Com. Weilbach weg was, zijne stellingen, die de sleutel tot Bloemfontein waren, ingenomen hadden. Alles dat nu gedaan kon worden werd gedaan; maar door de lafhartigheid van één commandant, die al te Poplar Grove had afgezet moeten geweest zijn, moest nu alles op mislukking uitloopen. Ik bracht den ganschen nacht door zonder een oogwenk te slapen.
De morgen van den 13den Maart 1900 daagde. Pas was de zon opgegaan of de Engelschen, die de posities van Com. Weilbach ingenomen hadden, begonnen daaruit op onze daaraan naast gelegene posities van de zijde te bombardeeren. En daar ging het! Die positie werd opgegeven. Toen werd de een na de ander verlaten. Want toen de burgers van de eene stelling zagen dat die van een ander weken, gingen zij | |
[pagina 75]
| |
ABRAHAMS KRAAL. RECHTERVLEUGEL VAN DE BOEREN-POSITIE.
| |
[pagina 76]
| |
ook weg. Bijna allen verlieten hunne posten zonder een enkel schot te schieten. Wat ik en mijne officieren ook deden, wij konden de burgers niet keeren, allen weken noordwaarts, en
Bloemfontein werd haast zonder een schot te schieten door Lord Roberts ingenomen. | |
[pagina 77]
| |
BLOEMFONTEIN.
|
|