De strijd tusschen Boer en Brit. De herinnering van den Boeren-generaal
(1902)–C.R. De Wet– Auteursrecht onbekend
[pagina 52]
| |
Hoofdstuk VI.
| |
[pagina 53]
| |
BLAUWBANK. - DE BOERENMACHT NAM HIER HET EERST DE KOPJES.
| |
[pagina 54]
| |
nemen, welke omtrent twee-en een halve mijl ten zuidoosten van het lager waren. De gebouwen en kralen waren omtrent duizend schreden meer ten noorden van deze randjes, en in een rechte lijn misschien een paar honderd verder van het lager. Wij gingen nader. Toen wij zoowat twaalf of veertien honderd pas van de huizen van Stinkfontein kwamen, zagen wij dat die sterk door troepen bezet waren. Asst. Gen. Ph. Botha en ik spaken nu met elkander af, dat hij de huizen, kralen en tuinmuren, en ik de randjes bestormen zou. Wij deden dit en, hoewel een geweldig geweervuur op ons losbarstte schrikte ons dit niet af. Wij zagen het lager van Gen. Cronjé ingesloten en waren met slechts een gedachte vervuld - of wij het niet ontzetten konden. Wij dreven de Engelschen uit. Zij lieten dooden en gewonden achter en wij namen zestig krijgsgevangen. Onafgebroken bleef nu het vuur van den vijand op ons; maar wij hadden tamelijk goede posities. Niettegenstaande dit, echter, verloren wij twee man, en verscheidene onzer paarden werden gedood en gewond. Twee en een halven dag - van 22 tot 25 Februari - bleven wij daar en toen moesten wij de posities afgeven. Drie man van ons werden gedood, zeven werden gekwetst en veertien gevangen genomen bij het verlaten der stellingen. Maar de lezer eischt, met recht, daar de overgave van Cronjé één der belangrijkste hoofdstukken in de geschiedenis der twee Republieken is, meer bijzonderheden. Ik voldoe aan dien eisch als volgt: Nadat wij de posities genomen hadden deed ik ons Krupp- en Maxim-Nordenfeldt nader komen. Zij waren achtergebleven, want met ons geweldig oprukken waren de trekdieren van het grof geschut, alsmede de rijpaarden van sommige burgers zoo tamGa naar voetnoot1) geworden dat de stukken en al de burgers niet tegelijk met ons aankwamen. Wij konden echter ons geschut nu niet in positie plaatsen, omdat de randjes zoo vol klippenGa naar voetnoot2) waren dat wij eerst een pad moesten maken. Ik wilde ook met de klippen goede kanonforten bouwen, want ik wist dat een ontzettend bombardement op ons | |
[pagina 55]
| |
BLAUWBANK - ZIENDE OP DE BOERENPO SITIE VANWAAR HET BRITSCH CONVOOI WERD GENOMEN.
| |
[pagina 56]
| |
arm Kruppje en het Maxim-Nordenfeldt zou geopend worden, zoodra zij zich lieten hooren. In den nacht maakten wij de schansen en de stukken werden zeer vroeg den volgenden morgen daarin geplaatst. Toen het begon te lichten bestookten de Engelschen ons weder en wij antwoordden hen met Krupp en Maxim-Nordenfeldt. Wij moesten, echter, zuinig met onze ammunitie te werk gaan, want onze voorraad was beperkt, en van Bloemfontein zouden wij niet binnen vijf dagen weer kunnen krijgen. Nu was de weg reeds den vorigen dag zóó voor onze komst voor Gen. Cronjé geopend, dat hij zou hebben kunnen ontkomen. Hij zou wel zijn lager moeten hebben achtergelaten, maar dan zouden toch hij en zijn manschappen zijn gered geweest. Den vorigen dag, dan, was de weg, door het wijken der troepen tusschen ons en het lager geopend. Toen nu onze stukken schoten ging die voor Gen. Cronjé wijder open. Hij kwam echter niet uit! Had hij het maar gedaan, dan zou zijn verlies minder groot geweest zijn dan het werd door zijn vastkleven aan het ongelukkige lager, dat hij maar niet wilde prijsgeven. De wereld zal eerbied hebben voor den grooten generaal en zijne dappere burgers: en zeg ik iets afkeurends van zijn blijven in het lager, dan is dit alleen omdat ik meen dat hij zijn krijgsmanszin had moeten opofferen aan het heil van het volk, dat hij niet had dapper moeten zijn ten koste van zijns lands onafhankelijkheid, waaraan hij zoo vurig verknocht was als ik of eenig ander mensch. Niet allen bleven bij Cronjé in het lager. Toen ik op den tweeden dag den weg met de kanonnen nog wijder geopend had, joegen daaruit naar ons toe Com. Froneman en Com. Potgieter (Wolmaransstad) met twintig man. Hoewel wij weinig in getal waren, hadden de Engelschen toch last aan ons, en begonnen met hun krijgslist van omtrekken. Zij zonden sterke colonnes cavalerie met grof geschut wijd om ons. Het eenige plan voor ons was om hen in dit doel te stuiten. Ik nam derhalve het Krupp en het Maxim-Nordenfeldt uit de posities, en verdeelde mijne kleine macht in drieën. Eén deel liet ik in de stellingen, - een ander zond ik met het Krupp om den rechter-, en het derde deel zond ik met het Maxim-Nordenfeldt om den linkervleu- | |
[pagina 57]
| |
GENERAAL P. CRONJE.
gel der Engelschen terug te houden; want ik wilde met Gen. Cronjé niet ingesloten worden. Het gelukte ons de vleugels telkens terug te schieten. Toen de vijand zag dat hij niet omtrekken kon, veranderde hij | |
[pagina 58]
| |
zijn taktiek en latende zijne vleugels staan waar zij waren, om onze manschappen ook daar te houden, viel hij ons, op den middag van den 20sten in het midden aan, met een sterke macht van voetvolk. Hij slaagde erin één onzer posities intenemen; die namelijk van één van Com. Spruits officieren; Veldc Meyer. Deze officier kon onmogelijk den aanval terugslaan en retireerde, toen het donker werd, tot een andere stelling, een kleinen rand ongeveer twee, drie honderd pas achterwaarts, welke hij nu krachtdadig hield. De Engelschen hieven een groot geschreeuw aan, toen zij in de verlatene positie kwamen en Com. Spruit, niet wetende wat het beteekende, en, meenende dat zijne manschappen nog in positie waren. ging daar alleen heen. ‘Hoe gaat het met julle?’ riep hij uit. ‘Hands up!’ gaven de Engelschen ten antwoord. Er was voor den commandant niets over dan zich gevangen te geven. De soldaten namen hem over een randje en staken een licht aan om te zien wie hij was. Zij ontdekten toen uit papieren in zijn zak dat hun gevangene een voorname persoon was, en hieven weder juichkreet op juichkreet aan.Ga naar voetnoot1) Ik dacht toen ik het geschreeuw hoorde dat de vijand een verderen aanval wilde beproeven en gaf order dat men de posities houden zou wat ook gebeurde, want die waren de sleutel tot Gen. Cronjé's ontkoming. Er werd echter geen aanval gedaan. Toch daar niemand denken kon, dat de tweeduizend man voetvolk de stellingen die zij half ingenomen hadden opgeven zouden, verwachtte elkeen een bloedigen aanval op den volgenden morgen. De | |
[pagina 59]
| |
stellingen moesten dus gehouden worden, want ontkwam Gen. Cronjé niet, zou dit een ramp voor onze groote zaak zijn. Ten volle onder den indruk hiervan bleven allen dien nacht op hunnen post. Niemand sliep: en zoo ging de nacht langzaam voorbij. ‘Fall in,’ hoorden wij kort vóór het begon te lichten. Wat zal dat beteekenen? Iedereen ligt, zit of staat nu in zijn positie strak in het donker starende, en verwacht elk oogenblik een aanval. Wij houden onzen adem in en luisteren of wij niet het geruisch van naderende voetstappen hooren kunnen. Het wordt alGEVANGEN SCHOTTEN NA DEN SLAG BIJ MAGERSFONTEIN IN HET BOERENLAGER
lichter. Kan het mogelijk zijn? - Ja, onze oogen bedriegen ons niet! De vijand is weg! | |
[pagina 60]
| |
Verbazing vervult ons. De vreugde staat op een ieders aangezicht te lezen. Bijna elkeen zegt: ‘Als Gen. Cronjé het nu maar doen wil!’ - 't Was de morgen van den 25sten Februari. De vijand liet het niet daar. Te negen ure trok hij met twee sterke vleugels rechts en links om ons. Ik had maar een paar schoten voor het Krupp en dertig voor het Maxim-Nordenfeldt; en die laatste ammunitie zou ik nu op die vleugels wegschieten. Ik zond één stuk rechts, het ander links, en de Engelschen werden in hun gang gestuit. Ik had bevolen dat, als het laatste schot gevuurd was, moesten de kanonniers het geschut in veiligheid brengen, en dat in de richting van Petrusburg. Ik zag weldra dat zij dit deden en ik wist dat de ammunitie uitgeput was. De burgers, die met de kanonnen de vleugels trachtten terugtehouden, nu niet meer ondersteund zijnde door grof geschut, waren tegen de overmacht niet bestand; en, kort na de kanonnen weg waren, zag ik hen retireeren - later noemden de Boeren dit ‘trappen.’ Wat kon ik doen? Ik werd onophoudelijk door kanonnen gebombardeerd, en was van den morgen door kleine geweren hevig bestookt. Dit alles kon ik, echter, nog uithouden. Maar nu trok de vijand mij om. Hoe bitter het dus voor mij was, werd ik verplicht den sleutel tot de ontkoming van Gen. Cronjé optegeven. In allen haast beval ik dat de posities verlaten zouden worden. De burgers hadden ook al gezien dat dit onvermijdelijk was, en hadden aan mij gezegd: ‘Als wij hier blijven, Generaal, dan worden wij met Gen. Cronjé ingesloten.’ Allen kwamen uit, behalve Veldcor. Speller van het dorp Wepener, die tot mijn innigen spijt daar met veertien man gevangen werd. Dit gebeurde daardoor, dat mijn adjudant, die het order aan hem ook moest brengen, hem in de verwarring vergat. Toen Veldcor Speller ontdekte, dat hij met zijn veertien man alleen achter bleef verdedigde hij zich (zooals ik later hoorde) met groote dapperheid totdat hij met geweld gevangen genomen werd. Het kostte de Engelschen menige dooden en gewonden om hem uit zijn schans te halen. Hoewel ik gezien had, dat het een hard en ver jagen zou zijn om uittekomen, had ik toch niet gedacht dat het wel zoo nauw zou gaan. | |
[pagina 61]
| |
De Engelschen hadden zeer snel posities rechts en links met kanonnen en Maxims ingenomen, en wij moesten ruim negen mijlen onder het vuur daarvan jagen. Op die langen afstand, waar wij ook van klein geweren bestookt werden verloren wij - 't is wonderlijk te zeggen - niet meer dan één dood en één gewond en eenige paarden. De posities, die wij verlaten hadden namen de Engelschen nu in en sloten Gen Cronjé aldus zóó in dat het voor hem er niet aan te denken viel daar te ontkomen. ENGELSCHE TROEPEN EENE RIVIER OVERTREKKEND.
Juist toen wij buiten het vuur des vijands geraakt hadden, kwamen de voorsten van versterkingen, die wij van Bloemfontein verwachtten, waaronder waren Commandd. Theunissen van Winburg en Vilonel van Senekal - allen onder het opperbevel van Vechtgen. Andries Cronjé. Dadelijk kwamen de officieren bijeen, en werd er beraadslaagd wat gedaan kon worden om Gen. Cronjé te ontzetten. Men besloot mijne verlatene stellingen te trachten te hernemen. Doch nu was | |
[pagina 62]
| |
het terrein zoo veranderd dat er drie posities waren, die genomen moesten worden. Men kwam overeen dat de aanval met drie afdeelingen gedaan zou worden. Gen. Philip Botha zou met Com. Theunissen de door ons verlatene posities te Stinkfontein nemen, Gen. Froneman de eerste posities ten noorden daarvandaan, en ik met Gen. Andries Cronjé andere nog meer ten noorden. De aanval werd den volgenden morgen gedaan. De bestorming van Gen. Botha liep op een mislukking af, welke grootelijks daaraan te wijten was, dat het licht werd vóór hij de stellingen bereikte. Een hevig gevecht vond plaats, met het gevolg dat Com. Theunissen met ongeveer honderd man gevangen werd. Of Com. Theunissen te onverschillig injoeg, en of hij niet voldoende gerugsteund werd door Gen. Botha valt mij moeilijk te zeggen, daar ik de toedracht van zaken uit mijn positie niet goed kon waarnemen. Toen wij terug kwamen van de bestorming, waren er burgers, die tegenwoordig waren geweest, die Gen. Botha beschuldigden. Hij zelf verklaarde dat Com. Theunissen te onvoorzichtig injoeg. Hoe het zij, men was in de poging niet geslaagd, de positie was niet genomen en Com. Theunissen was met honderd onmisbare burgers gevangen genomen. En wat erger was een schrik was nu reeds op de burgers gevallen. Die schrik was het begin van de groote paniek, die door de vangst van Gen. Cronjé met zijn duizenden in 't leven geroepen zou worden. Ik wilde de zaak nog niet opgeven. Danie Theron, de alombekende en onvergetelijke kapitein van rapportrijders, was met de versterking den vorigen dag medegekomen. Ik vroeg hem of hij niet een mondeling rapport - schriftelijk durfde ik niet wagen te zenden, uit vreeze dat het in de handen van den vijand zou vallen - naar Gen. Cronjé wilde innemen. Het antwoord, dat ik van een held, zooals Danie Theron kon verwachten, klonk dadelijk, fier en duidelijk: ‘Ja, Generaal, ik zal gaan!’ 't Was een waagstuk dat ik hem voorstelde te doen, zooals niet overtroffen zou worden in onzen ganschen bloedigen strijd. Ik nam hem toen alleen en zeide dat hij aan Gen. Cronjé moest gaan zeggen, dat onze geheele zaak er van afhing dat hij met zijn duizenden zou uitkomen, en dat, indien hij in de handen van den vijand viel, dat een nekslag aan ons geven zou. Ik sloeg een weg | |
[pagina 63]
| |
UIT HET LEGER VAN CRONJE. BIJ PAARDENBERG.
| |
[pagina 64]
| |
voor hoe hij uitkomen kon. Hij moest namelijk het lager met alles daarin in den steek laten en des nachts doorvechten, waar ik hem op zekere plaatsen op twee punten te gemoet zou komen en van waar ik dan de Engelschen verhinderen zou hem te achtervolgen. Danie Theron ondernam door de linies des vijands te gaan en deze boodschap aan Gen Cronjé te brengen. Hij ging van mij weg in den nacht van den 25sten Februari. Den volgenden nacht ging ik waar ik Gen. Cronjé besteld had, doch, tot mijn groote teleurstelling daagde hij niet op. Op den morgen van den 27sten Februari was Danie Theron weder bij mij. Hij had een daad gedaan, die ongeëvenaard is in onzen oorlog. Hij had tusschen de wachten der Engelschen doorgekropen, heen en terug. Zijn broek was aan flarden met het kruipen gescheurd, ja, het bloed liep van zijn beide knieën waar het vel van afgeschaafd was. Hij deelde mij mede, dat hij den Generaal gezien had en dat die hem gezegd had dat hij geen goed kon zien in het plan, dat ik voorgesteld had. Te 10 ure denzelfden dag, gaf Generaal Cronjé zich over. Bitter was mijne teleurstelling. Helaas! mijn laatste poging was ook te vergeefs geweest. De onverzettelijke Generaal wilde naar goeden raad niet luisteren. Ik moet hier herhalen, dat, zoover ik Gen. Cronjé kende zijn blijven in het lager daaraan moet toegeschreven worden, dat het van hem, onverschrokken dappere held die hij was, te veel geëischt was zijn groot lager in den steek te laten. Hij meende dat hij, als man daarbij staan of vallen moest; en hij dacht niet aan wat de uitwerking van zijn vangst zou kunnen zijn. Hij dacht er niet aan dat daardoor een nekslag aan vele burgers zou kunnen gegeven worden, en dat die grootelijks de oorzaak kon worden van een onbeschrijfelijke schrik in al de lagers in het veld - niet alleen daar, maar te Colesberg, Stormberg en Ladysmith. Want als Cronjé, de man die het hoogste geroemd werd, gevangen werd, hoe zou een gewone burger nog den moed hebben om te volharden? Het kan zijn dat het 't doel van God was, die de lotgevallen van elk volk op aarde beschikt, om den kelk in te schenken, dien wij daar ledigen moesten; doch dit neemt niet weg dat het gedrag van Gen. Cronjé niet te verschoonen is, daar hij, indien hij geluisterd had, en den aanval des nachts beproefd had, zoo doorgekomen kunnen zijn. | |
[pagina 65]
| |
Ik hoor iemand zeggen dat, daar Gen. Cronjé's paarden alle doodgeschoten waren, het toch een mislukking zou geweest zijn, en dat hij toch door Lord Roberts' macht achtervolgd en ingehaald zou geworden zijn. Het antwoord ligt voor de hand. De Engelsche lagers gebruikten toen ter tijd nog niet de National Scouts, de kaffers en de hottentotten, die ze des nachts, zoowel als des daags konden leiden. Behalve dit had ik met de versterking, die ik gekregen
TYPISCHE BOERENGROEP UIT HET LAGER VAN CRONJE.
had, ongeveer 1600 man onder mij, en zij konden veel doen om den vijand tegen te houden totdat Gen. Cronjé weg was... Geen pen kan beschrijven wat in mij omging toen ik zag dat Cronjé zich overgaf, en wat de uitwerking daarvan op de burgers was. Op aller aangezicht stonden verslagenheid en moedeloosheid te lezen. Die versaagdheid - ik zeg niet te veel - werkte door tot het einde van den oorlog. |
|