vuur op ons was nu hevig en onafgebroken. Hunne kogels floten en sisten over ons heen, en spatten tegen de klippen. Niet minder fel werden zij door ons beschoten en het gevolg was dat na een korten tijd een paar witte vlaggen uit de kralen op hun linker vleugel in de lucht rezen, terwijl het schieten daar ook plotseling afbrak. Ik gaf dadelijk order het vuur te staken en ging voorwaarts naar den vijand toe.
Plotseling brak de vijand op ons weer los. Wij hervatten het schieten met verdubbelden ernst. Maar het duurde niet lang. Weldra werden uit al de kralen witte vlagjes geheschen en was de slag door ons geleverd.
Ik wil hier niet zeggen dat er een misbruik van de witte vlag was. Ik neem aan wat men mij na den slag zeide, dat men, namelijk, in den oostelijken vleugel niet gezien had, wat in den westelijken gedaan was, en daarom het schieten voortgezet had.
Die nu in dezen slag aan onzen kant deel namen waren slechts de driehonderd Heilbronschen, twintig Kroonstadschen, en veertig of vijftig Johannesburgsche policie, onder kapitein van Dam, die gedurende het gevecht op het tooneel kwamen en zich zeer dapper gedroegen. Maar van de drie honderd Heilbronschen, waren ook niet allen in het gevecht, want eenigen moesten wij bij de paarden aan den voet des bergs laten en anderen bleven, zooals toen nog gewoonlijk gebeurde, achter klippen bij de eerste veilige positie, die zij bereikten liggen. Ik heb, toen de slag voorbij was, er nauwkeurig op gelet en kan verklaren dat het niet meer dan twee honderd mannen waren, die werkelijk den slag leverden. Ons verlies was vier dood en vijf gewond.
Wat het verlies der Engelschen betreft, kan ik dit zeggen dat ik zelf twee honderd drie aan dood en gewond telde; hoewel ik er niet voor kan instaan dat er niet meer waren op plekken, waar ik hen niet bereiken kon. De gevangenen, die ik vier diep voor mij voorbij deed marcheeren, waren achthonderd zeventien in getal.
Wij kregen ook in bezit twee maxims en twee bergkanonnen. Zij waren echter onklaar, en de vijand had daarmede niet gevochten. De krijgsgevangenen zeiden ons, dat het grofgeschut op muilezels geladen was, en dat deze dieren in den nacht schrikten en uit de hand rukten, met het gevolg, dat niet al de gedeelten van de kanonnen op den berg kwamen. Wij vonden de muilen met de ontbre-